In 2011 schreef Jan Lauwereyns op verzoek van het Vlaams
Fonds voor de Letteren het gedichtendagessay. Hij noemde zijn ‘Defence of
Poetry’ De smaak van het geluid van het
hart. Met in de titel nadrukkelijk een van de grootste clichés van de
poëzie: het hart. Als je de doorsnee leek vraagt wat kenmerkend is voor een gedicht,
dan is steevast het antwoord dat poëzie over gevoelens gaat. Terwijl zowat de
hele poëzie sinds Paul Van Ostaijen zich tegen dat vooroordeel verzet, komt een
postpostmodern dichter – en dan nog niet de eerste de beste – vertellen dat
poëzie alles te maken heeft met het hart? Opmerkelijk!
Ook in Lauwereyns’ nieuwste
bundel, Zus, speelt het hart en het
gevoel een centrale rol. Dat blijkt al uit de aanduidingen van de afdelingen: de
bundel is opgebouwd volgens de structuur van het hart. Via de laterale
linkertak en de tussenliggende linkertak over de mediale linkertak kom je langs
de halvemaanvormige klep links tot in de wortel van de aorta. Dat is de kern
van de bundel, die bestaat uit slecht één gedicht dat ‘de
overbruggingsoperatie’ heet. Vervolgens volg je het tegengestelde traject
rechts – Lauwereyns verbindt dus de linker en rechter helft van het hart met
elkaar.
Verbinding
lijkt het sleutelwoord in deze bundel. Dat uit zich bijvoorbeeld in
verschillende verzen via de kritiek op een platonische manier van kijken
(‘laten we vooral die platonische instincten / achterwege’), op het nog steeds
sterk cartesiaans bepaalde wereldbeeld (‘we waren te carthesisch in de aanpak’)
en op de neiging om (al te) abstract te willen denken. Dat zijn allemaal
uitingen van een rationele manier van in de wereld te staan, terwijl de
werkelijkheid helaas niet helder is, laat staan overzichtelijk in categorieën
op te delen.
In
Zus gaat het om het laten bestaan van
het mysterie, om je overgeven aan zintuiglijke indrukken, om de beteugeling van
de neiging om op alles greep te krijgen en over de lichamelijke sensatie. Dat
wordt hier gepresenteerd als een soort levenshouding, maar het is tevens een
poëtica. Zo luidt het over de poëzie:
‘deze kunst heeft heet nobel
bloed nodig
Wind
Bomen
Lawaai
een huis’.
Het gedicht is dan ook de
vrijplaats waarin niet(s) gescheiden hoeft te worden, maar – onvermoede –
verbanden kunnen ontstaan, die niet meteen te vatten zijn. De
‘overbruggingsoperatie’ is er dus niet louter formeel als overgang tussen de twee
delen van de bundel, maar staat ook voor de poging om tussen geest en lichaam
een connectie te maken. En sterker nog, zo blijkt uit de voorlaatste reeks:
tussen twee harten. Poëzie kan – en dat doet denken aan het geloof in de poëzie
van Paul Celan, die meende dat een gedicht ‘aan hartland’ kon aanspoelen – een
diep verband tot stand brengen tussen dichter en lezer.
Dat tracht Lauwereyns te bewerkstelligen via allerlei poëtische procedés:
associatie is een bekende techniek van hem, die hij ook hier toepast; tegelijk
verknoopt hij de gedichten en de verzen met elkaar via terugkerende motieven,
frases, regels. Bovendien weet hij, in zijn eigenlijk best kale poëzie, een
aantal ongelooflijk krachtige beelden binnen te brengen, zoals dit: ze ‘wette
haar lippen / met de tip van haar tong’, of ‘waarom slapen we / het nut van
slaap en poëzie blijft vluchtig / snuiven is niet gelijk aan ademen’.
En dan is er natuurlijk nog het personage van zus. Deze
figuur duikt in vele van de gedichten op in verschillende gedaanten: als
gesprekspartner, vertrouwelinge, woord in een talige constructie (‘zus en zo’),
zuster, verpleegster, … Net zoals ‘hart’ eigenlijk een leeg begrip is dat je
met verschillende betekenissen en gevoelens kan opladen, geldt dat ook voor
‘zus’, waarbij het idee van de (familiale) band centraal staat.
Zus is een fascinerende bundel, die zich in eerste instantie
aandient als een reeks losse gedichten over allerlei wel erg uiteenlopende
onderwerpen (aanslagen, operaties, piraten…) die schijnbaar niets met elkaar te
maken hebben. Bij herlezing blijkt hoe ze met elkaar in verband gebracht kunnen
worden, en hoe dat je perspectief binnenstebuiten keert. Je moet dus een beetje
actief aan de slag, als je uit de verstarring wilt breken; zus (en Zus) helpt je daarbij. Of zoals het
luidt in de slotverzen:
‘zus stapte over de
drempel
draaide zich om en bood haar hand
voor alle
eeuwigheden die flits van zijn ertussen
wat maak je ervan’.
Jan Lauwereyns: Zus.
Gedichten, Polis, Kalmthout 2018, 62 p. ISBN 9789463103510. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan