Een jaar lang trok Bert Moerman (1987) zich
terug in New York om er aan zijn debuutroman Niets dat het iets uitmaakt te schrijven. Laat hij dan van de
figuur van Francis een (neven)personage maken dat de aspiratie koestert een
roman te schrijven, maar: ‘wat hem in die tijd het meest definieerde, was dat
hij een verhaal zocht.’ De uitdaging van het witte blad dus, een uitdaging die,
zoals zal blijken aan het slot van de roman, wel degelijk tot resultaten zal
leiden.
Hoe dat verhaal er gekomen is en
wat het uiteindelijk is geworden, komt voor de lezer over als een verrassing,
die door de auteur handig wordt ingekanteld in het levensverhaal van het
hoofdpersonage, dat - niet toevallig weer – als lector op een uitgeverij werkt.
Dat op die manier de weg wordt geëffend om her en der een aantal
ironisch-snijdende bedenkingen te formuleren rond het schrijverswereldje, is
aardig meegenomen. Over een ‘literair non-event ‘ dat de huldiging van een
gevierd schrijver moet voorstellen, luidt het: ‘Als alles goed ging, zou het
een bijzonder saaie avond worden’, of nog: ‘Je zag de vertrouwde gezichten die
binnen deze microkosmos wereldberoemd waren, maar nog wel naar de supermarkt
konden gaan zonder ooit te worden herkend’, en over de uitgeverswereld: ‘Er
waren hele uitgeverijen die meteen over de kop zouden gaan als ze niet aan het
infuus der zelfhulpboeken hingen.’
Op een afstandelijke manier, nog sterker in de verf gezet
door het feit dat het hoofdpersonage zichzelf in de jij-vorm benadert, vertelt
Moerman het verhaal van een man die het ogenschijnlijk gemaakt heeft, maar in
wezen verteerd wordt door onzekerheid en angst om zijn leven gestroomlijnd te
krijgen. Veel verdroomde plannen kortom, maar telkens weer is er de realiteit
die ze komt dwarsbomen. Ik heb het aantal keren dat wordt verwezen naar ‘de’
realiteit niet direct geteld, maar overduidelijk is dat dit het woord is dat
als motief de hele roman overspant. Laat het dan eens goed gaan, er is altijd
de realiteit die de hoofdfiguur terugfluit. Laat hem, gepatenteerd
vrouwenjager, Sarah weten te versieren, hij zal door haar superrijke ouders al
onmiddellijk in de klem van ‘de’ familie worden gezet. Dat hij zijn Sarah
ondertussen losjesweg blijft bedriegen door zijn relatie met een
tv-presentatrice, lijkt hem eerder voor de hand liggend dan wel een morele
kwestie te zijn. En hoe zijn vriend Francis, de schrijver-in-spe, uiteindelijk
een meer dan bepalende rol speelt of heeft gespeeld in het leven van Sarah,
toont aan hoe doordacht Moerman zijn roman heeft opgebouwd.
Niet dat het iets uitmaakt is een roman over een man die zichzelf
achterna loopt:
‘Ik wilde gewoon weg. Ik was bang, al weet ik niet goed waarvoor. Ik was
ergens blij dat ik iets had om van weg te lopen. Dat ik niets had om naartoe
te lopen was waarschijnlijk het hele probleem.’
Dat Bert Moerman deze dragende
idee van zijn roman tot tweemaal toe in de verf zet laat aanvoelen dat het de
auteur hierom te doen was. Geen superoriginele idee, maar hier zo vormgegeven
dat die wel aanslaat. In kortaffe zinnen, die het geheel in een soort van
overdrive naar het slot toe dirigeren, wordt gezegd wat gezegd moe(s)t worden.
Geen drammerig gezeur, maar recht op het doel af, en op een gedoseerde manier
ook amusant in de verwoording: ‘Je bevond je in een bijzonder lastig parket, en
je had er zelf de
planken voor gezaagd.’ Je zult het maar doen:
als debutant zo spelen met de taal zonder dat het ook maar enigszins geforceerd
overkomt.
Bert
Moerman: Niet dat het iets uitmaakt, Polis, Kalmthout 2018, 202 p. ISBN
9789463103428. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan