Nederlands proza

Ted van Lieshout: Mijn meneer

door Kirstin Vanlierde

Er zijn weinig auteurs die het kunnen én durven: jezelf helemaal blootgeven in een boek, daarin een heikel maatschappelijk thema aansnijden en dan ook nog eens niet het populaire, politiek correcte standpunt verdedigen. Ted van Lieshout heeft op heel dappere wijze zijn nek uitgestoken. Mijn meneer is zijn relaas over de relatie die hij als elfjarige jongen had met een volwassen man.
 
Met dit boek wil de auteur het door stereotypen overheerste en vergiftigde debat over pedofilie weer van enige nuancering voorzien. Dat is een gewaagde opdracht, en een zeer moeilijke evenwichtsoefening. Want Van Lieshout wil en kan pedofilie niet goedkeuren, maar weigert eveneens de rol van slachtoffer op te nemen. In zijn nawoord zegt hij: ‘Ik vind dat wat mij in mijn jeugd is overkomen verkeerd was en dat mijn meneer het risico niet had mogen nemen dat ik beschadigd zou raken, los van of ik daadwerkelijk beschadigd raakte of niet. Maar van het gebeuren zelf heb ik geen spijt en als ik het uit mijn leven kon wissen, zou ik dat niet doen. (…) Ik ben van mening dat deze ervaring, samen met alle andere, ervoor heeft gezorgd dat ik ben geworden wie ik ben, en dat wijs ik niet af.’
 
Hoewel waardevol als pleidooi voor een genuanceerd debat dat kindermisbruikers niet blindelings stigmatiseert als de verzinnebeelding van het pure kwaad, is dit een moeilijke boodschap. Want al bij al kun je zeggen dat de kleine Ted geluk heeft gehad. Hij had om te beginnen een minder aardige pedofiel kunnen treffen. Zijn meneer dwingt op geen enkel moment. En het kind in dit verhaal is een buitenbeetje met een sterk karakter en een ontluikende voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht. Hoewel naïef en geremd omwille van opvoeding, heersende moraal en leeftijd, vindt hij in de relatie met zijn meneer dingen die hem aanspreken. Aandacht, en tederheid, en de overtuiging dat hij bijzonder is.
 
Van Lieshout kiest consequent voor het perspectief van kleine Ted. Die vertelt zijn verhaal in brieven aan Maria, wier verwaarloosde kapelletje hij onderhoudt. Stilistisch een sterk stukje literatuur, omdat de auteur er het hele boek lang in slaagt om de stem van dit jongetje overtuigend te laten klinken, met al zijn onbewuste onhebbelijkheden erbij. Zijn kinderlogica is levensecht, nu eens hilarisch, dan weer schrijnend onschuldig. We volgen zijn gedachten en kunnen niet ontsnappen aan zijn beleving en interpretatie van de feiten. Dit levert confronterende literatuur op.
 
Van Lieshout krijgt zijn lezer niet alleen zo ver dat die zich helemaal innestelt in zijn jonge ik-verteller, hij slaagt er ook in hem mee te krijgen op momenten dat dat moreel niet zou mogen. Zijn meneer verleidt de kleine Ted, heel zachtjes, heel geleidelijk, en de lezer wordt mee verleid. Gedeeltelijk. Want natuurlijk zit er in het achterhoofd van de volwassen lezer altijd het besef dat meneer niét is zoals Ted hem ziet, of toch niet helemaal. Het is deze superbe vorm van dramatische ironie die het hele boek draagt. En ondanks die ironie slaag je er toch niet in meneer werkelijk een smeerlap te vinden. Omdat kleine Ted dat ook niet doet. In zijn nawoord bekent Van Lieshout dat hij als kind echt geloofde, al was dat misschien een misvatting, dat dit een vorm van liefde was. De tederheid en de verbondenheid die er groeit tussen de man en ‘zijn’ jongetje zijn tastbaar aanwezig in het verhaal. Het is precies deze magistrale, maar ongemakkelijk mix die de lezer confronteert: met zichzelf, met de maatschappelijke mores, met het publieke debat.
 
En Van Lieshout maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Enerzijds fictionaliseert en verandert hij volop essentiële feiten in het verhaal omdat hij voor geen geld de identiteit van zijn meneer te grabbel wil gooien. Anderzijds heet zijn hoofdpersoon wel Ted en staat er een foto van hemzelf als elfjarige op de cover van het boek. ‘Zeer mooi,’ vond Van Lieshouts moeder. ‘Alle pedofielen zullen het zeker kopen.’ Een betere illustratie van de problemen die met dit werk aan de oppervlakte komen, kun je niet bedenken.
 
Nog voor de publicatie van het boek regende het interviews in kranten en tijdschriften. Van Lieshout mocht langslopen bij De Pauw en Witteman, was te horen op Klara en kreeg een reportage in Het uur van de wolf, die integraal aan het ontstaan van dit werk was gewijd. Op zijn blog regende het reacties van steun en afkeuring, en op een bepaald moment gingen een anoniem slachtoffer en een anonieme pedofiel er verbaal zowat met elkaar op de vuist. Alle mogelijke partijen in het debat probeerden het boek te claimen of wilden het veroordelen. De waarde van het kind en de rechten van het individu leken soms diametraal tegenover elkaar te staan. Het pleit voor Van Lieshout dat hij er beleefd onder blijft en zich consequent houdt aan wat van in het begin de bedoeling was: het boek zijn verhaal laten vertellen, niets meer, niets minder.
 
De eerste druk van Mijn meneer verkocht uit in minder dan twee dagen. ‘Dat is me met mijn eerder werk nog nooit overkomen,’ stamelde de verbaasde auteur op zijn blog. Laten we hopen dat dit magistrale boek de aandacht voor dat eerdere werk ook weer wat aanscherpt. Want dat een auteur als Van Lieshout pas wordt opgemerkt en naar waarde geschat als hij van doelpubliek verandert, zegt óók heel veel over de waarde die wij kinderen in deze maatschappij toedichten.

Ted van Lieshout: Mijn meneer, Querido, Amsterdam 2013, 253 p. ISBN 9789021446684. Distributie L&M Books

Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2013

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri