Toneel

BOEKEN NR. 11, DECEMBER 2018

Bart Moeyaert, Isabelle Vandenabeele (ill.): We waren klaar. Verzameld theater

door Jürgen Peeters

De in 2013 verschenen verzamelbundel Jij en ik en alle andere kinderen biedt een boeiende en volledige staalkaart van al Moeyaerts kortverhalen en kindergedichten. Een bundeling van de theaterteksten kon dan ook niet uitblijven; ter ere van 35 jaar schrijverschap verscheen de lijvige hardcover We waren klaar bij uitgeverij Bebuquin.
 
Wie de hele bundel doorneemt, merkt meteen hoe de stilistische en inhoudelijke evolutie in Moeyaerts werk perfect weerspiegeld wordt in de theaterteksten; de zinnen worden steeds soberder, suggestiever en gebalder, terwijl de verhalen door een hogere mate van abstractie gekenmerkt worden. Met ‘Kus me’, een bewerking van de gelijknamige novelle uit 1991, levert Moeyaert een staalkaart van zijn stijl, thema’s en poëtica af. De spaarzame tekst, de complexe karakters en de gestage opbouw van (onderhuidse) spanning vormen vaste ingrediënten van de (theater)teksten. De integratie van liedjes, nu eens dromerig, dan weer hard-realistisch, versterkt de sfeer en verleent de teksten een geheel eigen stem.
 
De eenakter ‘Engel in de appelgaard’, voor het eerst opgevoerd in 1994, begint wat mysterieus in medias res. Anna, de ‘oudste’ meid en Vimmerby ‘de jongste’ zijn aan het inpakken voor een tocht. Het bitse, bij momenten onderkoelde gesprek tussen Anna en bezoekster Stina kenmerkt de grimmige sfeer. De ware toedracht blijft vooralsnog in het midden, al zou Vimmerby het ‘heel felle licht onder de appelbomen gezien’ hebben. Voorzicht wordt gesuggereerd dat er een engel aanwezig was. Feilloos creëert de auteur spanning en prikkelt de verwachtingen van de lezer. In gevatte beelden en spaarzame bewoordingen roept hij een geheel eigen wereld op: ‘[W]ant wat ik heb, daar wordt de lucht in de keuken loodzwaar van.’
 
Die markante sfeerschepping, met enkele tekenende adjectieven geëvoceerd, typeert Moeyaerts stijl: wat er staat kan zelden anders geformuleerd worden. Die sterk geladen tekst past perfect bij de inhoud: Vimmerby kan immers slechts impliciet over het voorval in de appelgaard spreken. Het weergaloze einde komt als een mokerslag, en begrippen als ‘schuld’ en ‘onschuld’ krijgen een geheel nieuwe lading. In het afsluitende verhaal ‘Onnozele’ volgt een weerzien met beide dames, vergezeld door nog een personage, Vis genaamd. Hoewel oorspronkelijk niet als theatertekst bedoeld, bewerkte actrice Karlijn Sileghem het verhaal tot een monoloog voor haar eigen gezelschap, Maquis.  
 
In de suggestieve tekst, waarvoor de auteur zich liet inspireren door de mythe van oppergod Zeus die de nog jonge Europa ontvoert, vluchten Vimmerby en twee vrouwen (haar zussen?) naar een onbepaald oord. Nog sterker dan in ‘Engel in de appelgaard’ ontleedt Moeyaert de onderlinge verhoudingen tussen de drie vrouwen, ondertussen een constante in zijn oeuvre. Vimmerby, die de rol van focalisator krijgt toebedeeld, lijkt ontvoerd te worden, maar dramatiseert die situatie niet; ze probeert zich voortdurend een berustende houding aan te meten. Moeyaert laat knap in het midden of Vimmerby onnozel en naïef is, dan wel de adequate omgang met het grillige, onvoorspelbare heeft gevonden, dat ons (levens)pad steeds weer van onverwachte situaties voorziet.

‘Mijn maan’, resultaat van een schrijfopdracht van Beeldsmederij ‘De Maan’ in Mechelen,’ focust op de pittige gesprekken tussen drie jongeren en hun respectievelijke beschermengelen. Hoofdthema vormt het zich toe-eigenen van een stukje grond om er vervolgens een (lucratieve) bestemming aan toe te kennen. Gedreven door winstbejag ontpopt de buitenstaander Wubbe zich tot geboren manipulator. Eens te meer maakt Moeyaert hier komaf met het geromantiseerde kind- en wereldbeeld, ook op de scène. Hij verleent z’n jeugdige personages enkele karaktertrekken die je eerder bij volwassenen zou verwachten, en voert de consequenties daarvan behoorlijk ver door.  
 
Hoewel inhoudelijk boeiend, werken de snelle wissels in de gesprekken tussen de kinderen en hun beschermengelen waarschijnlijk beter op podium dan op papier. Eenzelfde opmerking geldt ‘Rover, dronkeman’, dat Moeyaert in opdracht van theatergezelschap Luxemburg schreef. Ondine fantaseert er over een nieuwe moeder, een die aandacht heeft voor haar specifieke noden. Daarbij mijmert ze over de afwezige vaderfiguur, die roverliedjes met haar zong. Enerzijds bedeelt ze hem de rol van ultieme (kinder)held, anderzijds beseft Ondine al te goed dat haar verheerlijking niet volledig op waarheid berust. Ze moet onder ogen zien dat je de werkelijkheid niet kunt blijven ontvluchten. Pas wanneer Ondine openlijk met haar moeder kan communiceren, erkent ze haar vaders gebreken en durft ze de moeilijke thuissituatie onder ogen zien. Volgens Moeyaert is het een stuk over ‘hunkeren, en zoals iedereen weet, is hunkeren sterker dan verlangen’.
 
‘Bremen is niet ver’ ten slotte borduurt verder op het einde van het gekende sprookje. De vier dieren bevinden zich nog steeds in het rovershol, inclusief een zopas om het leven gebrachte rover. Zogenaamd uit angst voor de nietsontziende wraak van zijn kompanen, moeten ze binnenshuis blijven, waardoor hun ultieme reisdoel – Bremen – wel voor altijd een utopisch oord zal blijven. Dat blijkt echter slechts ten dele waar; het viertal heeft ondertussen een eigen thuis gevonden, en willen die nieuw verworven plek niet zomaar op het spel zetten. Die dualiteit, in combinatie met filosofische vragen over geluk en een gewetensonderzoek, leiden tot een bijzonder rijke en gelaagde tekst, met een verrassend einde.
 
Isabelle Vandenabeele voorziet de theaterteksten van sober uitgewerkte linosneden in zwart en bloedrood, met een strakke lijnvoering. Dat minimalisme niet per definitie synoniem hoeft te zijn voor monotonie, bewijzen de sprekende gelaatsuitdrukkingen, die een rijk pallet aan gevoelens en gewaarwordingen presenteren én tegelijkertijd ook oproepen. Net zoals Moeyaerts spaarzaam uitgewerkte theaterteksten weet Vandenabeele haar beelden tot de essentie te herleiden, zodat woord en beeld een sterke symbiose aangaan. Het maakt We waren klaar tot een waar kleinood, dat een zoveelste aspect van Moeyaerts veelzijdigheid en talent belicht.
 
Bart Moeyaert, Isabelle Vandenabeele (ill.): We waren klaar. Verzameld theater, Bebuquin, Antwerpen 2018, 255 p. : ill. ISBN 9789075175721. Distributie EPO 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri