Vertaald proza

Karl Ove Knausgård: Vader

door Freek Adriaens

Van eelt tot de kern
 
In het eerste boek van zijn zesdelige autobiografie wijdt Karl Ove Knausgård 450 pagina´s uitermate realistisch proza aan de verhouding met zijn vader, die op vrij jonge leeftijd ten onder gaat aan drankmisbruik. Het is een roman als een mokerslag. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Knausgård zijn herinneringen de vrije loop laat en zich verliest in zijn zelfanalyse, maar de tekst volgt wel degelijk strak uitgestippelde verhaallijnen, ook al vertakken ze zich voortdurend in alle richtingen. Vader is een Scandinavische roman à la lettre, opgebouwd rond het contrast tussen de winter in het eerste deel en een zomer vol schemerige nachten in het tweede, met alcoholisme als een van de hoofdthema’s. 
 
De rode draad in de eerste helft van de roman is nieuwjaarsavond 1984. In een buitenwijk van Kristiansand wacht de zestienjarige Karl Ove op het geschikte moment om de deur van het ouderlijk huis ongemerkt achter zich dicht te trekken. Ergens in een besneeuwde wegberm heeft hij samen met een vriend de drankvoorraad voor vannacht verstopt. De tijd gaat traag en wordt besteed aan gemijmer over kalverliefdes, een mislukt seksueel contact, een al even mislukt want veel te luid eerste optreden met een eigen band (meteen een van de weinige komische noten in het hele werk), zijn grote verliefdheid voor de onbereikbare Hanne, en trotse herinneringen aan dronken avonden waarvan zijn ouders natuurlijk niets mogen weten. Vader zit beneden met de grootouders, en ook Karl Oves moeder is voor een keer geen avonddienst aan het kloppen in een ziekenhuis veraf. Uiteindelijk glipt Karl Ove het huis uit en vindt het bier, maar op weg naar zijn vriend wordt hij onderschept door zijn oom, die erop staat hem een lift te geven. De drank laat hij noodgedwongen achter in de berm en zal hij later die avond nog moeten ophalen. Het feestje zelf wordt ook een flop, omdat Karl Ove had gehoopt er uitgenodigd te worden op nog een ander feestje achteraf bij klasgenoten. Hij is pas van school veranderd en zoekt tevergeefs aansluiting. Hij bedrinkt zich en komt thuis zonder dat zijn ouders wat in de gaten hebben.
 
Grote afwezige in dit eerste deel is, ondanks de titel van het werk, de vader van Karl Ove. Dat wil zeggen: hij dwaalt wel rond, maar blijf bijna letterlijk een schim op de achtergrond. Het is duidelijk is dat Karl Ove geen hechte band met zijn vader heeft, maar veel minder duidelijk dat die onthechting de kiem aan het vormen is van de haat en de trauma’s die in het tweede deel voor zoveel emoties zullen zorgen. Hier schuilt eigenlijk een beetje het paradoxale in het eerste volume van de autobiografie. Knausgård laat geen spaander heel van zichzelf, verpakt al zijn puberale kommer en vernederingen als wrange anekdotes (zo deelt hij ons zonder gêne mee hoe hij als kind dacht abnormaal te zijn omdat zijn penis schuin omhoog stond in opgewonden toestand), maar hoeveel eelt op de ziel hij ook wegpulkt, tot de kern van de zaak dringen we niet door. Wat is er precies tussen hem en zijn vader gebeurd, behalve een paar vernederende opmerkingen na een voetbalmatch waarop vader Knausgård toevallig zijn zoon heeft zien stuntelen, of zijn lacherige reactie op de angst van een kind dat in een televisiereportage over een verongelukte vissersboot dacht een gezicht onder water te hebben waargenomen? Zelfs over de ware oorzaak van de scheiding tussen zijn ouders komen we weinig te weten. Als dan iemand erop belust lijkt om het leven van de jonge Karl Ove te verpesten, is het wel zijn broer Yngve, die goed weet hoe je een kind de stuipen op het lijf moet jagen.
 
Op het einde van het eerste deel belandt Karl Ove als zeventienjarige op een feestje dat zijn vader onaangekondigd geeft met zijn nieuwe vriendin. Aanwezig zijn een heleboel mensen die ofwel lang bij het gezin Knausgård in de buurt hebben gewoond, ofwel min of meer verwanten zijn van de auteur. Het vreemde is dat Karl Ove hen nooit eerder heeft ontmoet, en dat hij moet toezien hoe zijn vader emotioneel wordt van de herinnering aan de dood van een verre nicht. De onthechting wordt nergens pijnlijker duidelijk dan op de laatste pagina van het eerste deel van de roman.
 
Het tweede deel begint in een winters Stockholm. Karl Ove huurt er als dertiger een appartement op een steenworp van de flat waar hij met zijn nieuwe Zweedse vriendin Linda samenwoont. Ze verwachten hun eerste kind. Maar allerlei gedachtestromen voeren de auteur, via beschouwingen over kunst en dood, naar het overlijden van zijn vader in 1998. Knausgård merkt op dat we de dood in onze moderne samenleving hebben proberen te verstoppen. Dode lichamen bergen we op in kisten en mortuaria liggen in kelderverdiepingen van ziekenhuizen. Het ironische — of net heel logische — is dat hij zijn overleden vader in het verdere verloop van het tweede deel zelf weer naar de achtergrond verschuift. In 1998 woont Karl Ove nog in Bergen met zijn eerste vrouw Tonje. Als zijn broer hem opbelt om hen van het heengaan van hun vader te vertellen, neemt hij het eerste vliegtuig naar Stavanger om van daaruit naar Kristiansand te rijden. Pas hoog in de lucht komen de eerste huilkrampen, pas in de auto horen we het eerst hoe onbegrijpelijk die krampen eigenlijk zijn, na alles wat ‘vader hem en Yngve heeft aangedaan’.
 
Oma heeft hem gevonden, dood voorovergebogen op zijn stoel. Karl Ove en Yngve brengen een laatste groet aan hun vader in het mortuarium. Daarna wordt de lezer in een ellenlange terugblik het huis van oma Knausgård binnengeloodst, regelrecht de smeerboel in die vader heeft achtergelaten. Geschokt beginnen de twee broers het samengekoekt vuil van vloeren en meubels te schrapen. In de keuken vol beschimmelde etensresten zit oma, die ook nog eens incontinent en seniel blijkt te zijn, naar een borrel te snakken. De adembenemendste scène is die waarin Karl Ove er plots zo van overtuigd raakt dat zijn vader niet dood is dat hij hem in een beklemmende hallucinatie de trap hoort opkomen. De angst voor de vader wordt zo uitvergroot dat de man in al zijn wreedheid nergens anders even aanwezig lijkt dan als spookbeeld op dit onverwachte moment.
 
Het is verleidelijk om in al het geschraap en geploeter een metafoor voor een rituele reiniging te zien. Knausgård beschrijft de grote schoonmaak in ieder geval net zo minutieus als hij zijn opeengehoopte trauma’s laag na laag ontleedt in het eerste deel van het werk. Al moet hier misschien wel de kanttekening worden gemaakt dat al dat realisme op den duur ten koste gaat van de leesbaarheid: de dialogen in kiosken en aan worstenkramen zijn soms wat te alledaags en lijken geen andere functie te hebben dan van het verhaal een waarheidsgetrouwe registratie te maken.
 
Anderzijds is het net het realisme dat Vader zo voortstuwt. Het is een dikke tranche de vie in de ware zin van het woord, zonder meer opsmuk dan af en toe een wijdlopige kunsthistorische analyse of een beschrijving van gedempt zomerlicht boven een kustlandschap. Met literaire vondsten zal Knausgård je dus niet weten te bekoren, maar er zijn genoeg literatuurliefhebbers die in de eerste plaats lezen om een ander leven te beleven. Zij zullen Knausgård een heerlijke ervaring vinden, al was het maar omdat ze niet meer inspanning hoeven te leveren dan zich te laten meeslepen door een vertelstroom met een bijzonder sterke draagkracht.

Karl Ove Knausgård: Vader, De Geus Breda, 2011, 445 p., ISBN 9789044517194. Vert. van: Min kamp : første bok door Marianne Molenaar. Distributie L&M Books
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri