Men zou het
misschien niet meteen verwachten, maar onze musea voor schone en moderne
kunsten hangen vol afbeeldingen van plassende mannen en vrouwen. Dat valt
echter niet op omdat de meeste van die afbeeldingen marginaal zijn: kleine
figuren weggedrukt in een hoekje van het beeld of als figurant op de
achtergrond van een genrestuk. In dit boek heeft Johan J. Mattelaer, een
uroloog op rust, die al eerder een aantal boeken op de raaklijn tussen urologie
en cultuurstudies publiceerde, een inventaris opgemaakt van zijn jarenlange
zoektocht naar afbeeldingen van de plassende mens in de kunst. Het overzicht is
chronologisch geordend van de Oudheid tot hedendaagse kunst, met ook een aantal
thematische inkijkjes, zoals bijvoorbeeld plassende dieren en fonteinen.
Een dergelijk
overzicht zou op een interessante manier een lacune moeten vullen in zowel de
kunst- als cultuurhistorische literatuur. Mattelaer reikt immers een enorme
hoeveelheid materiaal aan, er worden talloze, vaak minder of amper bekende kunstwerken
besproken, en veel van die werken zijn ook in kleur afgebeeld. Dat laatste is
trouwens de grootste troef van het boek: het brengt heel veel beeldmateriaal
samen dat moeilijk in andere publicaties te vinden is.
Het boek blijft echter in gebreke bij de duiding van deze
rijkdom. Het is duidelijk dat de auteur geen kunst- of cultuurhistorische
vorming heeft genoten. Dat uit zich in de onhandige manier waarop hij
kunststromingen beschrijft of heel regelmatig verwijst naar ‘de bekende kunstenaar’
of het ‘heel bekende werk’ – waarbij die kwalificaties niet altijd terecht
zijn. De auteur hanteert een vrij rudimentair concept van de kunstgeschiedenis
en heel veel van de informatie over kunstenaars of kunstwerken die wordt
aangereikt, heeft een hoog Wikipedia-gehalte: de auteur reproduceert wat hij
vond toen hij de kunstenaar online opzocht.
Door het gebrek aan verbindende
context leest het boek dan ook vaak als een eindeloze opsomming van kunstenaars
en titels (daarbij valt ook op dat de titels van kunstwerken Frans, Nederlands
of Engels zijn afhankelijk van de collectie waarin het werk zich vandaag
bevindt, zodat dezelfde kunstenaar in dit boek zowel Nederlands- als Frans- of Engelstalige
werken heeft geschilderd). De kunstwerken worden vervolgens wel beschreven, en
er wordt met name toegelicht hoe en waar plassende mensen erin te zien zijn,
maar wat dat betekent, wordt vaak niet verhelderd.
We missen een cultuurhistorische omkadering over de
veranderende omgang met het zich ontlastende lichaam, de evolutie in het
schaamtegevoel, de ontwikkelingen in de medische en biologische wetenschap, of
zelfs de filosofie en alchemie (ook al is er een hoofdstuk over alchemistische
afbeeldingen). Verbluffend materiaal wordt beschreven maar niet toegelicht. Het
treffendste voorbeeld is een illustratie uit een alchemisch manuscript ‘waarop
een jongeman tezelfdertijd plast, kakt en braakt terwijl een jong meisje dat
menstrueert, hem haar hart, dat ze uit haar thorax heeft gerukt, aanbiedt’. Wat
de tekst niet vermeldt, is dat de jongeman zich ook aan de haren trekt en dat
de schedel van het meisje bovendien is open geplooid, zodat haar hersenen
zichtbaar in de schedelkom liggen. De tekst legt ook niet uit wat deze
buitengewone afbeelding betekende voor de mensen die het betreffende boekwerk
vervaardigden of lazen. Je wordt dus eigenlijk niets wijzer, behalve dat je nu
inderdaad ziet dat er een urinestraal tussen de benen van de man uit komt, wat
je voorheen misschien was ontgaan. Maar wat baat dit als je niet weet of
begrijpt wat je ziet of wat het betekent? En waarom zou dat meisje überhaupt
haar hart uit haar borst rukken en aanbieden aan een brakende jongeman?
Ten slotte zijn sommige duidingen kwestieus. Het schilderij
The Sleepwalker (1979) van Eric
Fischl wordt hier gezien als een beeld van een naakte tienerknaap die in een
cirkelvormig plastic tuinzwembadje staat te plassen, terwijl het schilderij ook
(en eigenlijk overtuigender) kan worden gelezen als een afbeelding van een
masturberende jongeman (er ontbreekt bijvoorbeeld een urinestraal in het
schilderij).
Op
elke pagina merkt men dan ook dat de auteur zich tussen al deze kunstenaars
niet in zijn eigen biotoop bevindt. Dat kan men Mattelaer natuurlijk niet echt
aanrekenen: hij is de strandjutter die in een vakgebied buiten het zijne, maar
met de blik van zijn eigen vakgebied, een grote collectie interessant materiaal
bij elkaar heeft gesprokkeld. Dat is altijd een lovenswaardige en vaak een interessante
en verhelderende onderneming. Het is dan evenwel de taak van de uitgever om
haar auteur in dezen bij te staan en een redacteur of co-auteur aan te stellen die
de tekst in dit opzicht kan opschonen, uitdiepen, of wetenschappelijk
onderbouwen (of elementair redactiewerk verrichten zoals het uniform maken van
de taal waarin de titels van kunstwerken worden gegeven). In plaats daarvan
lijkt men te hebben ingezet op de veronderstelling dat een boek met dit
onderwerp sowieso zijn publiek wel zal vinden. Zo doet men de auteur, de lezer,
en de wetenschap te kort.
Johan J. Mattelaer: Hoognodig! Plassen in de kunst,
Amsterdam University Press, Amsterdam 2018, 239 p. : ill. ISBN 9789462987319.
Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan