‘Ik teken het gezicht van de
tijd’
De joods-Oostenrijkse auteur Joseph
Roth (1894-1939) was niet alleen een vermaard literator, maar ook erg geliefd
en populair als reporter. Roth was geen doordeweekse verslaggever, verre van. Hij
was naar eigen zeggen een schrijver én journalist: ‘Ik teken het gezicht van de
tijd’, schreef hij in een brief aan zijn Duitse redacteur. In Spoken in Moskou, een nieuw deel met
journalistiek werk, brengt Roth verslag uit van zijn bewogen reis in 1926 doorheen
de prille Sovjet-Unie. Aan de hand van reportages, brieven en dagboeknotities
doorprikt hij in zijn onvolprezen stijl de droom van het sociale Sovjet-experiment
en toont hoe oude en nieuwe fantomen het Rusland van na de Oktoberrevolutie
parten bleef spelen.
In 1925 was Roth correspondent voor de Frankfurter Zeitung in Parijs, in die tijd een bruisend bastion van
vrijdenkendheid, revolutionaire gedachten en een ongebreideld geloof in een
nieuwe wereld. Roth voelt zich thuis in die avontuurlijke broeihaard van
mogelijkheden en kansen, maar de Duitse krant overweegt een andere journalist
in de Lichtstad te positioneren. Roth krijgt het voorstel om in de plaats naar
Italië, Spanje of Moskou te trekken. Hij verafschuwt het fascisme en opteert
dus voor Rusland, want alleen een Russische verslaggeving kan zijn goede naam
recht houden, zo stelt hij. Bovendien is hij het gedachtegoed van het
communisme niet geheel ongenegen. Tegelijkertijd benadrukt hij niet vatbaar te
zijn voor de geestdrift van het bolsjewisme en immuun te zijn voor de mystiek
van wat de Russische ziel wordt genoemd. Op 30 augustus 1926 is Roth op weg
naar Astrachan, een handelsstad aan de Wolgadelta in het zuidwesten van Rusland,
de brug tussen Europa en de Kaukasus. Enkele Russische kranten berichtten over
de komst van ‘de grote, revolutionaire schrijver’ (‘U weet dat ik hier een
beroemdheid ben’, laat Roth weten vanuit Odessa).
Spoken in Moskou is inmiddels het vijfde deel met non-fictie werk
van Roth bij uitgeverij Bas Lubberhuizen. Ook dit Russisch uitstapje is
samengesteld en vertaald door Els Snick, de stuwende kracht achter de recente Roth-revival
én de onvermoeibare voorzitster van het Joseph Roth Genootschap. Het bevlogen
voorwoord is deze keer van Tom Lanoye, die uit de kast komt als een late
bekeerling tot het Roth-dom, maar zich desalniettemin tijdens de
boekvoorstelling in de Gentse Minard ontpopte tot de ultieme voorlezer van ‘s
mans werk. De ronduit schitterende illustraties (op de titelpagina staat
‘prenten’) van Gerda Dendooven weten de tijdsgeest van het postrevolutionair
Rusland perfect in beelden te vangen: zij liet zich voor haar linogravures
inspireren door het werk van Frans Masereel (wiens houtsneden eerder al De blonde neger en andere portretten (2015)
illustreerden).
In haar instructief nawoord biedt
Snicks partner in crime Ilse Josepha
Lazaroms wat meer context bij de publicatie. Na een mooie uitweiding over de vrij
teleurstellende Russische ontmoeting tussen Walter Benjamin en Roth (zie het Dagboek uit Moskou van de Duitse
filosoof), gaat Lazaroms dieper in op de inhoud van de voorliggende bundel.
Tijdens zijn leven werden Roths Russische reportages nooit in boekvorm
gepubliceerd, enkel in de krant. Pas in 1995 verscheen er een Duitse editie,
samengesteld door Roth-kenner Klaus Westermann. Snick baseerde zich op deze
uitgave voor haar vertaling, maar schrapte enkele passages in het stuk over
onderwijs en de jeugd en kortte enkele dagboeknotities in omwille van een reeks
herhalingen. ‘De vorst en de balalaika’ en ‘Oude kozakken’ verschenen voordien
in De blonde neger en andere portretten,
maar de vertalingen werden voor deze editie herzien. ‘De positie van de joden
in Sovjet-Rusland’ was reeds opgenomen in Joden
op drift (2016). Dat deze drie stukken in Spoken in Moskou voorkomen, is gezien hun inhoud evident. Roths
Rusland-reportages werden in 1994 al eens in het Nederlands vertaald door Koos
van Weringh en — jawel — door Bas Lubberhuizen uitgegeven onder de titel Reis door Rusland. Dat er in Spoken in Moskou naast de reportages ook
brieven en dagboeknotities zijn opgenomen (in tegenstelling tot in Reis door Rusland), is zeker een
meerwaarde. Een paar stukken die wél in Reis
door Rusland zijn opgenomen, ontbreken dan weer in de nieuwe uitgave.
Spoken in Moskou opent met enkele journalistieke stukken die de
Ruslandexpeditie voorafgaan. In ‘Krijgsgevangenenkamp’, een artikel dat op 4
april 1920 in Der Neue Tag verscheen,
beschrijft Roth bijzonder beeldend een Russisch barakkenkamp in het Weense
Prater-park (‘Een grote barak in het midden, waar je de donkere gang
binnenstapt als door de holle slokdarm van een reusachtig kadaver’). In ‘Het
Rode Leger’ (verschenen in de Neue
Berliner Zeitung van 5 augustus 1920) geeft hij een prangende beschrijving
van de structuur van het Sovjetleger, zoals hij het enkele dagen voordien
gelegerd zag in Augustów, vandaag Polen, toen Russisch grondgebied. Diezelfde
krant publiceerde op 13 december 1920 een badinerend artikel over de nieuwste
mode in Berlijn, namelijk ‘Oekraïnomanie’ (‘Berlijn zwelgt in een grotesk
Oekraïens operetteleven’). Terzijde: Roth, geboren in Brody, zou tegenwoordig
een Oekraïner zijn. Na dit artikel volgt nog het hierboven vermeldde ‘De vorst
en de balalaika’, dat de Berliner
Börsen-Courier publiceerde in 1922. Met een enthousiaste brief aan zijn
collega-correspondent voor de Frankfurter
Zeitung Benno Reifenberg start de feitelijke Ruslandreis. Onderweg — Roth
zit op de Wolgaboot — geeft hij blijk van zijn nieuwsgierigheid en gretigheid:
‘Wat in
Rusland ontstaat, is ongetwijfeld een geheel nieuwe wereld. En al ben ik erg
sceptisch, ik ben toch blij dat ik hier getuige van kan zijn. Ik kan me niet
voorstellen dat ik het niet zou hebben meegemaakt, het is alsof je tijdens de
oorlog zou zijn thuisgebleven.’
Roth gaat geen
enkel onderwerp uit de weg in Spoken in
Moskou en belicht zeer diverse aspecten van de Russische samenleving. In
‘Tsaristische emigranten’ neemt hij ‘de enige vertegenwoordigers van het
authentieke Rusland’ op de korrel, te weten Russische emigrés in Europa. Nu hij
effectief in Rusland is, kan hij hen pas echt naar waarde schatten: ‘Ze deden
ons het plezier zich te voegen naar ons cliché.’ In het titelverhaal Spoken in Moskou verbaast Roth er zich
over dat hij tijdens een filmvoorstelling (‘Wat een krankzinnige wereld! Midden
in Moskou wordt Maharadja vertoond…’)
enkel de ‘oude, verslagen bourgeoisie’ in de zaal ziet. De ‘nieuwe’ Russische
burger, de NEP-man is nu de gangmaker,
die op de rug van Lenins Nieuwe Economische Politiek een fortuin heeft weten te
vergaren. Het is meteen een mooi voorbeeld van hoe actueel Roths beschouwingen
zijn: hoezeer verschilt immers de NEP-man
van de huidige oligarchen? In het bijna cynische ‘De herrezen burger’
fileert Roth de nieuwe burger:
‘Van honger maakt hij brood, van iedere ruit maakt hij een
etalage. Daarnet liep hij nog op blote voeten rond, nu rijdt hij in een
automobiel. […] De revolutie schijnt hem niet te deren — zij is het immers die
hem heeft voortgebracht. Het proletariaat staat voor zijn etalages en kan zijn
waren niet kopen — als was het een kapitalistische staat.’
Wanneer Roth in Bakoe is,
schetst hij in ‘Een labyrint van volkeren in de Kaukasus’ een vrij optimistisch
beeld van de complexe demografie van de regio, met een wirwar van
nationaliteiten en culturen (hij vindt terloops enkele onbestaande
bevolkingsgroepen uit). Roth toont zich steeds een begenadigd verteller en een
vlijmscherp observator. Hij etaleert meer dan eens het beschrijvend vakmanschap
dat de lezer kent uit zijn literair werk (‘De grens Njegoreloje’ is op dat vlak
een hoogtepunt, net als ‘Wat zie je in Rusland op straat?’). Met enkele treffende
penseelstreken weet hij een hele wereld te scheppen: ‘Een Russische locomotief
fluit niet, maar loeit als een scheepstoeter, langgerekt en hees als op de
oceaan.’ Zoals Lanoye aangeeft in zijn voorwoord is Roth de keizer van de oneliner.
Hij heeft vaak genoeg aan een aantal gevatte zinnen om de aandacht vast te
grijpen: ‘De Russische straat ziet eruit als een sociaal drama. Het stinkt er
naar kool, leer, eten, arbeid en mensen.’, ‘De revolutie is een poging geweest
van de geschiedenis om het gelaat van de Russische massa met kwistige inzet van
middelen een West-Europees uiterlijk te geven.’, ‘Prostitutie is in Rusland een
kort kapittel. Het is bij wet verboden.’ of ‘De zonde is in Rusland even banaal
als bij ons de deugd.’
De laatste twee citaten komen uit het stuk ‘De vrouw, de
nieuwe geslachtelijke moraal en de prostitutie’, waarin Roth de spot drijft met
de nieuwe burgerlijke zedenmoraal die traditionele schijnheiligheid vervangen
heeft door ‘theoretische arrogantie’: ‘Alle ramen werden opengezet — om muffe
lucht naar binnen te laten.’ Na artikels over de kerk, het landelijk dorpsleven
en de boer volgt nog een mooie ode aan de Russische vrouw. Die is volgens Roth
geenszins ‘demonisch’ zoals de Russische man dat kan zijn:
‘Ze heeft alleen een heel
natuurlijk, elementair en daarom moeilijk te doorgronden temperament. Haar
hartstocht is aards van natuur, feitelijk geremd, ze zal eerder langs omwegen
actie ondernemen. Ze neigt tot een zeer directe eerlijkheid, ze verlokt niet
door zich anders voor te doen dan ze is, ze triomfeert eerder door
overrompeling.’
Wanneer Roth in Moskou een
sentimenteel theaterstuk ziet, verzucht hij dat de revolutie geheel en al
‘verburgerlijkt’ is. En in ‘Publieke opinie, kranten en censuur’ maakt hij
ieder geloof in een onafhankelijke pers met de grond gelijk. In Rusland worden
kranten niet gemaakt door journalistieke vaklui, zo zegt hij, maar door
‘betrouwbare handhavers en handlangers van de ideologie’: ‘Daarom staan er in
de Russische kranten bijna louter juiste feiten en louter valse berichten.’
Alweer een pijnlijk actuele vaststelling, zeker in het licht van de recente
berichtgeving rond vlucht MH17.
In de toegevoegde brieven en dagboeknotities is Roth bijzonder
openhartig. De brieven zijn chronologisch geplaatst doorheen de reportages, de
dagboeknotities samen op het einde van Spoken
in Moskou. In deze egodocumenten klaagt Roth over zijn eenzaamheid, hengelt
hij naar extra toelages (‘Het probleem is geld’), twijfelt hij aan zichzelf
(‘Maar die stomme artikelen zitten me in de weg. Een boek over Rusland kan ik
niet schrijven’), vecht hij tegen de desillusie (‘Ik ben teleurgesteld dat de
Russen […] nu ook in staat zijn tot banaliteiten’) en maakt zich zorgen over
zijn vrouw (‘Mijn liefde voor Friedl is al enkele dagen sterker dan ooit. Het
begint liefde te worden.’).
Toen Roth
geïnterviewd werd door een Russische krant liet hij zich erg positief uit over
Rusland. Hij beweerde dat de ‘Duitse intelligentsia zich vandaag naar de
Sovjet-Unie wendt’. In zijn dagboek is hij veel minder euforisch en hecht
weinig geloof aan een bloeiende toekomst voor de Sovjetstaten. In een brief aan
kunstbroeder en collega bij de Frankfurter
Zeitung Bernard von Brentano schrijft Roth dat het fout is om de
Sovjetstaten politiek te bekijken. Wie Rusland wil begrijpen, moet de ‘cultuur,
godsdienst, metafysica, spiritualiteit’ van het reusachtige en
ondoorgrondelijke land kennen. Om zijn theorie aan von Brentano te
verduidelijken, voegt Roth er zelf een tekening bij.
Vroegere Rusland-analyses zijn
volgens Roth pure quatsch: ‘Er klopt niets van al wat Toller en Kisch over
Rusland hebben gezegd’. Belangrijk om in het achterhoofd te houden is dat Roth
door Rusland reist op het moment dat het zich in een soort historisch vacuüm
bevindt. Grote veranderingen stonden op stapel, maar werden nog niet ontplooid.
Stalin kreeg als secretaris-generaal van de communistische partij vanaf 1922 steeds
meer macht, maar wanneer Roth in Rusland is, was de latere ‘Rode Tsaar’ nog
geen absoluut heerser. Is dat de reden waarom Roth hem nergens vermeldt? Na de
dood van Lenin in 1924 streden Trotski en Stalin om de macht. De gedwongen
volksverhuizingen waren al in 1920 opgestart, maar de samenleving was nog
grotendeels agrarisch, herstellende van de burgeroorlog en in de ban van de NEP.
De nefaste collectivisering van de landbouw en Stalins Grote Zuivering moesten echter
nog worden ingezet. Op 25 september 1926 geeft Roth in zijn dagboek te kennen dat hij zich bewust is van het wankele karakter van de Sovjetdroom:
‘Ik raak er steeds meer van overtuigd dat Marx
verschillende uiterst belangrijke factoren gewoon is vergeten mee te rekenen.
[…] Hoe lang nog zal het revolutionaire gedachtegoed uitgaan van de domme
hypocriete burgerlijke slogan van de zegen van de arbeid? […] Zelfs religies
kennen een beperkte houdbaarheid. En dan zou de marxistische theorie eeuwig
blijven gelden?’
Spoken in Moskou bedient
zowel de Roth-adept als de russofiel op z’n wenken. De kwaliteit van de uitgave
laat hopen dat uitgever en samensteller zo spoedig mogelijk nog meer
journalistiek werk van deze onnavolgbare chroniqueur op de wereld loslaten.
Joseph Roth, Gerda Dendooven: Spoken in Moskou, Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2018, 208 p. ISBN 9789059375086.
Vertaling uit het Duits door Els Snick. Distributie: Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan