‘Tytgat was een verhalenverteller. In één
beeld ontspint zich een veelheid aan scenario’s.’
Nog tot 15 april loopt in
M-Museum Leuven de tentoonstelling Herinnering aan een geliefd
venster over Edgard Tytgat (1879-1957), die behoorde
tot de groep van Vlaamse
expressionisten rond het tijdschrift Sélection.
‘Voor het samenstellen van deze expositie zijn we vanuit het duister
vertrokken. Bijna letterlijk.’, schrijft conservator Peter Carpreau in de
inleiding bij de tentoonstellingscatalogus. Veel van Tytgats werk is nooit
eerder aan het publiek getoond omdat het in privécollecties zit. Basis voor
deze tentoonstelling was de oeuvrecatalogus uit 1965, die Tytgat zelf samen met
Albert Dasnoy heeft samengesteld.
Museum Leuven wil, voornamelijk met Tytgats
olieverfschilderijen, een ‘nieuw verhaal’ schrijven omdat gaandeweg de indruk
ontstond dat het werk van de kunstenaar niet echt goed gekend was, hoewel hij
steeds met veel respect werd behandeld. Herinnering
aan een geliefd venster wil een eerste stap zijn in een (her)ontdekking en
een uitnodiging om Tytgat ‘te bevrijden van de bestaande vooroordelen.’
De inzichtelijke tentoonstellingscatalogus
opent met drie essays. Klara Rowaert situeert Tytgat in ‘Van naïeve schilder
tot complexe geest’ in de kunstwereld van het begin van de 20ste
eeuw. Tytgat, is moeilijk onder te brengen bij een bepaald ‘-isme’ en hij had
ook een grondige aversie tegen alle soorten -ismen). Hij stond kritisch tegenover
de kunstwereld van zijn tijd, die naar zijn mening ‘overspoeld [werd] door mensen zonder talent’. De oorzaak
legt hij bij de kunstcritici en de pers, en ‘het monopolie van waarden en
normen van de academies een de salons.’
Peter Carpreau brengt in ‘Suzjet, stijl en
fabula’ Tytgats narratieve strategieën in kaart en hij onderzoekt hoe zijn
stijl drager van betekenis is. Tytgat paste verschillende narratieve
strategieën toe, combineerde ze ook binnen één werk, wat zeldzaam is in de
geschiedenis van de beeldende kunst. De betekenis van zijn stijl houdt in de
eerste plaats verband met de mate van intimiteit in zijn werk, met ‘een vrijere
toets’ voor portretten van mensen die hij kende, en een modernistische stijl
voor ‘ambitieuzere werken met een narratieve gelaagdheid.’ Inspiratie voor zijn
‘vertellingen’ zijn zowel autobiografische elementen als elementen uit het
collectieve culturele geheugen. Conclusie is dat het werk van Tytgat een
‘monumentaal complex van betekenissen’ is en dat de betekenis van een werk pas
ten volle ‘tot ontplooiing komt in relatie tot andere beelden.’
In het derde essay, ‘Het huis Tytgat’,
reflecteert filmregisseur Gust Van den Berghe over Tytgats ‘vreemde, unieke
eigenschap te twijfelen binnen zijn eigen dromen, alsof hij nooit echt bevrijd
schildert […] hij herinnert ons aan een vorm van verwondering, die we ooit
gehoopt hadden te kunnen bewaren, maar reeds lang verloren hebben.’ Er schuilt
ook een existentieel gemis in zijn werk, tastbaar aanwezig maar niet onthuld. Het
venster is daarbij een leidmotief.
De catalogus van schilderijen is opgedeeld in
zes thematische onderdelen, telkens ingeleid met een citaat van de schilder uit
onuitgegeven teksten en een beknopte, heldere karakterisering van de groep
werken die volgen.
Peter Carpreau e.a.: Edgard Tytgat. Herinnering aan een geliefd
venster, Ludion, Antwerpen 2017, 159 p. ill. ISBN 9789491819773.
deze pagina printen of opslaan