In De
laatste vlucht naar Havana blikt Elisabeth Marain terug op de reis die ze
in 2005 samen met Mireille Cottenjé (in het boek: Mirij) maakte naar Cuba. Met
haar boek komt Marain, twaalf jaar na het overlijden van haar vriendin, de
belofte na dat ze ooit over hun laatste gezamenlijke reis zou schrijven.
Schroom, terughoudendheid deden haar telkens weer ‘het weerbarstig onderwerp’
uit de weg gaan. Maar, zo noteert zij direct daarop:
‘Naarmate de tijd verstreek knaagde het gevoel dat ik haar
tekortdeed. Ik mocht niet toelaten dat alle beelden, vertrouwelijkheden,
indrukken die wij samen hadden gedeeld, op de schroothoop van de vergetelheid
zouden belanden.’
En ook persoonlijke motieven van de kant van Marain zelf speelden mee: de
tijd tot stilstand brengen, vanuit het besef dat die tegen een razendsnel tempo
aan haar voorbij giert. De reis naar Cuba staat in het teken van de
onafwendbare dood. Als Mirij, bij wie darmkanker is vastgesteld, maar na de
eerste behandeling ervan genezen wordt verklaard, koste wat het kost samen met
haar hartsvriendin naar Cuba wil afreizen, wordt het plan om er weer eens samen
op uit te trekken, uitgewerkt. Terugblikkend op wat toen onuitgesproken bleef
tussen hen, blijft Marain nu met het gevoel zitten dat er iets niet klopte. Het
gespeelde optimisme van Mirij, ondanks de zeurende buikpijn, haar koppige
ontkennen dat er meer aan de hand zou kunnen zijn: het blijft als een schaduw –
de schaduw van de dood – hangen over hun ervaringen in het land van Castro:
‘Er waren momenten dat we elkaar vluchtig bekeken, ik om te
weten hoe zij zich voelde, zij om te weten of ik haar doorhad.’
Gaande de reis en de
soms moeizaam verlopende zoektocht naar goedkope privélogies, weet Marain een
en ander te plaatsen, zeker nu ze na meer dan een decennium alles in het juiste
perspectief kan plaatsen:
‘Constant van het ene punt naar het andere bewegen hield de
dood op afstand, zo kan ik haar houding allicht verklaren.’
Binnen het kader van deze aanpak
wordt De laatste vlucht naar Havana meer
dan een reisverslag. Marain heeft weliswaar oog en oor voor wat zich in Cuba
afspeelt, focust op de Cubanen die hun weg kruisen (een mooi voorbeeld hiervan:
‘twee vrouwen die opzichtig de wereld van het trage ritme zegenden’), mensen
daarnaast die hoe dan ook moeten zien te overleven en daartoe vaak buiten de lijntjes
van de door het regime opgelegde verplichtingen moeten kleuren.
Boven dit alles hangt
het besef dat zij optreedt als ‘figurant in het theater van de dood’: steeds
meer moet Mirij toegeven dat zij de fysieke inspanning niet meer aankan en dat
ze uiteindelijk met spoed gerepatrieerd dient te worden. Twaalf dagen na hun
terugkeer in België – beiden met een aparte vlucht, want een gezamenlijke
terugkeer kon niet worden geregeld – neemt Mirij, omringd door haar kinderen,
afscheid van het leven.
‘Drie mannen staan voor de deur. Met schroom worden ze
binnengelaten. Een van hen draagt een koffertje. Erin zit de bevrijdende dood.’
Een bevrijding
voor Mirij, en met het boek dat Elisabeth Marain aan haar vriendin wijdt, al
even nadrukkelijk een bevrijding voor de schrijfster.
Elisabeth Marain, De laatste
reis naar Havana, Amsterdam, Balans 2018, 222 p.
ISBN
9789460038198. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan