De filosoof en dichter Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919) is weer in
de actualiteit opgedoken. De filosoof is dood, de dichter is springlevend.
Bewijs van dat laatste is Mijn
taalorkest, de bloemlezing die Jan Kuiper van Dèr Mouws gedichten maakte.
En het eerste wordt duidelijk uit het standpunt dat in Alleen in wervelende wereld, de eerste serieuze Dèr Mouwbiografie
wordt ingenomen. Dat beide boeken door dezelfde uitgever gelanceerd worden, zal
wel geen toeval zijn. Een aanwinst is het zeker want Dèr Mouws poëzie staat als
een huis uit de negentiende eeuw dat nog steeds luxueus en zeer bewoonbaar
blijkt.
Het zou wellicht niet misstaan Dèr
Mouw te vergelijken met Guido Gezelle (1830-1899); beiden zijn even poëtisch,
even spiritueel (ook in de religieuze - en de erotische - betekenis), even
springlevend in hun virtuoze teksten. Als je Dèr Mouws lange en formeel
perfecte gedicht ‘DAT ben jij’ leest (45 pagina’s in de nieuwe bloemlezing!),
en daarin het belang van de natuurbeschrijving (alleen al dat vaak opduikende
‘hagedisje’, bijvoorbeeld) ervaart, blijkt de sprong naar Gezelle en diens
aanwending van de natuurelementen, voor de hand liggend. Ik citeer Dèr Mouws
eerste strofe:
‘’k Zit klein op grote hei.
Zilv’rig drijft over mij
een wolkje, spits, voorbij:
’t
lijkt net een visje.
En warm en zalig ligt
in ’t
zomermorgenlicht
ginds ’t blauwe vergezicht,
hier ’t
hagedisje.’
Dèr
Mouw was een geleerde duizendpoot en een bijzonder intelligent en ‘uitzonderlijk
iemand’. Hij beheerste de klassieke talen (zijn eigenlijke vakgebied), maar las
ook Sanskriet en bleek filosofisch zeer beslagen. Hij bezat ook een ‘naar
verluidt indrukwekkend wiskundig inzicht’. En, naast dat alles was hij tevens
een ‘uitstekend docent en pedagoog’. In moreel opzicht was hij zijn tijd
vooruit. Hij was waarschijnlijk biseksueel en had, naast zijn vrij kille
huwelijk, avonturen met vrouwen. En hij werd vaak op jongemannen verliefd. Bij
een van hen, Victor van Vriesland, zou de liefde niet wederkerig zijn en Dèr
Mouw in een diepe crisis storten, maar de latere literator Van Vriesland heeft
steeds benadrukt wat een weldaad Dèr Mouws vriendschap voor hem is geweest.
De biograaf
staat voor twee fundamentele problemen. De bronnen zijn schaars (soms zelfs
onbestaande) en bijna altijd onbetrouwbaar-vooringenomen. Bovendien blijft het
personage mysterieus. Er zijn enkele, zeer partijdige getuigenissen (die de
biograaf moet deconstrueren), maar daarop bouw je geen biografie. Lucien
Custers heeft in een statige taal grondig werk verricht. En bij niet meer op te
vullen leemten van de nood een deugd gemaakt. Zo wordt de pedagogische carrière
van Dèr Mouw aangegrepen om de geschiedenis te schetsen van het Nederlandse
onderwijs, dat op het eind van de 19de eeuw naar een grondiger en
beter georganiseerd niveau moest worden getild; niet zonder daarin de rol van
de pedagoog-filosoof Dèr Mouw te verduidelijken.
Die achtergrond is belangrijk omdat Dèr Mouws leven grondig
dooreengeschud wordt als hij in 1904 betrokken is bij een nog altijd niet
volledig opgehelderde zaak aan het Gymnasium van Doetinchem. Alles draait rond
het tegen betaling verstrekken van examenvragen en de toen gangbare praktijk
van het geven van bijlessen. Bepaalde leerlingen worden door bepaalde leraren
begunstigd. In het geval van Dèr Mouw kwam daar nog zijdelings - en zonder
openbare beschuldiging of bewijs - bij dat hij (platonisch?) verliefd was
geworden op een van leerlingen (de zoon van de rector van het gymnasium nota
bene) met wie hij, in wederkerige tevredenheid, veel meer tijd doorbracht dan
voor de bijles noodzakelijk was. Dèr Mouw wordt weggestuurd en ziet zo een
einde komen aan zijn onderwijscarrière. Voortaan moet de filosoof met
publicaties en lezingen in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie
voorzien. Het conflict zal in zijn verdere leven voor diepe crisissen en
depressies zorgen.
De biograaf geeft een secure beschrijving van Dèr Mouws filosofische
publicaties, ideeën en contacten. De latere dichter was sterk beïnvloed door de
Duitse filosoof Von Hartmann die een transcendentaal idealisme verdedigde. De
hamvraag luidt: bestaat er in de buitenwereld een correlaat van wat we in onze
voorstellingen, in onze geest kunnen beschouwen? Dèr Mouw was ervan overtuigd
dat het Ding-an-sich onafhankelijk van het subject moest bestaan. Als filosoof leunde Dèr Mouw sterk op Duitse
bronnen. Een echt oorspronkelijk filosoof kun je hem niet noemen. Maar zijn
zoektocht zal uiteindelijk uitmonden in een allesomvattende religieuze
ervaring, die van de Brahman (de kosmische ziel in het hindoeïsme), die de
dichter als volgt beschrijft:
‘In diepst geluk bewustloos,
door heet verlangen rustloos,
leeft elk schijn-ik
zijn hemel of zijn hel:
maar Brahmans wetende ogen
zien
eeuwig onbewogen
de wezenloosheid van Zijn wereldspel.
Nu lach en leed vergleden,
is ’t of ik geen verleden,
geen toekomst heb: in de onbeweeglijkheid
van heilig Nu
geborgen,
waar gist’ren is noch morgen,
voel ‘k,
Brahman, in Uw Zijn mijn eeuwigheid.’
In 1913 beleeft Dèr Mouw een
zware crisis (met een zelfmoordpoging en internering tot gevolg). De liefde
voor Van Vriesland was niet wederkerig, alles werd daardoor in dorheid
gevangen. Lucien Custer ontleedt omstandig de oorzaken van de crisis, en geeft
zo diep inzicht in Dèr Mouws zielenroerselen, en in zijn wedergeboorte als ‘pupil
van Brahma’. Dat het omstreeks 1912 plots losbarstende dichterschap daarmee
verbonden is, wordt duidelijk. Dèr Mouw had al vroege verzen geschreven (tussen
1881 en 1885), maar wat nu loskwam was daarmee niet te vergelijken. Custers
ontleedt ook Dèr Mouws relatie tot de Tachtigers.
Wat mij zo boeit in Dèr Mouws
dichterschap is, naast de taalvirtuositeit, de verbondenheid van het spirituele
met het dagelijkse, ook in de beeldtaal. Verheven woorden staan naast concrete,
directe ervaringen, onder meer in de volgende bekende eerste strofe:
‘’k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik
doe in huis het en’ge dat ik kan:
‘k gooi mijn vuilwater weg en
vul de kan;
maar ‘k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.’
In de bloemlezing die
Jan Kuiper samenstelde, vinden we daarvan vele voorbeelden. Kuijper gaat in
zijn nawoord natuurlijk ook na hoe technisch-verfijnd Dèr Mouws gedichten
(overwegend sonnetten) zijn: ‘Het resultaat is adembenemend - het maakt
‘Brahma’ tot de Himâlaya van de Nederlandse literatuur.
Lucien Custers: Alleen in
wervelende wereld. Het leven van Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919), Vantilt,
Nijmegen 2018, 352 p. ISBN 9789460043666
Johan Andreas
Dèr Mouw, Jan Kuijper (sam.): Mijn taalorkest. Een ruime keuze uit ‘Brahman’,
Vantilt, Nijmegen 2018, 183 p. ISBN 9789460043819
Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan