1793, het debuut van Niklas Natt och Dag, is door de Zweedse academie voor
misdaadschrijvers uitgeroepen tot het beste debuut van het jaar. Misdaad in
alle mogelijke variaties en een ruim scala aan psychisch en lichamelijk geweld
zijn onderwerp van deze historische roman. Maar meer dan de dader te zoeken,
wil 1793 een portret schetsen van de
Zweedse standenmaatschappij in de achttiende eeuw, en de sociale en
psychologische oorzaken blootleggen van onmenselijk gedrag.
Stockholm, najaar 1793. Mickel Cardell, oorlogsinvalide uit
de Russische oorlog en nu aangesteld als tuchtwacht, wordt door een paar
straatkinderen uit zijn dronkemansroes gewekt. Er drijft een lijk in de rivier,
de ledematen zijn geamputeerd, de ogen uitgestoken en de tong afgesneden. Het
onderzoek wijst uit dat het slachtoffer langdurig en ondraaglijk heeft
geleden: elk volgend lid werd pas verwijderd wanneer de vorige amputatiewonde
genezen was. Hij moet maandenlang vastgebonden op een brits hebben gelegen,
hulpeloos wachtend tot de zaag in een volgend lichaamsdeel werd gezet.
Cecil Winge, een
voormalig jurist, lijdt aan tering en wacht zijn nakende dood af. Hij wil deze
zaak nog ophelderen voor zijn tijd gekomen is, en alleszins voor de huidige
schout wordt vervangen door zijn corrupte opvolger, van wie geen gerechtigheid
te verwachten valt. Hij vraagt Cardell om hem te assisteren bij het onderzoek. Cardell
stemt in, misschien kan dat de wond helen die de oorlog geslagen heeft, en
waarin hij niet in staat was om een strijdmakker van de verdrinkingsdood te
redden.
In het
volgende deel is het nog zomer, de 17-jarige Kristofer Blix schrijft aan zijn –
overleden – zuster. Hij ziet het leven helemaal zitten, is samen met zijn
kompaan bijzonder vindingrijk in het oplichten van mensen en vergaart zowaar
een klein fortuintje. Tot de oplichters zelf bedrogen worden. Hij zit helemaal
aan de grond en zijn schulden worden opgekocht door een sinister heerschap, aan
wie zijn leven nu toebehoort.
‘Er was iets mis met
hem, ik voelde het in mijn hele wezen. Om hem heen hing een soort leegte, een
gebrek aan persoonlijkheid, alsof hij geen mens was maar slechts een dood
lichaam’.
Blix
krijgt opdracht de tong van een man af te snijden en zijn ogen uit te steken. Zijn
ledematen moet hij een na een afzetten en aan de hond voeren. De man moet bij
al deze operaties, waarbij alleen een hoeveelheid wijn voor enige verdoving
zorgt, wel in leven blijven. Tussen de amputaties door moet Blix, wil hij niet
zelf aan de hond gevoerd worden, er dus voor zorgen dat zijn patiënt voldoende
aansterkt voor de volgende ingreep.
Het derde deel gaat over Anna
Stina, een alleenstaande jonge vrouw, die een man heeft geweigerd. Hij
beschuldigt haar daarop van hoererij. Ze wordt opgejaagd door de tuchtwacht en naar
het Spinhuis afgevoerd om haar straf uit te zitten. Daar valt ze helemaal ten
prooi aan de perverse machtspelletjes van de bewakers. Het vierde deel speelt
zich af in de winter van 1793, de gebeurtenissen uit de vorige twee delen
vormen mee de context voor de ontknoping van de misdaad: de algehele maatschappelijke
verrotting van hoog tot laag, de alom aanwezige immoraliteit, de perversiteit
waartoe mensen in staat zijn.
Mensen vormen ‘een
roedel bloeddorstige wolven, die niets liever doen dan elkaar aan stukken
scheuren in hun streven naar onbegrensde macht’, waarin de slaaf geen haar
beter is dan zijn meester, alleen zwakker. Natt och Dag schrijft onomwonden en
meedogenloos precies, maar ook zonder sensatiezucht, hoewel de gruwel meermaals
echt ten top stijgt. Bij een executie bijvoorbeeld, waarbij de dronken beul,
die trots is op zijn talent om mensen te vermaken, maar liefst vijf houwen
nodig heeft om hoofd en romp van de veroordeelde te scheiden. Of wanneer Anna
Stina langs het riool uit het Spinhuis ontsnapt en haar weg in de nauwe
ondergrondse gang versperd wordt door een lijk in ontbinding – de vrouw die
eerder uit het Spinhuis ontkwam, en wier voetsporen Anna Stina volgt. Ze
verplaatst ‘stukje bij beetje, vuist voor vuist’ het mensenvlees dat onder haar
handen uiteenvalt.
Meer nog dan het afgrijzen voor
wat plastisch en hoogst trefzeker is beschreven, wekt de noodlottigheid van deze
levens de grootste huiver. De doem van het tijdsgewricht weegt loodzwaar, de
ideeën, maar vooral de uitwassen van de Franse Revolutie zijn in Zweden doorgedrongen.
Parijs baadt in het bloed en het bericht wordt verspreid dat ook Marie-Antoinettes
hoofd onder de guillotine zal vallen. Zweden is bankroet en de situatie is uiterst
labiel na de moord op Gustav III. Er is maar een vonkje nodig om de toestand te
laten escaleren.
Natt och Dag schrijft bijzonder meeslepend. Zijn stijl, waarin hij met
veel beeldend vermogen de rauwheid van het leven beschrijft, heeft iets
elegants, bouwt in welgevormde zinsneden de context op waarin de barbarij zich
afspeelt. Het werkt bepaald ontregelend om te lezen dat ‘de sfeer een
verwachtingsvol karakter’ krijgt wanneer bij bovengenoemde executie door
Meester Höss, de opgezweepte menigte kalmeert onder het onmenselijke gekrijs
van de veroordeelde.
De afloop van deze geschiedenis is onverwacht en fenomenaal. Cecil Winge
maakt met de dood voor ogen, een keuze die tegen zijn natuur ingaat. Het was
hem voorspeld:
‘Niemand kan met de wolven rennen zonder hun leefwijze over te nemen. […] Jouw
beet zal diep zijn. Misschien zal blijken dat je de betere wolf bent, mijnheer
Winge’.
De beet is diep op een totaal
onverwachte manier en de ‘betere wolf’ berust in het feit dat ‘winst en verlies elk hun plek
hebben’. Een prachtige, ontredderende geschiedenis. Gitzwart met heel af en toe
een klein streepje omfloerst licht.
Niklas natt och Dag: 1793, Prometheus, Amsterdam 2018, 400
p. ISBN 9789044636819. Vertaling van 1793 door Lammie Post-Oostenbrink.
Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan