Voor de lezer van Na Mattias van Peter Zantingh is het even zoekend wennen om
erachter te komen wat precies is voorgevallen met Mattias, de figuur rond wie
alles draait. In een lange omcirkelende beweging, geconcipieerd vanuit de
manier waarop acht verschillende mensen die een rol hebben gespeeld in Mattias’
leven, omgaan met diens dood, schrijft Zantingh zijn verhaal naar een bevrijdende
eindscène. In die scène wordt de hoofdrol toebedeeld aan Amber, de geliefde van
Mattias die ook de openingsscène aan het woord komt. Zo wordt het geheel
cyclisch afgerond en kan de lezer finaal mee het relaas over wat Mattias is
overkomen, in perspectief plaatsen.
Dat Zantingh slechts mondjesmaat
prijsgeeft waar het nu echt om te doen is, zal de lezer die een klassiek
verhaal over verlies en verdriet verwacht, er misschien wel van weerhouden ook
tot het eind toe door te lezen. Wat is er fout gelopen tussen Amber en Mattias?
Moet zij de schuld op zich nemen omdat hij die laatste avond dat ze samen
waren, na een ruzie boos is weggelopen? Waarom blijft zijn vriend Quentin
obsessioneel bezig met hardlopen en gaat hij zelfs, als een vorm van boetedoening,
de blinde jongeman Chris meenemen op zijn looptochten? Wat heeft een zekere
Nathan, die gevlucht is in de alcohol ermee te maken? Het lijkt er sterk op dat
Zantingh het ene verhaal relateert aan het andere, als een soort spel waarbij
aan een touwtje wordt getrokken en meteen de rafels zichtbaar worden van weer
een andere verhaal.
Bijzonder overtuigend zijn dan weer de hoofdstukken waarin
respectievelijk de grootouders en de moeder van Mattias worden belicht. Over de
grootouders Riet en Hendrik, ‘na Mattias wisten ze allebei wekenlang niet zeker
of ze wel sliepen’, over hun diamanten huwelijksfeest, waarbij onvermijdelijk
de vraag zich opdringt ‘wat is er nu nog?’, over de agressie waaraan Hendrik op
zeker moment toegeeft – een agressie die de onmacht toont -, het zijn momenten
waarop de lezer ook echt gaat meeleven. Ergens is een aantal van de personages
duidelijk op de vlucht voor de realiteit: er is de hardlooptraining van Quentin,
er is Nathan die het liefst zou leven in zijn zelfgebouwde wereld van
modeltreinen, er is Issam die als roadie meetrekt met een popband maar ’s
avonds als voetbalmanager via playstation ‘zijn’ wereldelftal van de toekomst
samenstelt, er is Kristina, de moeder van Mattias die via haar inzet voor
vluchtelingen het schuldgevoel dat zij gefaald heeft in de opvoeding van haar
zoon, het zwijgen wil opleggen. En dat op een van de sessies met vluchtelingen
een moeder haar het verhaal doet van de manier waarop ook zij haar zoon van
zich heeft zien weg groeien…
Hier haalt Zantingh de draden
van zijn verhaal strakker aan, hier daagt het de lezer wat er precies gebeurd
zou kunnen zijn. Ik meen te mogen vermoeden dat Zantingh aan het verhaal van de
aanslag op de Parijse concertzaal Bataclan een stevige leidraad heeft gehad. In
de slotbladzijden geeft hij zijn Mattias-verhaal een universele dimensie: het
verhaal van Amber en haar verdriet, haar onmacht als ze moet ervaren dat haar
pijn haar wordt ontnomen, ‘mijn verdriet werd van me afgepakt, boven het vuur gehouden
en omgesmolten tot selectieve verontwaardiging, schofterige wetsvoorstellen en
zetels in de peilingen.’
Hoe bevrijdend
klinken dan ook haar slotwoorden, als ze (weer) mee durft opgaan in de
collectieve beweging van concertgangers: ‘We zijn niet stuk. We doen dit. Kijk
ons dan, kijk dan, we doen dit.’ Verdriet en gemis krijgen zo een plaats
toebedeeld in een roman die getuigt van een meer dan gedurfde aanpak.
Peter Zantingh: Na
Mattias, Das Mag Uitgevers, Amsterdam 2018, 200 p. ISBN 9789492478559.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan