Alles moet steeds
sneller, compacter en flitsender: een gunstiger tijdgeest voor een revival van
het kortverhaal is nauwelijks denkbaar. Maar is het in het geval van het
Nederlandse taalgebied niet gepaster te spreken over een eerste echte opleving?
Terwijl de roem van een behoorlijk aantal Spaanstalige en Angelsaksische
schrijvers gestoeld is op kortverhalen, zijn de voorwaarden voor het kweken van
een kortverhalentraditie hier nooit echt aanwezig geweest. Hoewel zoals overal
ook hier veel prozaschrijvers beginnen met verhalen, schakelen de meesten zodra
ze kunnen over op het dominante genre: de roman. Geen wonder, want wie zich op
kortverhalen wil toeleggen, loopt het risico vooral zijn eigen lade te zullen
vullen: de literaire tijdschriften
zijn even bedreigd als de axolotl, en tenzij de schrijver befaamd is, staan
maar weinig uitgevers te springen om een oorspronkelijk Nederlandstalige dan
wel vertaalde verhalenbundel uit te brengen. Niet het minst omdat ze weten
dat als de inkrimpende literaire bijlagen al eens een bundel oppikken, ze er
doorgaans hoogstens een signalement aan wijden.
In zo’n literair klimaat kun je
de verschillende reeksen van uitgeverij Voetnoot natuurlijk alleen maar
toejuichen. Door aandacht te schenken aan korte teksten van zowel
Nederlandstalige als vertaalde schrijvers, gaat de uitgeverij bewust in tegen
de hegemonie van de roman. De reeks 'Perlouses' richt zich op de Franstalige
literatuur en heeft daarbij ook oog voor teksten die door buitenlandse auteurs
in het Frans werden geschreven. Zo verscheen het handvol microverhalen dat de
Argentijnse Parijzenaar Julio Cortázar (1914-1984) rechtstreeks in het Frans
schreef onlangs onder de titel De toespraken van de bekkenknijper.
De betreurenswaardige vergetelheid waarin Cortázar in het
Nederlandse taalgebied gesukkeld is, heeft ongetwijfeld veel te maken met de
hierboven aangehaalde stiefmoederlijke behandeling van het genre waarin hij
uitblonk. Dat hij bij ons niet dezelfde bekendheid geniet als die andere drie
iconen die de Spaans-Amerikaanse literatuur in de jaren zestig en zeventig op
de wereldkaart hebben gezet, is des te ironischer omdat hij in Brussel geboren
werd. Terwijl de romans van Gabriel García Márquez, Mario Vargas Llosa en
Carlos Fuentes hier veelvuldig herdrukt en gelezen worden, is de baanbrekende
postmoderne roman Rayuela, een hinkelspel (1963) het enige werk van
Cortázar waar hier en daar nog een recente uitgave van te vinden is. Wie zoekt
naar de meesterlijke kortverhalen van bijvoorbeeld Bestiarium (1951)
of Einde van het spel (1956), is aangewezen op de bibliotheek of mag
hopen om in een tweedehandsboekenwinkel op de vertalingen uit de jaren tachtig
te stuiten.
Maar
gelukkig is er nu dus De toespraken van de bekkenknijper, een boekje dat
veertien staaltjes van Cortázars schrijfkunst bevat. In ‘Geweigerd door Maggi
en zelfs door Knorr’ legt de auteur uit hoeveel vesten je kwijt kunt in een
soepketel; in ‘Dus daarom ondervinden wij veel hinder van de jaguars’ gaat hij
dan weer in op de overlast die die diersoort wel eens genereert in het
dagelijkse leven:
'Laten we wel wezen, wij
ondervinden verdomd veel hinder van de jaguars. Bij ons thuis in de Rue Blomet
is het een en al jaguar. Je zou het niet zeggen want je ziet ze nauwelijks,
maar dat hoort eigenlijk helemaal bij hun manier van er zijn en van zich
binnenmurwen. Geloof het of niet, je vindt ze ’s morgens zelfs in je
boter'.
Het mag duidelijk zijn dat
Cortázar zich in deze stukjes vooral van zijn meest ludieke kant laat zien.
Meestal doet hij dat door middel van absurde humor, soms ook door te
experimenteren met de vorm — in ‘Wij betreuren de’ slaagt hij erin een
verhaaltje te vertellen zonder ook maar één zin af te maken. Het zijn stuk voor
stuk fragmenten die je kunt lezen tussen twee tramhaltes, maar sommige dagen je
wel uit om je de rest van de rit af te vragen wat er toch schuilt achter die
verraderlijk frivole façade. Dat kan simpelweg niets zijn, maar vooral ook van
alles, van metaliteraire reflectie tot overpeinzingen over zonderlingen die
tegen de stroom op roeien.
De
toespraken van de bekkenknijper is
een blikje Cortázarconcentraat: zijn typische speelsheid en fantasie worden
hier in de meest puurste vorm geserveerd. Voor de toevoeging van een directere
link met de werkelijkheid en een sterker uitgewerkt verhalend element, is het
vooralsnog wachten op een heruitgave van de in 1995 door Meulenhoff
gepubliceerde Verzamelde verhalen.
Julio Cortázar: De toespraken van de bekkenknijper.
Het complete Franstalige werk, Voetnoot, Amsterdam 2011, 61 p. ISBN
9789078068600. Vertaling uit het Frans door Martin De Haan en Rokus Hofstede.
Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan