Het rustige dorpje Donhead St Ague in Dorset
rouwt om Sir Edward Feathers. Hij overleed niet zolang na die andere coryfee
van het Engelse en internationale bouwrecht, Sir Terence Veneering. Tussen
beide heren was de rivaliteit zowel in de rechtbank als in de liefde altijd
hoog opgelopen. Dat ze op hun oude dag twee naburige huizen hadden gekocht in
een dorp waar niets te beleven viel, wordt in het derde deel van Jane Gardams
trilogie dan ook toegeschreven aan iets wat ‘de lummelende goden op een saaie
dag op de Olympos hadden bekokstoofd om de juridische wereld eens flink te
laten lachen’.
Op Edwards drukbezochte herdenkingsplechtigheid waren Fred Fiscal-Smith en de
drieëntachtigjarige Dulcie, de weduwe van rechter William ‘Pastry’ (vanwege
zijn deegachtige gezicht) Willy, zowat de laatste overblijvende vrienden van
het clubje juristen dat furore had gemaakt in Zuid-Oost Azië en vooral dan in
de voormalige Britse kolonie Hongkong.
Fred Fiscal-Smith had er evenwel
nooit echt bijgehoord. Hij was meer de alziende vlieg op de muur. Hij herhaalde
maar wat graag dat hij getuige was bij het huwelijk van Edward en Betty in
Hongkong – Edward had het namelijk te druk gehad om het tijdig aan een vriend
te vragen. En kort tevoren had uitgerekend Fiscal-Smith de net verloofde Betty
op een feestje de fatale blik zien uitwisselen met de haar toen nog onbekende
Terry Veneering, waarna die twee ogenblikkelijk voor elkaar waren gevallen.
Pas in dit
derde deel van de trilogie komen we meer te weten over de ontwapenende Terry
Veneering. Of zijn echte naam nu Venetski of Venski was, niemand lijkt het ooit
met zekerheid te hebben geweten. Sir, een schoolhoofd dat even met Terry’s lot
was begaan (en op Edwards schooltijd een onuitwisbare stempel drukte) vond
Veneering wel goed klinken, dit naar een personage uit Charles Dickens’ roman
Onze wederzijdse vriend. Die Veneering was een onaangenaam heerschap, dat met
zijn welstand uitpakte, maar Sir leek er alle vertrouwen in te hebben dat Terry
de naam in ere zou herstellen.
Niet alleen zijn naam, ook Terry’s jeugd had iets
Dickensiaans: de armoedige omstandigheden waarin hij opgroeide in Herringfleet,
een dorpje aan de noordoostkust van Engeland; een scheepsramp waaraan hij als
tiener wist te ontkomen; hoe hij wees werd tijdens de Tweede Wereldoorlog en
dankzij de tussenkomst van een weldoener toch een voorname opvoeding genoot en
daarbovenop door een erfenis in de juridische wereld werd gelanceerd.
Levendige personages,
krasse wendingen, een vlotte stijl en soepele wisselingen van plaats en tijd
typeren ook dit sluitstuk van Jane Gardams Old
Filth-triptiek. In elk deel wordt hetzelfde verhaal verteld, maar er is
altijd meer dan voldoende om voort te willen lezen, want telkens komen er bijkomende
aspecten aan het licht over de levens en karakters van Edward, Betty en Terry.
Strompelend bewegen ze zich door de ongerijmde wereld, waarbij Jane Gardam nog
genoeg ongezegd laat, helemaal in lijn met wat ook de oude weduwe Dulcie
terloops opmerkt, namelijk dat een mens zich slechts zelden tot helemaal in de
kern laat kennen.
Jane Gardam: Laatste vrienden, Cossee, Amsterdam 2018, 219 p. ISBN
9789059367234. Vertaling van Last friends door Gerda Baardman en Kitty Pouwels.
Distributie Pelckmans Uitgevers
Andere delen in de trilogie:
Jan Gardam: Een onberispelijke man
Jane Gardam: Een trouwe vrouw
deze pagina printen of opslaan