Als een huwelijk
tussen literatuur en plantkunde, zo begint dit boek: een romantische
beschrijving van een tuin, onderhouden door twee mensen. In het begin doen ze
dat samen en zit de tuin vol leven. Siep is de hoofdtuinier, de verteller zijn
toegewijde helper. De nauwgezette Siep zorgt ervoor dat alles in goede banen
loopt, en de planten bloeien. Maar twee opeenvolgende gebeurtenissen geven de
romantiek een stevige knauw: eerst is er een stormwind, symbool van de herfst,
en vervolgens maakt Siep een fatale val. Nu begint de verteller met zijn
snoeiwerk: alles wordt kaal, steeds meer, steeds verder. Bomen worden omgehakt,
struiken verdwijnen tot alles verwordt tot een grote leegte. Dit is het verhaal
van een leven, verteld met beelden van een
tuin. Het is een novelle die balanceert op de grens tussen proza en poëzie; in
elk geval zit er voldoende beeldende elementen in om je dat verschil te laten
vergeten. De schrijfster put daarvoor rijkelijk uit haar achtergrond van
beeldend kunstenares en haar fotografisch veldonderzoek over bomen.
Zwamborns taal is
doorspekt met botanische termen. Tegelijk gaat er geen enkele aandacht naar de
wereld buiten de tuin, en ook de personages blijven zeer abstract. Tussen de
beschrijvingen door lees je ook raadgevingen rond het tuinierwerk, wat de
klemtoon nog dwingender maakt. Alles draait immers om deze tuin! <br
/>
Een novelle met een
heel eigen stijl dus, met een kille toon die rechtstreeks uit een gids voor
plantkunde lijkt te komen, maar met een emotionele, treurige ondertoon die meer
en meer de bovenhand krijgt. Beslist een kunstwerk.
Miek Zwamborn: Vallend hout, Meulenhoff, Amsterdam
2004, 96 p. ISBN 9029072598
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2004
deze pagina printen of opslaan