Dolende
zielen en reddende engelen
In de zomer van 1939, een paar weken
voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, verscheen bij de Amsterdamse
uitgeverij Querido De vulkaan. Roman
onder emigranten van Klaus Mann (1906-1949), een van de bekendste en
belangrijkste romans uit de Duitse Exilliteratuur.
De roman gaf een panoramisch
beeld van de exilervaring in de jaren ‘30, maar werd overstemd door het geweld
van de oorlog en raakte in de vergetelheid. Pas in 1956 kwam het boek opnieuw
uit bij het Duitse Fischer Verlag, zij het in een op veel punten ingrijpende
redactie van Manns oudere zuster Erika. Meer dan tachtig jaar na de eerste
publicatie stelt Querido orde op zaken en pakt uit met een primeur: Manns
zevende en laatste roman is nu voor het eerst beschikbaar in een uitmuntende
Nederlandse vertaling door Nijhoffprijs-laureate Ria van Hengel, die zich
bovendien baseerde op de oorspronkelijke Amsterdamse uitgave.
Klaus Mann
Op 13 maart 1933, nauwelijks zes weken
nadat de nazi’s de macht in Duitsland hadden gegrepen, koos Mann de vlucht
vooruit en emigreerde. Hij nam de nachttrein van München naar Parijs, toen een onweerstaanbare
trekpleister voor Duitse ballingen en het bruisende centrum van een alsmaar
groter wordende exilgemeenschap. Deze rit markeerde niet alleen het begin van
een jarenlange ballingschap, maar ook de fanatiek aangehouden strijd tegen het
fascisme in al zijn duistere vormen, die de oudste zoon van Thomas Mann als rebelse
intellectueel, homoseksueel en drugsverslaafde zou voeren tot aan zijn zelfgekozen
dood in 1949. Nadien woonde Mann achtereenvolgens in Amsterdam, Zuid-Frankrijk,
Zwitserland, Oostenrijk en de Verenigde Staten.
In september 1933 richtte hij in
Amsterdam het antifascistische maandblad voor emigrantenliteratuur Die Sammlung op. Tot in augustus 1935
zouden er 24 nummers van verschijnen bij Querido Verlag, de Duitstalige tak van
Emmanuel Querido’s uitgeverij. Toen De
vulkaan in 1939 bij hetzelfde Querido uitkwam was Mann reeds een gevestigde
auteur. Ook als redenaar en polemisch cabaretier, vaak in samenspel met zijn
zus Erika, was hij internationaal bekend. Vanaf zijn intrede op het literaire
podium in 1925 liet Mann een eigen stem horen en wist zich aan de imponerende
schaduw van zijn vader Thomas te onttrekken.
Met enkele romans, verhalenbundels en novelles oogstte hij al
in zijn jeugd veel succes: Der fromme
Tanz (1925), de eerste Duitstalige roman waarin homoseksualiteit openlijk
aan bod komt, Alexander (1929) een
historische roman over de grote heerser uit de oudheid, de verhalenbundel Vor dem Leben (1925) en de roman Treffpunkt im Unendlichen (1923), waarin
hij een angstaanjagend beeld ophangt van de ‘verloren generatie’ net voor de
machtsovername van Hitler en tegelijkertijd afrekent met zijn mentor Gottfried
Benn.
Zijn belangrijkste
romans schreef Mann in ballingschap en die verschenen allemaal bij Querido: het
klassieke verhaal over het conflict tussen liefde en plicht Flucht in dem Norden (1934), waarin een
bourgeoise flirt met het communisme, zijn Tsjajkovski-roman Symphonie pathétique (1935), Mephisto (1936) over een acteur die heult
met de nazi’s uit winstbejag, en ten slotte De
vulkaan (1939), waarin hij poogt ‘de verwarde, rijke, troebele exilervaringen
in een epische vorm te gieten’, zoals hij schrijft in Het keerpunt (De Arbeiderspers 1999), zijn tweede autobiografie,
die in 1942 als The turning point in
de Verenigde Staten verscheen (de eerste autobiografie is Kind dieser Zeit uit 1934). Samen met romans als Das siebte Kreus (1942) van Anna
Seghers, Arc de triomphe (1945) van
Erich Maria Remarque en Exil (1940)
van Lion Feuchtwanger vormt De vulkaan een
van de onmiskenbare hoogtepunten uit de Exilliteratuur.
De vulkaan
Een belangrijke bron voor een goed begrip
van Manns ‘roman onder emigranten’ is zonder twijfel Het keerpunt. Hoofdstukken 9 en 10 van dit grandioze egodocument dragen de korte maar veelzeggende
titels ‘Exil’ en ‘De vulkaan’. In dat tiende hoofdstuk noemt Mann De vulkaan zijn ‘omvangrijkste’ en
‘misschien wel’ zijn beste boek. Geen enkel ander boek heeft Mann — die door de
bank genomen snel schreef en erg productief was — zo lang beziggehouden. Dat
het werk aan zijn meest ambitieuze roman tot dan toe regelmatig werd
onderbroken kwam door ‘allerlei nevenverplichtingen’: uitgebreide
lezingentournees, journalistiek werk over de actualiteit (reportages samen met
Erika over de Spaanse Burgeroorlog), reizen naar het Europese vasteland, een
ontwenningskuur in april 1938 en het — eveneens samen met zijn zuster —
schrijven van Escape to life, een
lijvig en rijk geïllustreerd reportageboek over prominenten van de Duitse
emigratie in de V.S. (een soort van ‘who’s
who in exile’).
In Het keerpunt noteerde Mann
dat het effectieve werk aan de roman begon in de herfst van 1937 en eindigde in
het voorjaar van 1939. In een dagboeknotitie van 20 augustus 1936 lanceerde
Mann voor het eerst het idee van zijn exilroman (toen nog onder de werktitel
‘De vervolgden’) en wanneer hij in september 1936 langere tijd in het New
Yorkse Bedford Hotel (een emigrantenbrandpunt) verbleef, zette hij de krijtlijnen
uit van wat De vulkaan zou worden. Anderhalf
jaar later noteerde hij vanuit hetzelfde hotel in zijn dagboek: ‘De roman
afgesloten.’ Het manuscript ging per schip direct richting Amsterdam.
In zijn nawoord bij
de voorliggende vertaling, stelt Michael Töteberg — uitgever bij Rowohlt, die
Manns werk heruitgeeft in het Duits — dat er van de eerste druk van De vulkaan waarschijnlijk niet meer dan
300 exemplaren zijn verkocht. Toen Duitse troepen Amsterdam bezetten, werden
nog niet geleverde boekvoorraden in beslag genomen en vernietigd. Jarenlang
probeerde Mann een Amerikaanse uitgever te vinden voor zijn roman, maar
tevergeefs. Pas in 1956 kwam De vulkaan dankzij
de inspanningen van Erika opnieuw uit bij Fischer in Duitsland, zeven jaar dus
na de zelfgekozen dood van haar broer en bovendien in een door haar grondig
bijgeschaafde versie. Want wat de kritiek toen ontging, was dat Erika niet
alleen enkele stilistische correcties had doorgevoerd, maar zelfs meerdere politiek
gevoelige passages had geschrapt. De nieuwe vertaling is gelukkig gebaseerd op
de originele tekst, de versie zoals Mann die in 1939 had ingediend bij Querido.
In de pers
kreeg De vulkaan vrij weinig aandacht
en werd de roman lauw of vol onbegrip onthaald. Recensenten verweten de auteur
dat hij toxicomanie, promiscuïteit, communisme en homoseksualiteit ophemelt en
het christelijke geloof in het belachelijke trekt door het opvoeren van engelen
die een moreel oordeel vellen. Vanuit de uitgebreide vriendenkring van de Manns
komen er wel vele loftuitingen. Stefan Zweig bijvoorbeeld sprak van een ‘krachtig’
en ‘doorleefd’ boek en Lion Feuchtwanger, die al twee jaar bezig was met een
roman over hetzelfde thema (het hierboven vermelde Exil, verschenen in 1940) prees vanuit Parijs De vulkaan als een ‘geslaagd, belangrijk boek’. Maar het
belangrijkste waardeoordeel komt van ‘De Tovenaar’ in hoogst eigen persoon,
vader Thomas, die de roman van zijn oudste zoon de hemel in prijst in een
verrassend gevoelige en openhartige brief: ‘Onder de weinige reacties op dit
boek die ik heb bewaard, is een zeer mooie brief van mijn vader mij het
dierbaarst’, schreef Klaus Mann in Het
keerpunt. De brief werd in latere edities geregeld opgenomen als voorwoord
bij De vulkaan.
Roman onder emigranten
De vulkaan bestaat uit drie delen, die op hun beurt telkens
opgedeeld zijn in 5 hoofdstukken, elk van rond de veertig bladzijden. Het
eerste deel wordt voorafgegaan door een korte ‘Proloog’, op het laatste deel
volgt een even bondige ‘Epiloog’. De proloog bestaat grotendeels uit een brief,
gedateerd 20 april 1933, die een jonge blonde man genaamd Dieter schrijft
vanuit Berlijn aan zijn vriend Karl, die net is geëmigreerd naar Parijs. Dieter
verwijt Karl dat hij zijn vaderland heeft verlaten, beticht hem zelfs van
desertie en verklaart tegen emigratie te zijn: ‘Hier moeten we ons waarmaken,
hier moeten we strijden, hier zijn we nodig.’ Dieter onderstreept dat hij geen
nazi is, maar in de epiloog, meer dan 500 pagina’s verder, herkent de lezer hem
meteen als een deserteur uit het nazi-leger. Op de nieuwjaarsdag van 1939
schrijft Dieter opnieuw een brief aan Karl, dit keer vanuit Marseille. Dieter is
noodgedwongen emigrant geworden en lucht zijn hart bij zijn vriend Karl, die
inmiddels ergens in Joegoslavië verblijft. Dieters nationalisme van voor de vulkaanuitbarsting
is in rook opgegaan:
‘De lucht in ons vaderland is
vergiftigd. Ademen wordt bijna onmogelijk. Dat is het: je kunt niet ademen. De
opgehoopte leugen, de overmaat aan laaghartigheid, ze verpesten de lucht, als
een kolossaal kadaver.’
De handeling van de drie delen speelt zich af in Parijs,
Zürich, Spanje en de Verenigde Staten, tussen 1933 en 1938, in de aanloop dus
van de allesvernietigende vulkaaneruptie die de Tweede Wereldoorlog was. Het
eerste deel bestrijkt de jaren 1933 en 1934, het tweede gaat over de jaren 1936
en 1937 en het derde sluit het jaar 1937 af en loopt over in 1938. Mann voert
een heuse stoet personages op, maar door een geleidelijke en overzichtelijk ingedeelde
opbouw toont hij zich een vakkundige en steeds intrigerende verteller en behoudt
hij van kaft tot kaft de controle over de diverse verhaallijnen en subplots.
Een alwetende verteller stelt in een memorabele openingsscène vier personages
voor: op 15 april 1933 bevinden de Duitsers Marion von Kammer, mevrouw
Schwalbe, Martin Korella en David Deutsch zich in een Parijs restaurant. Daar
wordt het gezelschap — dat net Berlijn is ontvlucht en geëmigreerd naar de
Franse hoofdstad — door een Amerikaanse gaste in het eethuis beschimpt en
bespuugd: ‘En bas les boches!’ spuwt ze, de haat voor de Duitsers kent geen
grenzen.
Vertrekkend
van deze welhaast symbiotische personages waaiert het verhaal verder uit en
vertakt zich tot een caleidoscopisch panorama van de emigrés-cultuur van de
jaren ‘30. Marion von Kammer en Martin Korella zijn twee pivotale personages, rond
wie een heleboel andere figuren cirkelen. Marion ontvlucht nazi-Duitsland samen
met haar moeder en zusters Tilly en Susanne om zich te vestigen in Zürich. Haar
inmiddels overleden vader, die in Berlijn een invloedrijke functie als
staatssecretaris bekleedde, werd het slachtoffer van zijn verzet tegen de
nationaalsocialisten. Enige tijd na aankomst in Zürich reist Marion naar Parijs
om haar goede vriend Martin te vergezellen. Ze sluit zich aan bij de
vriendenkring van de poète maudit,
die bestaat uit emigrés en bohémiens. Martin, die in Parijs ten onder gaat aan
een wurgende drugsverslaving, werkt aan een roman over het emigrantenleven en heeft
een relatie met Kikjou, een jonge Braziliaan met mystieke trekjes. Het koppel
is bevriend met de Franse schrijver Marcel Poiret, die ze leerden kennen in
Berlijn. Marcel is op zijn beurt dan weer bevriend met de schilder Professor
Samuel, met wie hij samen met zijn Duitse kliek geregeld in café Sélect aan de
tafel zit van de rijke bankier Bernheim. Mann slingert zich een weg tussen al
deze levens, overhoop gegooid door de oorlog en het nazisme.
De levenslopen van de personages
hangen op een organische, natuurlijke wijze aaneen, om uiteindelijk een
coherent beeld te geven van wat het betekende een ontheemde te zijn. Een mooi voorbeeld
van hoe Mann zijn personages gebruikt om een strak web van verhaallijnen te
weven, is de levensloop van Benjamin Abel, een Joodse literatuurprofessor aan
de universiteit van Bonn die door ‘een conflict met de macht’ de ballingschap
in wordt gedreven. In Parijs werkt de filosoof David, een oud-student van Abel,
aan een ‘sociologie van de emigratie’ en tijdens een gesprek op het einde van
een hoofdstuk vraagt hij zich af hoe het met zijn voormalige lesgever zou zijn.
In het volgende hoofdstuk krijgt de lezer meteen een antwoord op die cliffhanger: op hetzelfde moment dat
zijn oud-student aan Abel denkt, is die zijn vlucht uit Duitsland aan het
voorbereiden om zich te verschuilen in Amsterdam, waar hij in een
antisemitische storm terechtkomt. Later vestigt hij zich in de Verenigde
Staten, waar hij Marion, die er een carrière uitbouwt als voordrachtkunstenares,
leert kennen.
Zoals
Töteberg terecht opmerkt in zijn nawoord bij De vulkaan: wie anders dan Klaus Mann had deze ‘roman onder emigranten’
kunnen schrijven? Hij kende ‘het provisorische bestaan van de ontheemden’ door
en door, de werkelijkheid van de ballingschap was zijn dagelijkse realiteit.
Mann was tegen wil en dank een ervaringsdeskundige, belicht de extreme situatie
van de emigrantenproblematiek van binnenuit, wat de intense authenticiteit van
zijn verhaal alleen maar verhoogt. Hij put gretig uit zijn ervaringen als doorgewinterd
emigré en eeuwig rusteloze ziel, vaak met zijn eigen omgeving en ervaringen als
primaire bron. Dit maakt De vulkaan tot
een soort sleutelroman. Zo is het
personage Martin duidelijk gebaseerd op Manns vriend Wolfgang Hellmert, maar
ook op zichzelf. Martin en Mann hebben duidelijk veel gemeen: hun verslaving en
homoseksualiteit, hun mal de vivre en
voorliefde voor de ‘infame lievelingsdichter’ Gottfried Benn, maar ook het feit
dat beiden een emigrantenroman willen schrijven en een motto van André Gide
willen gebruiken voor hun memoires -- zie alweer Het keerpunt. Erika Mann stond overduidelijk model voor Marion, de
surrealist René Crevel inspireerde tot Marcel Poiret en professor Abel is
gebaseerd op de schrijvende arts Martin Gumpert, vriend van de Manns op wie
Thomas Mann bovendien zijn personage Mai-Sachme in Jozef en zijn broers modelleerde.
De vulkaan is de roman die Martin wil schrijven, maar die hij niet
kan afwerken door zijn verslaving aan ‘het gif’. In een roes noteert hij zijn
wens om te vertellen over ‘de rustelozen en de ontheemden’:
‘Het is mijn ambitie de kroniekschrijver
van hun avonturen en hun nederlagen te zijn, van hun oplevingen en hun
ineenstortingen, hun wanhoop en hun vertrouwen. Ik herhaal de eeuwige vraag:
Heer, waar brengt u ons naartoe? Wat is onze weg, en waar komen wij aan? Niet
alleen de bannelingen, niet alleen de ontheemden vragen dat; maar bij hen die
alle bindingen, alle zekerheden zijn kwijtgeraakt, is die vraag het dringendst,
het ernstigst, het vurigst.’
In een van de onvergetelijke
hoogtepunten — een welhaast mystieke passage — geeft de ‘engel van de ontheemden’
opdracht aan Kikjou om Martins emigrantenroman (‘De nauwkeurige kroniek van
onze verwarringen, ons lijden, en ook onze hoop’) af te werken. Het zweverige
fragment is een mooie illustratie van Manns improviserende en intuïtieve
schrijfstijl. Hij schakelt moeiteloos tussen diverse registers, verteltranten,
focalisaties en perspectieven (er komen zowel eerste- als tweede- én derde-persoonsvertellers
voor). Zo hanteert hij hier een klassieke, bijna heroïsche vertelstem of zet
daar een filosofisch standpunt uiteen. Dan schetst hij een situatie als een
nieuwsgierige reporter of creëert een spanningsboog die van de hand van een
volleerd thrillerauteur zou kunnen zijn.
Het fluïdum in Manns taal gaat niet verloren in Van Hengels’
vertaling. Om anachronismen in de vertaling te vermijden zijn enkele termen die
de hedendaagse lezer als onwenselijk ervaart gehandhaafd, zo staat het in een
pagina ‘Redactionele aantekeningen’ achterin het boek. Het woord ‘neger’ komt
bijvoorbeeld een tiental keer voor. Racisme en jodenhaat, De vulkaan spuwt het allemaal uit. David Deutsch vat het in een
vurig gesprek met een Joodse vriendin goed samen:
‘De Joodse ballingen zijn voor
wie politiek, revolutionair denkt alleen interessant als we van hen weten, of
mogen veronderstellen, dat ze ook vijanden van dit regime zouden blijven als
het regime afzag van een van zijn schandelijke trucs, het antisemitisme.’
De vulkaan wemelt van
dergelijke uitspraken. Manns opzet om een krachtig antifascistisch pamflet te
schrijven is meer dan geslaagd en is zo snijdend actueel dat het vandaag niets
aan urgentie moet inboeten. Zijn visie is er een van mild defaitisme, maar
evenzeer een van hoop, verwachting en toekomst: ‘Een mensenleven, wat is het
helemaal? Zó weinig! Zó veel! Je hoeft het alleen maar te leven, verder is er
niets mee te beginnen.’
Klaus Mann: De vulkaan, Querido, Amsterdam 2018, 544
p. ISBN 9789021408781. Vertaling van Der
Vulkan. Roman unter Emigranten door Ria van Hengel. Distributie: L&M Books
deze pagina printen of opslaan