Istanbul is voor vele schrijvers, dichters,
filmmakers, fotografen een grote inspiratiebron, maar de stad is nooit zo
bezongen als in Istanbul, Istanbul
van Burhan Sönmez. Het uitgangspunt hier is namelijk pijn. De roman speelt zich
af in een ondergrondse cel waar vier gevangen wachten tot ze worden opgehaald
voor een verhoor.
Tussen de martelingen door vertellen ze elkaar verhalen en
raadsels. De hele roman door proef je haast de metalige smaak van bloed in je
mond, maar ondanks het onmenselijke lijden van de gevangenen leest het boek als
een caleidoscopisch sprookje. Zelfs humor is erdoorheen verweven en moet je
soms hardop lachen, al is het met een wrange bijsmaak.
De verhalen die de gevangenen,
Demirtay de student, de dokter, Kamo de barbier en oom Küheylan, elkaar
vertellen gaan over het bovengrondse Istanbul, waar de mensen weliswaar niet in
gevangenschap leven, maar ook geen menswaardig bestaan leiden:
‘In deze stad ging elke fysieke pijn gepaard met emotionele
pijn. Menigten en eenzaamheid waren even deprimerend. De pijn van een
ongelukkige liefde concurreerde met armoede. De moeite om de eindjes aan elkaar
te knopen trok met dezelfde snelheid op als ouderdom. Epidemische ziekten en
epidemische angsten gingen hand in hand. Kinderen groeiden op met het idee dat
er geen aderen onder hun huid liepen, maar glasvezelkabels, het aantal oude
mensen met rekenmachines op zak in plaats van spiegels nam toe. Getallen vervingen
de woorden in hun mond. Ze zeiden dat liefde in geld was veranderd, maar hoe
vaak ze ook hun rekenmachines tevoorschijn haalden en de toetsen indrukten, ze
konden niet achterhalen waarom geld nooit in liefde veranderde.’
Istanbul, Istanbul beschrijft, zoals ook de titel luidt, twee
Istanbuls. Istanbul is een stad onder de grond en een erboven, waarin pijn en
schoonheid, hoop en wanhoop elkaar afwisselen. Ze is een stad van duisternis en
licht, liefde en scheiding, goed en kwaad... Een stad waarin brood en vrijheid
twee verlangens zijn die eisen dat de een de slaaf van de ander wordt.
‘Binnen Istanbul waren kleinere Istanbuls, de hongerigen en
doorvoeden woonden ver van elkaar vandaan. Terwijl aan de ene kant van de stad
de dag op zijn eind liep, bereidde de andere kant zich voor op de pret. Terwijl
de ene kant wakker werd om naar het werk te gaan, was de andere kant nog maar
net gaan slapen. Iedereen leefde in zijn eigen Istanbul in het gezelschap van
mensen net als hij. Wanneer ze de blik op zee richtten, zagen ze ook iets
anders.’
De
vier gevangenen die tot elkaar veroordeeld zijn, zorgen met liefdevolle
toewijding voor elkaar. Ze verbinden elkaars wonden, leggen een jas over de
ander heen, delen hun water en brood. Maar ze zorgen ook voor elkaars geest
wanneer deze uit elkaar dreigt te vallen. ‘Pijn maakt het lichaam tot zijn
slaaf, zoals angst dat doet met de ziel.’ Met de verhalen proberen ze de angst
te bezweren en niet te desintegreren. Ze kunnen zich ook aan niets anders
vastklampen dan aan hun verhalen. En ondanks alles is er ook hoop, want ‘het
goede is even aanstekelijk als het kwade.’
In de verhalen duiken wolven op,
een witte walvis, een zeevaarder die op zoek is naar het eiland van zijn
verbeelding, een in een tapijt geweven ree die even echt is als de ree in het
bos, een dorp waar iedereen blind is behalve één kind, een klok die als enige
goed loopt. Tijd is een rode draad in het verhaal. Verleden, heden en toekomst
lopen door elkaar. Het verleden wordt geromantiseerd, maar ondertussen wordt
het oude bij het afval gezet en sieren steeds hogere wolkenkrabbers de horizon.
Afbraak en snelle veranderingen desintegreren ook de vrije mensen en enkel taal
lijkt voor heling van de ziel te kunnen zorgen, want ook boven de grond wordt
troost gezocht in poëzie en romans.
De gevangenen zijn diep
weggestopt, maar ze bestaan en ze zijn het geweten van de stad. Ook al gaat het
leven boven door, ook al wil men de ogen en oren sluiten voor het leed dat hen
wordt aangedaan, de folteraars zien hen lijden. En dat betekent iets:
‘Ze willen dat ik toegeef aan de pijn, mijn liefde opgeef.
Ze willen dat ik niet langer in mezelf geloof en in Istanbul geloof, dat ik
zoals zij word. Ze martelen me op elke denkbare manier. Ze scheuren mijn
lichaam aan flarden in een poging mijn ziel op die van hen te laten lijken. Ze
beseffen niet dat mijn geloof in deze stad alleen maar sterker wordt.’ ‘En wat
dan nog als ons geloof sterker wordt, oom Küheylan?’ vroeg Demirtay geërgerd.
‘Niemand ziet ons hier lijden. Mensen zijn onwetend van ons bestaan.’ ‘Onze
folteraars zien ons lijden. De beste getuigen van pijn zijn degenen die hem
teweeg brengen. We maken een even groot deel van hun leven uit als zij van het
onze,’ zei oom Küheylan met klem.’
Istanbul, Istanbul
speelt zich af in een onbepaalde tijd, maar het verhaal doet meteen denken aan
de turbulente periode na de jaren 1970, waarin rechts en links fel strijd
voerden, waarin Kenan Evren na een militaire staatsgreep in 1980 president van
Turkije werd. Onder zijn bewind werden zo’n half miljoen politieke activisten
vastgezet en gemarteld.
Burhan Sönmez werkte als mensenrechtenadvocaat en heeft in
de jaren 1980 zelf in de gevangenis gezeten. Na tien jaar ballingschap besloot
hij terug te keren naar Istanbul, juist vanwege het huidige politieke klimaat.
Hij zet zich nog steeds in voor de vrijheid van meningsuiting, maar nu vanuit
zijn positie als schrijver. Sönmez vindt dat auteurs hun stem moeten gebruiken,
voor al die mensen die uit angst niets kunnen zeggen en voor de collega’s die
niet gehoord kunnen worden. Sönmez gelooft in de macht van woorden en in de
verbeelding van de lezers.
Geëngageerd schrijven kan ten koste gaan van het verhaal,
maar bij Burhan Sönmez is daar geen sprake van. Hij schrijft poëtisch, zijn
taalgebruik is zuiver. Hij verwijst naar grote literatuur (Moby Dick, Decamerone) zonder enig snobisme. Zijn personages zijn
al te menselijk en nog geen driehonderd pagina’s later heb je ze in je hart
gesloten. De roman eindigt met een motto van Mansur al-Halladj. ‘De hel is niet
de plek waar we lijden, het is de plek waar niemand hoort dat we lijden.’ Bij
mij zal dit boek nog lang na-echoën.
Burhan Sönmez: Istanbul,
Istanbul, Orlando, Amsterdam 2018, 270 p. ISBN 9789492086860. Vertaling van
Istanbul, Istanbul door René van Veen. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan