Met zachte tred
Het is de blik van een oude man die op de binnenflap het boek letterlijk uit staart. Achter hem liggen een kleine driehonderd bladzijden herinneringen, omgewoeld en verwerkt in zijn nieuwste roman Le boulevard périphérique, voortreffelijk in het Nederlands vertaald door Kris Lauwerys als Maalstroom. De romanschrijver, dichter, dramaturg en psychoanalyticus Henry Bauchau (Mechelen, 1913) wordt beschouwd als een van de belangrijkste naoorlogse Franstalige Belgische schrijvers.
Bauchau is een laatbloeier. Tijdens de oorlog was hij in het verzet actief. Daarna stichtte hij een uitgeverij en later ging hij in de psychoanalyse, wat hem naar eigen zeggen zijn ware bestemming als schrijver heeft onthuld. In 1958 rolt zijn eerste monografie, Géologie, van de pers, maar het is pas vanaf de jaren '90 (met ?dipe sur la route) dat zijn werk publiek bekend en erkend wordt. Sindsdien heeft hij verschillende prijzen in de wacht gesleept, waaronder de Prix triennal du roman en de Grand prix de littérature de la Société des gens de lettres. Le Boulevard périphérique (vert. Maalstroom) werd bekroond met de Prix Inter.
De roman wordt doorkruist door twee tijdsdimensies. Enerzijds is er de dagdagelijkse situatie van het hoofdpersonage die als raamverhaal fungeert. Het is een oude man die geregeld zijn schoondochter Paule bezoekt, die aan kanker lijdt. Ze ligt in het ziekenhuis van Bobigny en om tot bij haar te komen moet hij telkens de drukke Parijse ringweg op. Tijdens die monotone rit dwalen zijn gedachten af naar de oorlog, naar zijn vriend Stéphane die hij er verloor, en naar zijn moordenaar, Shadow. Het geheel is echter geen associatieve verzameling van losse gedachten, maar wordt gestroomlijnd door drie bewegingen: een cyclische, een lineaire en een pendulaire.
De cyclische beweging bepaalt het ritme van het verhaal, dat al weerspiegeld wordt in de titel. Letterlijk genomen verwijst het cyclische naar de stroom auto's op de boulevard périphérique, die nooit ophoudt. Regelmatig voegt het hoofdpersonage in op de ring, waar hij dan even in de cirkelbeweging meerijdt. Maar ook op een abstract niveau wordt hij geconfronteerd met een nooit aflatende maalstroom, van gedachten ditmaal. De twee zijn op elkaar afgestemd: wanneer Paule overlijdt, stokt de stroom van herinneringen, en belandt haar schoonvader vlak daarna niet toevallig in een file... Heel even is er een hapering, een onderbreking in een stroom die anders nooit stopt: "Alles gaat onophoudelijk door, eten, slapen, werken, geld verdienen, leven, op de Boulevard Périphérique rijden de vrachtwagens, de auto's eindeloos door en vormen zo een eeuwig continuüm van beweging, van lawaai en van energie."
Het ritme van de roman wordt dan wel bepaald door het cyclische, de richting is lineair. De vier protagonisten (Paule, haar schoonvader, Stéphane en Shadow) staat één beeld strak voor de ogen: dat van de dood. Paule is jong maar terminaal ziek, terwijl haar schoonvader en Shadow beiden oud zijn en de dood voelen naderen. De moord op Stéphane door Shadow, ten slotte, wordt op een indringende manier beschreven. De dood is dus alomtegenwoordig als einde, maar ook als einder: hij geeft perspectief aan het leven van elke dag.
Ten derde is er ook sprake van een pendelbeweging, die zich voltrekt in het hoofdpersonage zelf. In zijn gedachten wordt hij heen en weer geslingerd, niet alleen tussen heden en verleden, maar ook tussen twee manieren om in het leven te staan, die belichaamd worden door Stéphane en Shadow. In het schitterende achtste hoofdstuk worden de twee tegenover elkaar geplaatst. Dit is het moment waarop het hoofdpersonage Shadow voor het eerst ontmoet, in de gevangenis dan nog wel. Ironisch genoeg is het Shadow, de enige kennis die nog in leven is, die ons toegang verschaft tot Stéphane: "Hij [Shadow] is louter blik, een blik gericht op veel afgelegener, veel geheimere zones dan het denken. En met die ogen, met die diepere, oudere blik ziet hij op hetzelfde ogenblik als ik Stéphane." Beiden zijn, elk op hun manier, veel dieper in de werkelijkheid doorgedrongen dan het hoofdpersonage, stelt hij zelf vast. Shadow in de zwaarte, Stéphane in de lichtheid. Stéphane was een alpinist die gezwind, heel ongedwongen de rotsen opklauterde. Op dezelfde manier ging hij door het leven. Shadow daarentegen is een en al zwaarte, "een duivelse zwaarte, waarin alles kracht is, staal, zware materie van de geest." Complexiteit of eenvoud, zwaarte of lichtheid: twee extreme manieren van zijn, die het hoofdpersonage voortdurend voor ogen staan. Hij twijfelt, analyseert meer dan hij handelt, vraagt zich af wat te doen, wordt geleefd in plaats van het heft in eigen handen te nemen. De horizon van de dood mag hem dan wel pal voor ogen staan, de weg die hij volgt, is een "kronkelweg, maar wel in de goede richting."
Bauchau heeft in Maalstroom heel wat autobiografische elementen verwerkt. In een interview liet hij zich ontvallen dat behalve Shadow ieder personage gebaseerd is op een aantal mensen die zijn leven hebben getekend. Uit het boek spreekt een boodschap van hoop, al wordt die niet op een naïeve manier ingevuld. Aanvankelijk neemt het hoofdpersonage kritisch afstand van de manier waarop de naaste familie van Paule zich vastklampt aan een "logica van de hoop". Hoewel het nagenoeg zeker is dat Paule zal sterven, staat het dwangmatige hopen niettemin buiten discussie. Het zou allemaal wel goed komen. De dood rechtstreeks durven aankijken wordt als een taboe ervaren, terwijl die nochtans constant en op een indringende manier aanwezig is. Paule wordt bijna het recht ontnomen om haar eigen sterfelijkheid te beleven.
In de confrontatie tussen Shadow en Stéphane daarentegen, wordt het goede tegenover het kwade geplaatst, het leven tegenover de dood. Paradoxaal genoeg is het niet Shadow die zegeviert. Als hooggeplaatste SS-officier is hij als het ware de absolute incarnatie van het kwaad ? terloops betreurt Bauchau trouwens het gestage vergeten van het oorlogsverleden: voor velen lijkt het woord 'SS-officier' niets meer te betekenen. Hoewel Shadow Stéphane volledig in zijn macht heeft, voelt hij zichzelf na zijn dood niet superieur t.o.v. hem. Het is de tragedie van de beulen: Stéphanes geest heeft hij niet kunnen breken. Zelfs op het laatste ogenblik slaagt hij erin Shadow te ontglippen. Alvorens gefusilleerd te worden, springt hij in een vijver waarin hij sterft omdat hij niet kan zwemmen.
Ook de verwijzing naar Antigone kan worden geïnterpreteerd als een authentieke boodschap van hoop. Het personage Antigone wordt als een soort cameo (het is ook de titel van een vorig werk van Bauchau) vermeld: "Mijn innerlijke Antigone neemt me bij de hand", schrijft het hoofdpersonage wanneer hij roerloos in de nacht staart na de dood van Paule. In een moment van diepe ontreddering voert Bauchau net dat beeld op, Antigone als symbool van de moed. Het is Bauchau hier niet om de heroïsche heldhaftigheid te doen, maar om de moed van elke dag, die het leven helpt dragen, zo verklaarde hij achteraf in een interview.
Tegenover de vastberadenheid van Shadow en van Stéphane staat inderdaad de weifelende, fragiele tred van de verteller en van de auteur. Wie trager stapt, ziet meer, zo lijkt het wel: de indringende beschrijvingen van de personages creëren een sfeer vol nuance en gevoeligheid. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat als opschrift van het boek Yeats wordt geciteerd: "Stap zachtjes, want je stapt op mijn dromen". Het weze een leesadvies voor ieder die Maalstroom tot zich neemt.
Henry Bauchau: Maalstroom, Meulenhoff/Manteau Amsterdam, 2009, 288 p. ISBN 9789085421856. Vertaling van Le boulevard périphérique door Kris Lauwerys
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2009
deze pagina printen of opslaan