Hugo
Claus, Con amore is de titel van de tentoonstelling
die Marc Didden voor Bozar samenstelde naar aanleiding van het tienjarig
overlijden van de grote Belgische schrijver. Dat wordt in de bijbehorende
catalogus te pas en te onpas benadrukt, want het is natuurlijk een publicatie
van een nationale instelling! Het boek van de expo bevat behalve het
beeldmateriaal dat in Brussel getoond wordt ook een aantal teksten: naast de
obligate inleiding van de minister van cultuur zijn dat een verantwoording van
de curator, een tekst over Claus als speelvogel door Bernard Dewulf, Caroline
Lamarche over Claus in Franstalig België, Kurt De Boodt (& Paul Dujardin,
maar die heeft er natuurlijk geen letter van geschreven) over Claus’ relatie
tot het Paleis voor Schone Kunsten, en ten slotte een herinnering van Suzanne
Holtzer, Claus’ redactrice bij De Bezige Bij. Gedichten van de meester zelf
larderen het geheel, en Remco Camperts in memoriam mag de bundel afsluiten. En
o ja, dan is er nog een beetje een beschamende bijdrage van dichteres Tjitska
Jansen – gênant niet alleen omwille van de persoonlijke ontboezemingen over
haar liefdesleven, maar ook omdat ze meent een antwoord te moeten verzinnen op
de prachtige reeks ‘Nu nog’ van Claus.
Over de teksten moet worden
gezegd dat ze allemaal nogal anekdotisch zijn – iedereen wil hier graag
etaleren op welke wijze hij of zij met Claus in contact gekomen is en welke –
grote, uiteraard – indruk dat heeft gemaakt. Leuk voor de petite histoire, al
die persoonlijke verhaaltjes, maar je vraagt je af wat het bijbrengt aan onze
kennis en ons beeld van Claus. Wat die subjectieve insteek in elk geval
verhindert, is serieuze beschouwing. Zo werd Lamarche gevraagd om in te gaan op
de werking van Claus in Franstalige België, maar verder dan de opsomming van de
vertaalde titels – zijn hele oeuvre, zo krijg je de indruk – en de net niet met
kreetjes gepaard gaande bewondering voor die boeken komt ze niet.
Het is tekenend voor
het publiekskarakter van de hele onderneming dat voor een dergelijke bijdrage
geen beroep gedaan werd op een echte specialist, hoewel die er is in de persoon
van Stéphanie Vanasten, Clauskenner, maar ook – en dat lijkt toch echt het probleem
te zijn – professor Nederlandse literatuur. Kenners zoals de mensen van het
Clauscentrum werden blijkens het dankwoord geraadpleegd, maar komen zelf niet
aan het woord. Kenmerkend voor die houding van angst voor eruditie is de sneer
in Diddens inleiding dat hij ‘niet noodzakelijk halt [houdt] bij alle
kapelletjes die de Clausologie voorschrijft.’ Het is geen tentoonstelling over
Claus, zo zegt de curator, maar ‘voor hem […] met zeer veel plezier. En vooral:
con amore.’
Die
particuliere aanpak vanuit liefde voor de auteur (meer dan voor het werk
trouwens, zo lijkt het) verheft de makers boven alle kritiek: ze hoeven zich
niet te verantwoorden voor hun keuze, want het gaat gewoon om wat zij mooi
vonden en niet om een objectief beeld; er hoeven dus geen vervelende zaken aan
bod te komen en de adoratie kan zonder reserves gevierd worden. Anders dan in
een boek als Hugo Claus: familie album van Georges Wildemeersch
wordt hier bijvoorbeeld geen aandacht besteed aan Claus’ literaire inspiratiebronnen,
wat toch minstens een vertekend beeld oplevert. En er zit ook niet echt verhaal
of spanningsboog in de tento of de bijbehorende catalogus. Er worden acht
thema’s belicht; het hadden er bij wijze van spreken evengoed acht andere
kunnen zijn.
Die
kritiek neemt niet weg dat Hugo Claus,
Con amore fraai materiaal bevat: parafernalia en foto’s van Claus (al zijn
sommige stukken niet zo zeldzaam en overlappen de illustraties soms met die uit
het boek van Wildemeersch), toneelaffiches, filmstills en beeldend werk – dat
alles geeft een goede indruk van de verschillende terreinen waarop Claus actief
was. Wat de functie is van de hedendaagse kunstwerken – vaak van belabberd
niveau, zoals het schilderijtje van Johan Joos uit de privécollectie van
Didden, of het houtsnijwerkje van Suzanne Holtzer die zich hier eens van haar
creatieve kant mag laten zien – die af en toe opduiken, is ook met de uitleg
van Didden vaak niet echt duidelijk.
Wie al enigszins iets van Claus
kende, zal hier niet veel nieuws te weten komen, maar het lijkt erop dat boek
en tentoonstelling eerder gemaakt zijn voor dummies. Die krijgen hier een
clichébeeld – Claus de vrouwenmagneet, de provocateur, het multitalent… – dat
haast onverdraaglijk is. Voor iemand met zoveel weerhaakjes als deze schrijver
doet bijna pijn dat het niet schuurt.
Marc Didden e.a.: Hugo Claus,
Con amore, Lannoo, Tielt 2018, 255 p. ISBN 9789401450898
deze pagina printen of opslaan