De in 2013 verschenen verzamelbundel Jij en ik en
alle andere kinderen biedt een boeiende en volledige staalkaart
van al Moeyaerts kortverhalen en kindergedichten. Een bundeling van de
theaterteksten kon dan ook niet uitblijven; ter ere van 35 jaar schrijverschap
verscheen de lijvige hardcover We waren
klaar bij uitgeverij Bebuquin.
Wie de hele bundel doorneemt, merkt meteen hoe de
stilistische en inhoudelijke evolutie in Moeyaerts werk perfect weerspiegeld
wordt in de theaterteksten; de zinnen worden steeds soberder, suggestiever en
gebalder, terwijl de verhalen door een hogere mate van abstractie gekenmerkt
worden. Met ‘Kus me’, een bewerking van de gelijknamige novelle uit 1991,
levert Moeyaert een staalkaart van zijn stijl, thema’s en poëtica af. De
spaarzame tekst, de complexe karakters en de gestage opbouw van (onderhuidse)
spanning vormen vaste ingrediënten van de (theater)teksten. De integratie van
liedjes, nu eens dromerig, dan weer hard-realistisch, versterkt de sfeer en
verleent de teksten een geheel eigen stem.
De eenakter ‘Engel in de
appelgaard’, voor het eerst opgevoerd in 1994, begint wat mysterieus in medias
res. Anna, de ‘oudste’ meid en Vimmerby ‘de jongste’ zijn aan het inpakken voor
een tocht. Het bitse, bij momenten onderkoelde gesprek tussen Anna en
bezoekster Stina kenmerkt de grimmige sfeer. De ware toedracht blijft
vooralsnog in het midden, al zou Vimmerby het ‘heel felle licht onder de
appelbomen gezien’ hebben. Voorzicht wordt gesuggereerd dat er een engel
aanwezig was. Feilloos creëert de auteur spanning en prikkelt de verwachtingen
van de lezer. In gevatte beelden en spaarzame bewoordingen roept hij een geheel
eigen wereld op: ‘[W]ant wat ik heb, daar wordt de lucht in de keuken loodzwaar
van.’
Die
markante sfeerschepping, met enkele tekenende adjectieven geëvoceerd, typeert
Moeyaerts stijl: wat er staat kan zelden anders geformuleerd worden. Die sterk
geladen tekst past perfect bij de inhoud: Vimmerby kan immers slechts impliciet
over het voorval in de appelgaard spreken. Het weergaloze einde komt als een
mokerslag, en begrippen als ‘schuld’ en ‘onschuld’ krijgen een geheel nieuwe
lading. In het afsluitende verhaal ‘Onnozele’ volgt een weerzien met beide dames,
vergezeld door nog een personage, Vis genaamd. Hoewel oorspronkelijk niet als
theatertekst bedoeld, bewerkte actrice Karlijn Sileghem het verhaal tot een
monoloog voor haar eigen gezelschap, Maquis.
In de suggestieve tekst, waarvoor de auteur zich liet
inspireren door de mythe van oppergod Zeus die de nog jonge Europa ontvoert,
vluchten Vimmerby en twee vrouwen (haar zussen?) naar een onbepaald oord. Nog
sterker dan in ‘Engel in de appelgaard’ ontleedt Moeyaert de onderlinge
verhoudingen tussen de drie vrouwen, ondertussen een constante in zijn oeuvre.
Vimmerby, die de rol van focalisator krijgt toebedeeld, lijkt ontvoerd te
worden, maar dramatiseert die situatie niet; ze probeert zich voortdurend een
berustende houding aan te meten. Moeyaert laat knap in het midden of Vimmerby
onnozel en naïef is, dan wel de adequate omgang met het grillige,
onvoorspelbare heeft gevonden, dat ons (levens)pad steeds weer van onverwachte
situaties voorziet.
‘Mijn maan’, resultaat van een schrijfopdracht van Beeldsmederij ‘De
Maan’ in Mechelen,’ focust op de pittige gesprekken tussen drie jongeren en hun
respectievelijke beschermengelen. Hoofdthema vormt het zich toe-eigenen van een
stukje grond om er vervolgens een (lucratieve) bestemming aan toe te kennen.
Gedreven door winstbejag ontpopt de buitenstaander Wubbe zich tot geboren
manipulator. Eens te meer maakt Moeyaert hier komaf met het geromantiseerde
kind- en wereldbeeld, ook op de scène. Hij verleent z’n jeugdige personages
enkele karaktertrekken die je eerder bij volwassenen zou verwachten, en voert
de consequenties daarvan behoorlijk ver door.
Hoewel inhoudelijk boeiend, werken de snelle wissels in de
gesprekken tussen de kinderen en hun beschermengelen waarschijnlijk beter op
podium dan op papier. Eenzelfde opmerking geldt ‘Rover, dronkeman’, dat
Moeyaert in opdracht van theatergezelschap Luxemburg schreef. Ondine fantaseert
er over een nieuwe moeder, een die aandacht heeft voor haar specifieke noden.
Daarbij mijmert ze over de afwezige vaderfiguur, die roverliedjes met haar
zong. Enerzijds bedeelt ze hem de rol van ultieme (kinder)held, anderzijds
beseft Ondine al te goed dat haar verheerlijking niet volledig op waarheid
berust. Ze moet onder ogen zien dat je de werkelijkheid niet kunt blijven
ontvluchten. Pas wanneer Ondine openlijk met haar moeder kan communiceren,
erkent ze haar vaders gebreken en durft ze de moeilijke thuissituatie onder
ogen zien. Volgens Moeyaert is het een stuk over ‘hunkeren, en zoals iedereen
weet, is hunkeren sterker dan verlangen’.
‘Bremen is niet ver’ ten slotte
borduurt verder op het einde van het gekende sprookje. De vier dieren bevinden
zich nog steeds in het rovershol, inclusief een zopas om het leven gebrachte
rover. Zogenaamd uit angst voor de nietsontziende wraak van zijn kompanen,
moeten ze binnenshuis blijven, waardoor hun ultieme reisdoel – Bremen – wel
voor altijd een utopisch oord zal blijven. Dat blijkt echter slechts ten dele
waar; het viertal heeft ondertussen een eigen thuis gevonden, en willen die
nieuw verworven plek niet zomaar op het spel zetten. Die dualiteit, in
combinatie met filosofische vragen over geluk en een gewetensonderzoek, leiden
tot een bijzonder rijke en gelaagde tekst, met een verrassend einde.
Isabelle Vandenabeele
voorziet de theaterteksten van sober uitgewerkte linosneden in zwart en
bloedrood, met een strakke lijnvoering. Dat minimalisme niet per definitie
synoniem hoeft te zijn voor monotonie, bewijzen de sprekende gelaatsuitdrukkingen,
die een rijk pallet aan gevoelens en gewaarwordingen presenteren én
tegelijkertijd ook oproepen. Net zoals Moeyaerts spaarzaam uitgewerkte
theaterteksten weet Vandenabeele haar beelden tot de essentie te herleiden,
zodat woord en beeld een sterke symbiose aangaan. Het maakt We waren klaar tot een waar kleinood,
dat een zoveelste aspect van Moeyaerts veelzijdigheid en talent belicht.
Bart Moeyaert,
Isabelle Vandenabeele (ill.): We waren klaar. Verzameld theater, Bebuquin, Antwerpen 2018, 255 p. :
ill. ISBN 9789075175721. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan