‘Aan het einde van de
wereld zien wij elkaar’. De vertelster in De duimsprong krijgt steevast
een kaart met deze boodschap van haar Zwitserse kompaan Jens, wanneer hij
zonder haar rondreist. Maar sinds hun laatste klimtocht in de Alpen blijven
zijn verlossende woorden uit. Meer nog, de jongeman is spoorloos. Wat weten we
verder nog over dit tweetal, behalve dat ze een passie voor verstilde
landschappen delen en een berghart hebben? Weinig. De jonge vrouw die het
verhaal vertelt, blijft naamloos. Ze woont in Amsterdam. Van Jens weten we dat
hij meerdere studies aanvatte zonder ze af te maken. Zijn kamer was op boeken
en een matras na leeg. Tijdens hun laatste tocht liet zijn conditie hem in de
steek en wankelde zijn gemoedstoestand.
In de hoop om dichter bij Jens’
verdwijnpunt te komen, keert de vertelster terug naar plekken die hem aan het
hart lagen, van de Zwitserse Alpen tot de klifrijke kust van Lyme Regis bij
Dorset, waar Mary Anning tweehonderd jaar geleden fossielen verzamelde voor de
wetenschap. Het lopen helpt haar om te gaan met de ondraaglijke leegte die Jens
naliet. Afleiding vindt ze ook in haar biografische speurtocht naar de
Zwitserse geoloog Albert Heim (1849-1937). Al in zijn late tienerjaren was hij
een fanatiek klimmer die bergen mat en zocht naar de geheimen achter formaties.
Hij werd professor geologie in Zürich en maakte in zijn reliëfwerkplaats
alpmodellen op basis van zijn tekeningen en veldnotities. Met de opkomst van de
ballonvaart raakte hij ook gefascineerd door luchtbeelden van het gebergte. De
gedrevenheid waarmee de jonge vrouw Heim achtervolgt, doet haar verdriet over
Jens’ afwezigheid langzaam vervagen. En na ruim twee jaar, op de begraafplaats
waar Heims urn staat, concludeert ze: ‘Daar in de nabijheid van Heims as,
schoof er iets op in mijn hoofd, mijn hart kalibreerde. Jens voelde niet langer
kwijt’.
Miek
Zwamborn schrijft niet alleen proza, ze is ook dichter, vertaler en beeldend
kunstenaar. Haar eerste roman Oploper haalde in 2001 de longlist van de
AKO-literatuurprijs, Vallend hout stond in 2004 op de longlist van de
Libris Literatuurprijs. Diezelfde eer viel dit jaar ook De duimsprong te
beurt. In haar derde roman vermengt ze fictie met documentaire. Dit, samen met
haar zwart-witillustraties (zowel archiefbeelden als zelfgemaakte foto’s — alle
beschreven trajecten heeft Zwamborn zelf gelopen) doen denken aan W.G. Sebald.
In haar ingetogen stijl en aan de hand van overwegend feitelijke details roept
ze de puurheid op van adembenemende bergen, gletsjers en ijsvlaktes. Haar
hoofdpersonages voelen zich nietig in vergelijking met de miljoenen jaren oude
aardlagen en verdwijnen als het ware in het landschap, net zoals klimmers een
worden met het gesteente. Daarmee is deze roman over verlangen en verlies
tegelijk een ode aan de aarde, want zoals Heim het stelde: ‘Geologie is het oog
van de geschiedenis. Het landschap heeft alles gezien’.
Miek Zwamborn: De duimsprong, Van Oorschot, Amsterdam 2014, 255 p. : ill. ISBN 9789028260917. Distributie Elkedag Boeken
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan