Dat IJsland
een betekenisvolle rol speelt binnen de brede en populaire markt van de
Scandinavische thrillers is in grote mate op het conto van Arnaldur Indriðason
(1961) te schrijven. Hij was in 1997 met Maandagskinderen
zeker niet de eerste crime auteur in IJsland. Denken we maar aan
ingenieur-schrijver Viktor Arnar Ingólfsson (1955) die al in 1978 debuteerde. En
Árni Þórarinsson (1950) publiceerde een jaar na Indriðason zijn eerste thriller
rond journalist en antiheld Einar.
Maar de
internationale populariteit van Indriðason bracht de IJslandse crimeproductie
in een stroomversnelling met namen als Yrsa Sigurðardóttir (1963), Jón Hallur
Stefánsson (1959), Ragnar Jónasson (1976), Ævar Örn Jósepsson (1963), Óttar M. Norðfjörð (1980), Stefán
Máni (1970) en Lilja Sigurðardóttir (1972).
Van de
laatste twee namen werd bij ons nog niets vertaald. Van de anderen slechts
één boek, behalve Indriðason en de ingenieur-jeugdauteur Yrsa Sigurðardóttir, die gaandeweg
evolueerde naar crime voor volwassenen. Van haar vijftien misdaadromans zijn er
intussen negen vertaald in het Nederlands, voornamelijk uit de serie met advocate
Thóra Gudmundsdóttir. The Children’s
House-serie, met psychologe Freyja en detective Huldar is intussen voor de helft beschikbaar in het Nederlands.
Arnaldur
Indriðason, zoon van de IJslandse literaire auteur en journalist Indriði G.
Þorsteinsson (1926-2000), blijft de godfather van de IJslandse misdaad met eenentwintig
boeken, waarvan er voorlopig negentien vertaald werden in het Nederlands. De
populariteit van Indriðason in de Lage Landen wordt nu extra in de verf gezet
met een monografie van de Nederlandse literair agent Alexander Schwarz. Hij introduceerde
als uitgever - eerst bij Signature/Signatuur en later bij Uitgeverij Q - Indriðason
in het Nederlandse taalgebied. Schwarz is bevriend geraakt met de auteur en
gevallen voor IJsland, waar hij een deel van het jaar woont.
‘Ik schrijf
voor de IJslanders, vanuit een IJslands perspectief. Ik zou niet weten hoe ik
anders en voor wie ik anders zou moeten schrijven’. Die uitspraak van Indriðason
neemt niet weg dat wereldwijd tientallen miljoenen van zijn boeken in bijna
veertig talen verschenen zijn. In de tekening van zijn personages en hun doen
en laten, overstijgt hij het plaatselijke gebeuren. Aangetrokken door de
exotische locatie van een afgelegen noordelijk eiland, herkent de
niet-IJslandse lezer universele menselijke bekommernissen die de plaatselijke
couleur locale overstijgen.
Voorkennis is
niet cruciaal, maar het citaat beklemtoont wel waar de wortels van Indriðasons
schrijversloopbaan liggen, het belang van de locatie en de vele betekenislagen
die in de IJslandse geschiedenis, cultuur en tradities vervat zitten. Indriðason
gebruikt bovendien zijn romans om de sociale problematiek binnen de IJslandse
samenleving te bevragen. Voor Schwarz is dat de inspiratie om zijn boek te
schrijven, om de geschriften van Indriðason in hun IJslandse context te
plaatsen en een inkijk te geven in de IJslandse geografie, geschiedenis en
maatschappij.
Als bestsellerauteur heeft Indriðason ook een waslijst van
onderscheidingen op zijn naam staan. Tot twee maal toe werd hij bekroond met de
Glazen Sleutel voor beste Scandinavische misdaadroman (Noorderveen (2002) en Moordkuil
(2003 – ook goed voor de CWA Gold Dagger Award (2005)) en de Bloedpin voor beste
IJslandse misdaadroman (Onderkoeld
(2008) en Valkuil (2017)). Als misdaadschrijver en zoon van een literair
schrijver is Indriðason gevoelig voor de opsplitsing tussen literaire romans en misdaadliteratuur. Een nominatie voor de International IMPAC
Dublin Literary Award (Noorderveen
(2006)) sterkt hem in die overtuiging:
‘De genres zijn naar elkaar toegegroeid, zou je kunnen
zeggen. Ik heb nooit geloofd in dat onderscheid. Je hebt goede en slechte
boeken, meer niet. Dat literatuur doorgaans als diepzinniger en rijker wordt
beschouwd is een hardnekkig misverstand. De thrillervorm blijkt ideaal voor het
uitdiepen van psychologische facetten en voor een duik in het verleden. Zo kan
ik via het onderzoek dat ik Erlendur laat verrichten, een scherp beeld van de
IJslandse maatschappij schetsen.’ (NRC Handelsblad)
Het personage Erlendur Sveinsson groeide op in het ruige IJslandse
hoogland. Overvallen door een sneeuwstorm en gescheiden van hun vader, verliest
hij als kind van tien zijn twee jaar jongere broer. Bevroren handen die
loslaten zonder het zelf te beseffen. Erlendur wordt gered, maar de dood van
zijn nooit teruggevonden broer blijft hem en zijn ouders achtervolgen.
Uiteindelijk ontvlucht het gezin het platteland en verhuist naar de hoofdstad.
Een voorbode van de niet te stuiten plattelandsvlucht op IJsland. De
ontwortelde Erlendur blijft, zoals zijn naam aangeeft, een vreemdeling, een
buitenstaander binnen zijn nieuwe omgeving.
Als getraumatiseerde en door schuldgevoel beladen volwassene
is Erlendur niet in staat om blijvende relaties aan te knopen. Hij trouwt en
sticht een gezin, maar laat al vlug zijn vrouw, dochtertje en zoontje in de
steek om een solitair bestaan aan te vatten. Hij verwijt zich de emotionele
verwaarlozing van zijn gezin, maar de onblusbare haat van zijn vrouw maakt dat
zijn kinderen pas als volwassenen opnieuw zijn pad kruisen. Hij kan zich pas om
zijn kinderen bekommeren als ze door verdovende middelen en alcoholgebruik aan
de zelfkant van de maatschappij terecht zijn gekomen.
Veertien van Indriðasons eenentwintig romans draaien rond
detective Erlendur. De drie laatste boeken vormen een soort prequel die ingaan
op de jonge jaren van Erlendur onder het mentorschap van Marion Brien, waarvan
enige verwarring bestaat of het om een man of een vrouw gaat. Hij/Zij weet
Erlendur over te halen om de overstap te maken van de verkeerspolitie naar de
recherche. Marion onderkent de schuldgevoelens die aan Erlendur vreten en geeft
hem de mogelijkheid om antwoorden op (levens)vragen te zoeken binnen het kader
van een (moord)onderzoek.
Erlendurs demonen laten hem niet los, schuld en boete staan centraal
in de innerlijke gevoelsstroom die zijn leven beheerst. De drang om te zoeken,
om de zaken recht te zetten, om een vorm van catharsis te vinden, blijft
onvervuld aanwezig. 'Het is diezelfde drang die hem er, min of meer onbewust,
toe aanzet om rechercheur te worden en zich te specialiseren in moordraadsels
en onopgeloste verdwijningen'. (De Leeswolf)
Maar Erlendur heeft meer geduld met de doden dan de
levenden. Hij blijft een met handen gebonden toeschouwer van zijn eigen
(familie)leven die met daadkracht oplossingen zoekt voor het onrecht van de
doden. ‘Zijn eenzame worsteling, niet alleen met elk nieuw moordonderzoek, maar
vooral ook met zichzelf en zijn verleden, staat aan de basis van een opvallende
reeks spannende, realistische en psychologisch sterke boeken’. (De Leeswolf)
Erlendur gaat volledig op in eenzaamheid en existentiële
koudbloedigheid die zijn onverzettelijk doorzettingsvermogen brandende houdt.
Hij geeft in de roman Engelenstem de
voorkeur ‘aan korte dagen en pikzwarte nachten boven een eeuwige avondzon en
het licht dat deze dag en nacht bleef uitstralen’. Deze detective is
doordrongen van 'de gelaten vaststelling dat het leven een lange
aaneenschakeling van toevalligheden is', wat zou verklaren ‘hoe de mensen het al
eeuwenlang uithielden in een land met zo'n onherbergzame natuur en zo'n
meedogenloos klimaat’. (Engelenstem en De Leeswolf)
Regelmatig keert Erlendur als volwassene terug naar de
Oostfjorden en het ouderlijke huis om naar zijn verdwenen broer te zoeken. Zo
slaagt hij erin het trauma te cultiveren tot een kruisgang die zijn leven tegelijk
overschaduwt en aanzwengelt. Pas in de chronologisch laatste roman, Verdwijnpunt, waarin Erlendur een
historische verdwijningszaak van Britse soldaten en een jonge vrouw onderzoekt,
ontdekt hij na al die decennia beenderresten van zijn broer.
Hij begraaft ze discreet
in het graf van zijn moeder en loopt daarna in het duister de berghelling op.
Zonder definitief uitsluitsel te geven over leven of dood, betreedt Erlendur
een soort IJslands Elysium waar hij - verlost van angst, pijn en kou - in een
zomers landschap, hand in hand met zijn broer, langs de rivier loopt...
Het verleden en meer bepaald de geschiedenis van IJsland zijn
een belangrijke drijfveer in het werk van Indriðason. Zelf is hij als
historicus gepromoveerd aan de Universiteit van IJsland. Een stevige basis voor
zijn research om feiten en fictie zorgvuldig met elkaar te verbinden tot
geloofwaardige en informatieve misdaaddrama's. Bij de Erlendur-reeks draait het
vaak om de maatschappelijke omslag van IJsland na de Tweede Wereldoorlog.
De generatie van Erlendur (geboren vlak na de oorlog) houdt
vast aan traditie. Een stevig contrast met zijn jongere collega’s die het (Amerikaans-)Engels
en de hypes en trends uit het buitenland omarmen. Gerookte schapenkop en
orgaanvlees lijken Erlendurs dieet te bepalen terwijl een van zijn collega’s
zelfs een kookboek geschreven heeft.
Geschiedenis is zelfs nog sterker aanwezig in de boeken
buiten de Erlendur-reeks. De in Franse vertaling tot de ‘Schaduwen’-trilogie gebundelde
romans Blauwzuur, Valkuil en Erfschuld spelen zich af tijdens de oorlogsjaren. De Canadees Thorson
en de IJslander Flóvent vormen samen een onderzoeksteam naar moordfeiten die zich
tot in het heden, zeventig jaar later, vertakken.
De gepensioneerde detective
Konrad buigt zich in het heden over onopgeloste zaken die verband houden met zijn
vader die bij het onderzoek betrokken was.
In Progress...
Integratie van verleden en heden speelt een belangrijke rol
in het oeuvre van Indriðason. Onderzoeken die de geschiedenis blootleggen en op
basis daarvan het heden interpreteren zijn voor hem essentieel om het ingewikkelde 'web van motieven en verklaringen' te doorgronden. Ook Operatie Napoleon, zijn oudste op zich staande roman uit 1999, heeft
zijn wortels in de afloop van de Tweede Wereldoorlog en het begin van de Koude
Oorlog. Een in 1945 neergestort vliegtuig met Amerikaanse en Duitse officieren
aan boord zorgt voor de verdwijning van een jonge IJslander met vertakkingen
tot in het heden.
Hoewel Alexander Schwarz’ Het IJsland van Indriðason vooral focust op de Erlendur-reeks,
bevat het voldoende wetenswaardigheden over de IJslandse geschiedenis en
cultuur om voor het hele oeuvre van Indriðason van nut te zijn. Wel blijft het
boek hangen in gefragmenteerde feiten en anekdotes, zonder het literaire
potentieel van Indriðasons oeuvre of het biografische verhaal van de auteur stilistisch uit
te diepen. Het boek is dan ook volledig afhankelijk van de voorafgaande lectuur
van de Erlendur-reeks, waarvoor het als een soort ‘making of’ fungeert (inclusief reisgids).
Alexander Schwarz: Het IJsland van Indriðason, Q Amsterdam, 2018, 319 p. : ill. ISBN 9789021405414. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Valkuil, Q Amsterdam, 2018, 293 p. ISBN 9789021406664. Vertaling van Petsamo door Adriaan Faber. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Blauwzuur, Q Amsterdam, 2017, 283 p. ISBN 9789021402871. Vertaling van Þýska húsið door Adriaan Faber. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Operatie Napoleon, Q Amsterdam, 2017, 302 p. ISBN 9789021408101. Vertaling van Napóleonsskjölin door Jan Willem Reitsma. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Onland, Q Amsterdam, 2017, 253 p. ISBN 9789021405339. Vertaling van Kamp Knox door Adriaan Faber. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Maandagskinderen, Q Amsterdam, 2017, 288 p. ISBN 9789021449876. Vertaling van Synir duftsins door Willemien Werkman. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Erfschuld, Q Amsterdam, 2016, 271 p. ISBN 9789021401607. Vertaling van Skuggasund door Adriaan Faber. Distributie L&M Books
Arnaldur Indriðason: Koudegolf, Q Amsterdam, 2016, 346 p. ISBN 9789021443133. Vertaling van Kleifarvatn door Willemien Werkman. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan