Vertaald proza

BOEKEN NR. 11, DECEMBER 2018

Javier Marías: Berta Isla

door Hugo Van Hoecke

Een verhaal dat zich ontplooit in het obscure wereldje van de spionage, dát is Berta Isla alleszins wel, maar daarom kan dit nog geen spionageverhaal heten. De titel van het boek en nadien de uitwerking van het thema geven de richting aan: de hoofdfiguur is Berta Isla, de jonge vrouw die haar echtgenoot Tomás ziet terechtkomen in de klauwen van de Britse geheime diensten, die hem levenslang zeg maar in een wurggreep houden. Het is veelzeggend dat de belevenissen van Tomás in de derde persoon worden opgevoerd, terwijl Berta, als zij op de voorgrond treedt – en dat is het overgrote deel van het boek – als het ware zichzelf vertelt met al de angsten en bekommernissen die haar deel zijn.
 
Doordeweekse spionageverhalen zoals er dertien zijn in een dozijn hangen aan elkaar van de spectaculaire feiten en intriges, maar Marías concentreert zich op de fatale impact welke duistere krachten die het landsbelang heten te dienen, uitoefenen op een gezinnetje dat klaarstond om een zorgeloze toekomst tegemoet te zien.
 
Tomás is een hooggeschoolde jonge Madrileen die in Oxford studeert en begaafd is met een stel talenten zoals talenkennis en imitatievermogen, die het Foreign Office van nut kunnen zijn. Hij wordt er kwaadwillig in geluisd en ziet zich van dan af op- en uitgezogen door het ondergrondse netwerk, dermate zelfs dat hij een dubbel leven gaat leiden en er in een later stadium zelfs toe verplicht wordt elk contact met zijn gezin op te geven voor ‘een zwervend, leugenachtig, versplinterd bestaan’. Die gedwongen stilte duurt vele jaren, zó lang dat uiteindelijk wordt aangenomen dat hij niet meer tot de levenden behoort.
 
Toen Tomás nog af en toe naar huis terugkeerde, liet hij zijn vrouw in het ongewisse over zijn nieuwe leven; hooguit leende hij zich tot een paar nietszeggende uitspraken. Wanneer hij definitief met de noorderzon verdwijnt, begint voluit het verhaal van Berta. Zij blijft, niet wetend en niet begrijpend, achter met twee kinderen en een immense hoop vragen die zij maanden- en jarenlang vruchteloos poogt om en om te keren op zoek naar antwoorden – die ze uiteraard niet vindt. Met finaal de vaststelling: ‘Jouw leven is stil blijven staan en het mijne is doorgegaan, maar zonder veel zin, zonder koers’. En als slotbedenking : ‘Hoe weinig heb ik van je geweten…’
 
Het verhaal is dat van een gedumpte vrouw maar ook, zeer zeker, dat van de duistere onderwereld die het bestaan van mensen bepaalt en meestal ook in de vernieling stort. In een zeldzaam loslippig moment laat Tomás zich verleiden tot een paar cryptische uitspraken zoals ‘Wij zijn er, maar bestaan niet’, of ‘We doen, maar we doen niet, of we doen niet wat we doen’…, maar voor het overige blijven zijn lippen verzegeld. De realiteit is dat in de schemerzone van wat oorbaar is en menselijk toelaatbaar individuen ‘tot ballingen worden gemaakt van het universum’. Tijdens hun dienstjaren mogen ze dan al het gevoel van onkwetsbaarheid hebben, in werkelijkheid zijn zij willoze slachtoffers geworden van een groot bedrog, outlaws die, zoals een van hen zegt, doorgaans ‘eruit komen gestoord of dood, of die uiteindelijk niet meer weten wie ze zijn’.
 
Zowel in de hoofden van Berta als van Tomás leidt het hun opgedrongen lot tot breed uitgesponnen gefilosofeer over alle facetten waar hun beproefde relatie mee te maken krijgt. Het blijft daarbij niet bij elementen uit de fictieve sfeer. Marías’ roman schurkt aan bij de historische realiteit van de door hem beschreven epoque, die hij op nauwelijks verholen wijze kritiseert: het Engeland onder het bewind van Margaret Thatcher en het Spanje onder Franco, beide als prototypes – of ijkmaten - van machten die zich toeleggen op het bruuskeren van het individu, zonder daarvoor enige verantwoording te hoeven geven.
 
Deze behoorlijk uitvoerige roman doet onvermijdelijk terugdenken aan het wedervaren van de Griekse held Odysseus: de held die van huis vertrok, terwijl zijn vrouw Penelope op hem wachtte en bleef wachten, tegen beter weten in. En inderdaad, ooit liet Marías zich ontvallen dat dit thema hem erg aansprak. Wat uiteindelijk leidde tot dit grotendeels introspectief verhaal, dat nooit verveelt omdat de bekommernissen zo herkenbaar zijn en de overwegingen zo elegant uit de pen vloeien. Zodat alleen het lezen al een waar genot is.
 
Javier Marías: Berta Isla, Meulenhoff, Amsterdam 2018, 572 p. ISBN 9789029092555. Vertaling van Berta Isla door Aline Glastra Van Loon. Distributie Lannoo 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri