In zijn voorwoord bij De ondraaglijke blankheid van het bestaan van Marianne Thamm (°
1961) noteert Tom Lanoye: ‘Nooit eerder las ik een relaas van een wit,
opgroeiend pubermeisje tijdens de hoogtijdagen van de apartheid, laat staan van
een puber die al snel beseft dat ze lesbisch is.’ Lanoye heeft Marianne Thamm
ruim een kwarteeuw geleden leren kennen in Kaapstad. Mede door hun contacten,
gedragen door ‘liefde die vriendschap heet’, wist hij haar ervan te overtuigen
haar leven te boek te stellen.
Hoe persoonlijk ook
het relaas van Thamm is gekleurd, haar levensverhaal kan niet los worden gezien
van de politieke en sociale omwentelingen die Zuid-Afrika in de tweede helft
van de voorbije eeuw ingrijpend hebben veranderd: de nadagen van de apartheid,
het bewind van Nelson Mandela, de blijvende zoektocht naar evenwicht. Marianne
Thamm, die na een korte beroepscarrière in de financiële wereld, koos voor de
journalistiek, heeft oog en oor voor de uitdagingen waarvoor haar land zich
blijvend geplaatst weet. Aan het slot van haar boek noteert ze:
‘Terwijl ik dit in 2016 opschrijf en we inmiddels weten dat
de politiek in Zuid-Afrika net zo vergeven is van hebzucht, corruptie en
egoïstische oneerlijkheid als elders, ben ik me ook bewust van de enorme
energie, creativiteit, passie en voortvarendheid van een jongere generatie die
de grenzen opzoekt en ons verder de eenentwintigste eeuw in trekt, een eeuw
die, als puntje bij paaltje komt, veel beter is dan de eeuw die ik heb
overleefd… zodat ik dit (soort van) verhaal kan vertellen.’
Centraal in dit ‘verhaal’ staat
de queeste naar het overleden ouderpaar. In het openingshoofdstuk memoreert
Thamm het afscheid van haar moeder Barbara, die na een hersentrauma haar
spraakvermogen kwijtraakte en in 1997 overleed, en van haar vader Georg in
2011. Dat over de relatie met zijn dochter altijd de schaduw van het
(ver-)zwijgen is blijven hangen, heeft onder meer te maken met zijn
oorlogsverleden:
‘Keuzes zijn altijd een centraal
thema geweest in de gesprekken die Georg en ik ruim een kwarteeuw hebben gevoerd.
Waarom had hij of mijn Duitse familie zich niet geweerd tegen Hitler? Waarom
hadden ze geen andere keuzes gemaakt? Waarom had hij ons in de jaren zestig
naar Zuid-Afrika gebracht, juist toen de gewelddadige apartheidsregering haar
greep op het land verstevigde?’
Echte antwoorden van de kant van haar vader komen er niet.
Nu, vijf jaar na zijn dood, kan Marianne Thamm alleen gissen naar de reden van
zijn stilzwijgen. Gaande het verhaal van haar leven dient zich een aantal
mogelijke verklaringen aan. Was het het ontbreken van een gemeenschappelijke
cultuur en taal die haar ouders van meet af aan bijna letterlijk van elkaar
wegdreef? Georg leerde zijn vrouw Barbara, die van Portugese komaf was, kennen
toen hij als krijgsgevangene in Engeland verbleef. Is het verder niet zo dat
zij zich in Zuid-Afrika nooit helemaal thuis hebben gevoeld, ‘vreemdelingen als
ze waren in een vreemd land’? Ergens heeft Thamm het, eens zij iets begint te
begrijpen van de houding van Georg, over ‘de dislocatie van zijn ik’:
‘Hij rouwde om het verlies van het land waarin hij was
opgegroeid, het land dat hem had gevormd, maar ook het land dat symbool stond
voor het meest verwerpelijke menselijke gedrag.’
Pas met de dood voor ogen zal
hij kunnen toegeven dat hij militair is geweest ‘foor de ferkeerde kant’. Maar
pijnlijk – een pijn die niet meer te repareren valt – blijft voor zijn dochter
het feit dat hij er nooit toe gekomen is te zeggen dat hij van haar hield.
Gerelateerd aan dit alles blijft voor Marianne de ‘Werdegang ins
Leben’ die niet zomaar langs de geijkte paden liep: een wild leven van drugs en
drank, het besef dat zij niet van jongens houdt, de stuklopende relatie met de
Canadese schrijfster C. en nadien haar liefde voor X, met wie ze nu al meer dan
twintig jaar samen is. Al even belangrijk en bepalend in de relatie met X is
het feit dat zij als lesbisch koppel twee zwarte kinderen, Layla en Kenya,
hebben kunnen adopteren.
‘We waren ons allebei van meet
af aan bewust van de enorme verantwoordelijkheid om als blanke moeders twee
jonge zwarte vrouwen op te voeden in het Zuid-Afrika van na de apartheid, waar
de beleving van de meeste inwoners bepaald was door eeuwen van racisme en
structurele ongelijkheid.’
En hoe betekenisvol, én troostend tezelfdertijd, is het dat
Georg de kinderen toelaat in zijn leven en zo even ‘het vriendelijke ik is
waarvan ik af en toe een glimp opving.’ Hoe ‘ondraaglijk’, want beladen met en
door de geschiedenis van het land, de blankheid van haar bestaan ook moge
blijken, in haar relaas houdt Marianne Thamm in alle openheid en eerlijkheid
zichzelf en de lezer een spiegel voor.
Marianne Thamm: De ondraaglijke
blankheid van het bestaan, Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2018, 351 p. ISBN
9789046823057. Vertaling van Hitler,
Verwoerd, Mandela and me : a memoir of sorts door Ronnie
Boley. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan