Een mens maakt zoveel
mee dat hij per levensfase gerust een aparte naam zou kunnen dragen, bedenkt
Knausgård in het derde deel van zijn autobiografie. En als om dat uitgebreid te
illustreren komt in Zoon meteen een heel andere verteller aan het woord
dan in de romans die eraan voorafgaan, Vader en Liefde. Voor het
eerst in de cyclus worden herinneringen zonder filosofische omwegen verwoord,
chronologisch bovendien, maar nog altijd in zo’n realistisch proza dat de
werkelijkheid wel uit de taal gehouwen lijkt.
Karl Ove groeit op een eiland
aan Noorse zuidkust. Het is Knausgårds sterkte om de banaliteit van alledag zo
nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen dat de lezer aanvankelijk denkt met
zeer waarheidsgetrouwe memoires te maken
te hebben, maar tegelijk de dreiging aanvoelt die in wel meer geromantiseerde
idylles op de loer ligt. Knausgård speelt op beide verwachtingspatronen in. Hij
dist wat jaartallen en achtergronden op, rent tussen de villaatjes door op zoek
naar het begin van de regenboog, stelt de ontdekking van een vuilnisbelt als
een hoogtepunt voor in zijn zevenjarig bestaan, en schetst uitgebreid
familieverbanden. Maar op een mooie avond zet Karl Ove de televisie wat te
bruusk aan en prompt geeft vader hem huisarrest. Karl Ove eet liever cornflakes
met zure melk dan zijn bord walgend leeg te kieperen, want vader is ook in de
keuken. Als een spelletje met lucifers een klein te veel rookontwikkeling
veroorzaakt, grijpt de angst voor vader de jongen al naar de keel.
Langzaamaan krijgen we een beeld
van een bijzonder tirannieke vader die ervan houdt zijn zoon te kleineren en
ongemeen hard te straffen. Een vader die zegt zijn zoon een kaartspelletje te
willen leren en daarna alle kaarten hoonlachend in het rond strooit. Die
om zich heen begint te slaan als hij ontdekt dat zijn zoon vijf kronen verdiend
heeft door een oude vrouw te helpen. Knausgård zelf blijft verbazend consequent
in het verhaal zitten. Een van de weinige keren dat de verteller een beetje
afstand van zichzelf neemt, is de passage waarin hij zijn moeder prijst: ‘Zij
redde me, want als zij er niet geweest was, dan was ik alleen met papa
opgegroeid, en dan zou ik mezelf vroeger of later op de een of andere manier om
zeep gebracht hebben.’ Opgroeien gaat Karl Ove dan ook niet zo gemakkelijk af.
Hij is te intelligent en te gevoelig voor zijn leeftijd, en wordt daar sociaal
hard voor afgestraft. De verhuizing naar een andere stad op het einde van de
roman lijkt een nieuw begin, maar ondertussen hebben we het vervolg al in Vader gelezen,
waarvan we na Zoon pas goed beseffen welke hel daarin vooral
níet wordt beschreven.
In al zijn evenwichtigheid
zou Zoon wel eens het sterkste deel van ‘Mijn strijd’ kunnen
zijn, en als handleiding tot analyse van de persoon Knausgård ook het
belangrijkste. We zijn benieuwd welk personage de auteur in zijn volgende
levensfase zal vertolken.
Karl Ove Knausgård: Zoon, De Geus, Amsterdam 2014, 443 p. ISBN 9789044534085.
Vertaling van Min kamp : tredje bok door Paula Stevens. Distributie L&M
Books
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf
deze pagina printen of opslaan