Gregor von Rezzori (1914-1998) is een Oostenrijks-Hongaarse auteur wiens werk de laatste jaren in het Nederlandse taalgebied opgang maakt. Binnen de reeks ‘De twintigste eeuw’ van uitgeverij Atlas verscheen in 2008 Memoires van een antisemiet en in 2010 Bloemen in de sneeuw. Begin 2011 werd de roman Een hermelijn in Tsjernopol gepubliceerd, een van de vroegste werken van Von Rezzori uit 1958, terwijl Memoires van een antisemiet en Bloemen in de sneeuw respectievelijk in 1979 en 1989 verschenen. Ook in de Engelstalige wereld kent zijn werk om de zoveel jaar een opleving: al in 1969 nam The New Yorker een verhaal op van zijn hand, en eind dit jaar verschijnt The Ermine of Czernopol met een nawoord van Zadie Smith.
Een hermelijn in Tsjernopol is een boek met vele gebreken, van een schrijver die duidelijk nog onbeheerst te werk gaat en met vele dingen tegelijkertijd bezig is. Het verstelstandpunt wisselt voortdurend: in het ene hoofdstuk levert een alwetende verteller satirisch commentaar op een voetbalmatch, in het andere is een hoofdpersonage aan het woord dat bevreemd en onwetend toekijkt, en elders is een nevenpersonage bladzijdenlang aan het woord over de teloorgang van de religie in de moderne tijd.
Het boek is opgebouwd en wordt ook ingeleid als een verzameling jeugdherinneringen van een broer en een zus (die zich met een ‘wij’ identificeren), maar er is veel dat (deels onbewust) door de auteur zelf aan de bespiegelingen wordt toegevoegd — kinderen kunnen bezwaarlijk zo diepgaand en erudiet bespiegelen als Von Rezzori dat doet. Een ander probleem is dat er zich enerzijds een intrige ontwikkelt rond een drietal personages, terwijl er anderzijds zoveel nevenpersonages en beschouwingen worden ingevoegd, dat deze verhaallijn helemaal ondergesneeuwd dreigt te raken. Het voordeel van deze onmacht van de auteur om zijn materiaal te beheersen, ligt precies in het grote aantal disparate gebeurtenissen — op inhoudelijk maar ook op technisch en formeel vlak.
Een hermelijn in Tsjernopol is zowel voor de lezer als voor de auteur een wilde stroom die zich niet in één bedding laat onderbrengen. Als er iets is dat alles in dit boek bij elkaar houdt, dan is het misschien wel de stad waar in de titel al naar wordt verwezen: het fictieve (Von Rezzori spreekt in een toelichting vooraf over het ‘onwerkelijke’) Tsjernopol. De titel van het eerste hoofdstuk is dan ook ‘Over de fenomenologie van de stad Tsjernopol’. De eerste zin gaat als volgt: ‘Als u van mij zou verlangen u in niet meer woorden dan ik vingers aan mijn hand heb uit te leggen wat de stad Tsjernopol boven andere steden op deze aardbol verhief, zou ik moeten zeggen: daar was onaanzienlijkheid geen schande.’
Tsjernopol is een soort Nietzscheaanse vrijplaats, voorbij goed en kwaad, waar elke mogelijke deugd cynisch wordt bekritiseerd, en elke vorm van ongeluk op hoongelach en amusement wordt onthaald. ‘Ik zeg u,’ zo laat de verteller een van de nevenpersonages aan het woord, ‘wij zijn modern tot in het toekomstige. Want waar men tegenover een wereld van smadelijke leefomstandigheden niets anders meer kan stellen dan zijn eigen, tot voorwerp van spot gemaakte bestaan, daar heerst uiteindelijk een zorgeloosheid, die trouweloos maakt jegens alles — behalve jegens zichzelf. Een leven in het heden, dat verleden en toekomst verloochent, maar dat zich op onvoorwaardelijke wijze overgeeft aan het hier en nu.’ Dit Tsjernopol is het decor van de jeugdjaren van een broer en een zus, die zoals gezegd geregeld samen aan het woord zijn, en op een niet zelden pathetische wijze afscheid nemen van de naïviteit van de kindertijd, precies omdat ze geconfronteerd worden met harde, moderne en ontluisterende scènes.
Die onttovering van hun wereld komt vooral tot uiting in de relatie die ze ontwikkelen tot de huzaar Tildy, een ouderwetse, trotse en mysterieuze officier die te gronde wordt gericht omwille van zijn onvermogen om het cynisme van Tsjernopol het hoofd te bieden. In tragikomische scènes wordt Tildy keer op keer beledigd, waarna hij al snel een viertal mannen tot een duel uitdaagt, en uiteindelijk in een krankzinnigengesticht wordt opgesloten. Als Tildy eenmaal weer op vrije voeten is, wordt hij halsoverkop — en naar het schijnt voor de eerste keer in zijn leven — verliefd op een prostituee, die hij eerst nog laat renderen als was hij haar pooier, en waarmee hij vervolgens letterlijk zijn dood tegemoet loopt.
De vertellers, broer en zus, bekijken Tildy op een manier die doet denken aan de wijze waarop Proust zijn Marcel naar Charles Swann deed kijken: bewonderend, onbegrijpend, maar bovenal: esthetisch gefascineerd. Von Rezzori is echter op een minder diepgaande manier modern dan Proust, wat vooral tot uiting komt in de vaak hoogdravende en essentialistische manier waarop hij het gedrag van Tildy — en van de andere personages — interpreteert. Bovendien blijft het drama van de officier een farce waarin nauwelijks inzicht wordt geboden: het is eigenlijk vooral de laatste duw die de hoofpersonages nodig hebben om op een dramatische manier afscheid te nemen van hun onbezorgde kindertijd.
Met Een hermelijn in Tsjernopol heeft Von Rezzori die chaotische en paradoxale periode, die samenvalt met een tijdvak uit de geschiedenis van een stad, beeldend en zeer breed gereconstrueerd — zo uitvoerig en effectief dat het boek niet op een klassieke manier een ‘goede roman’ is geworden, als wel de indrukwekkende weergave van een worsteling met thema’s, gebeurtenissen en wereldbeelden.
Gregor von Rezzori: Een hermelijn in Tsjernopol, Atlas Amsterdam, 2011, 405 p. ISBN 9789045013565. Vertaling van Ein Hermelin in Tschernopol door Kris Lauwerys
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2011
deze pagina printen of opslaan