In De
Kleine Prins zwijgt treedt een schrijfster op als ik-figuur. Ze probeert
vorm te geven aan haar romanpersonage Blanche, een zangeres die de wereld heeft
veroverd met haar donkere alt, maar aan een verwoestende huidaandoening lijdt
en kapotgaat aan een ziekmakende liefde. Veel krijgt de vertelster evenwel niet
op papier te midden van de draaikolk waarin haar vier kinderen haar meesleuren.
Vooral haar autistische zoon eist voortdurend haar aandacht op.
Françoise Lefèvre
(Parijs, 1942), schrijfster van een twintigtal autobiografische romans, heeft
de jongen gemodelleerd naar haar eigen zoon, in 1990 al, in Le Petit Prince cannibale. Drieëntwintig
jaar later heeft haar zoon Hugo Horiot in L’empereur,
c’est moi zelf verslag uitgebracht van het parcours dat hij ondanks/dankzij
zijn autisme heeft afgelegd. De twee elkaar versterkende boeken zijn nu door
uitgeverij Oevers tegelijk in het Nederlands vertaald, respectievelijk als De Kleine Prins zwijgt en De keizer, dat ben ik.
In De Kleine Prins zwijgt wil de schrijvende moeder haar zoon niet
overleveren aan een instelling, want haar instinct zegt haar dat haar liefde en
toewijding hem beter zullen toerusten voor het leven. Ze wilde de taal leren
van haar kind dat tot zijn zesde weigerde te praten, wat dus betekende dat ze
probeerde binnen te treden in zijn raadselachtige stilte. Wanneer Jean ten
slotte uit zijn stilzwijgen begint te breken, moet en zal hij van naam
veranderen: ‘Jean is dood. Hij ligt op het kerkhof. Hij was niet zo
interessant. Ik wil een andere naam’.
Zijn moeder vindt hem iets
hebben van de Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry: hij woont op een
andere planeet en als hij gaat praten, dan stelt hij vaak vragen over de dood.
Tegelijk is haar kleine prins ook haar kwelduivel. Eenvoudige handelingen van
alledag maakte hij tot een nachtmerrie. Gesloopt werd ze vooral door zijn
dodelijke geschreeuw, telkens als zijn grenzen in zijn ogen overschreden
werden.
‘Ik
dacht mijn verstand te verliezen in het gevecht tegen jouw hindermacht, jouw
weigeringen, jouw woedeaanvallen en vooral jouw geschreeuw. Je geschreeuw sneed
dwars door mijn kop. Ik had je wel kunnen doodslaan, soms, omdat je me zo’n
pijn deed, omdat je met je gebrul al mijn poëtisch gevoel opzoog. Mijn
gedachten. Mijn goede wil. Al mijn liefde. Mijn onverwoestbare liefde voor jou.
Je nam alles en je gaf niets. Je stopte al je energie in het niets geven’.
Maar altijd is
ze hem in zijn labyrintische wereld blijven volgen. Haar verscheurdheid tussen
liefde en wanhoop weet Françoise Lefèvre heel knap over te brengen in het
pijnlijk mooie verhaal over de volharding en vindingrijkheid van een moeder om
gelijk met haar autistische zoon op te gaan vanuit een vermoeden dat er achter
zijn zwijgen een schat aan poëzie en kennis schuilgaat.
Françoise Lefèvre: De Kleine
Prins zwijgt, Oevers, Koog aan de Zaan, 2018. 175 p. ISBN 9789492068163.
Vertaling van Le Petit Prince cannibale door Lidewij Van den
Berg. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan