Net wanneer je denkt
dat Hemel en hel van Jón Kalman
Stefánsson de centrale rol van poëzie in het leven van elke IJslander zal
bevestigen, gaat het de andere kant uit en verraadt de literatuur het leven. Ze
eist letterlijk het leven van de jonge visser Bardur, die in een haastige
poging een vers uit Miltons Paradise Lost
uit het hoofd te leren - het vers is in zijn gedachten onlosmakelijk
verbonden met zijn lief - zijn leren anorak vergeet en daarom van de kou omkomt
in een onverwachte storm op zee.
Het eerste deel van de roman vertelt langzaam hoe een groepje
vissers na twee weken slecht weer 's nachts uitvaart om in verre, diepe wateren
kabeljauw te vangen. Alle mannen zijn te zeer in gedachten verzonken om de
eerste tekenen van een naderende
storm te merken. Voor Bardur is het dan al te laat, de rest raakt met veel
moeite aan wal. Het tweede deel van de roman vertelt hoe Bardurs beste vriend,
het hoofdpersonage, nooit nader omschreven dan met 'de jongen', de vissersgroep
verlaat en het boek van Milton terugbrengt naar de eigenaar in het dorp. De
jongen stuitert heen en weer tussen het verlangen om zijn vriend te volgen in
de dood en een onstuitbare hunker naar het volwassen leven. Uit die
verscheurdheid wordt hij 'gered' door een eigenzinnige cafébazin die hem aan
het werk én het lezen zet. Het café vormt een verzamelplaats voor vrijzinnige,
in poëzie geïnteresseerde figuren. Door elk van hen - en hun verhouding tot de
gevestigde orde in het dorp - te belichten, bekomt Stefánsson een sociale
schets van het IJsland van honderd jaar geleden.
Dit verhaal van een vissersdrama
sluit aan bij oudere, naturalistische werken in de IJslandse literatuur. Lange,
indringende scènes van vechten tegen sneeuw, wind en zee, verstrengeld met
pijnlijke gevoelens van verlangen en wanhoop, herinneren aan wat de kleine
boeren overkomt in Onafhankelijke mensen
van Halldór Laxness. Door dat naturalistische verhaal weeft Stefánsson een
psychologische focus op de vriendschap tussen Bardur en de jongen, en op hun
verlangens naar literatuur en liefde.
In een
veelstemmige, heterogene schrijfstijl verbindt hij op associatieve wijze
geschiedenis, bespiegeling en poëtische verwondering met elkaar. Naargelang
welk personage wordt belicht, verandert het stijlregister van grof naar
verfijnd, van naïef naar oud en wijs, van singulier naar universeel. Het
naïeve, idealistische standpunt van het jongvolwassen hoofdpersonage staat
tegenover de grove uitlatingen van in het leven verstarde oude mannen. De
vertellers van het verhaal zijn een 'wij', de ronddolende zielen van gestorven
dorpelingen die met allerhande bespiegelingen het relaas een beschouwend,
universeel karakter geven, en die voortdurend natuur, weer, mensen en ziel met
elkaar verbinden. In het vreemde café horen we: 'De dichtkunst is net als de
zee, en de zee is donker en diep, maar ook blauw en wonderschoon, er zwemmen
vele vissen in en er leven allerlei soorten dieren die niet alle even goed
zijn.' Zo wordt alles met elkaar verbonden in dit boek, in een bezwerende, maar
toch lichte toon, die opnieuw herinnert aan wat Laxness zestig jaar geleden
schreef. De originaliteit van Stefánsson ligt in de vloeiende veelstemmigheid
van zijn roman.
Jón Kalman Stefánsson: Hemel en hel, Ambo/Anthos, Amsterdam 2014, 206 p.
ISBN 9789041415356. Vertaling van Himnaríki og helvíti door Marcel Otten.
Distributie VBK België
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf
deze pagina printen of opslaan