Vlak voor zijn overlijden vernam Menno Wigman
(1966-2018) dat hem de Ida Gerhardt Poëzieprijs werd toegekend voor de bundel Slordig met
geluk. Het betekende de zoveelste bekroning voor zijn werk, maar
dat hij tegelijk de prijs die genoemd werd naar de meest ‘klassieke’ dichteres
uit de recente Nederlandse literatuur mocht ontvangen, zal hem zeker extra
plezier hebben gedaan. Wigman was immers als dichter in meer dan een opzicht
een vertegenwoordiger van dat klassieke dichterschap. Dat geldt niet alleen
voor de afgewogen dictie en de voorkeur voor vaste vormen in zijn werk, maar
ook voor de pogingen om greep te krijgen op het eigen bestaan en dat van
anderen. Als dichter bleef Wigman zich bewust van de noodzaak om een publiek te
bereiken met de verantwoordelijkheden maar ook de gevaren die aan een dergelijk
open en toegankelijk dichterschap kleven.
Familieleden hebben nu beslist
dat het bedrag van de prijs postuum wordt besteed om de gedichten die Wigman
heeft geschreven in het kader van ‘De eenzame uitvaart’ te bundelen tot een
apart boekje. F. Starik vatte aan het begin van deze eeuw het plan op om
overledenen voor wie niemand lijkt te rouwen te eren met een speciaal voor hen
geschreven vers. Wigman was al snel enthousiast over het initiatief, ook al omdat
de dood van bij het begin van zijn carrière in zijn werk een prominente rol
vervult. De dichter leeft onafgebroken met de dood in zijn vezels, een besef
dat gaandeweg door de ziekte enkel intenser in geworden.
Uiteindelijk schreef Menno Wigman
een dozijn verzen; sommige daarvan werden later in bewerkte vorm opgenomen in
een van zijn bundels, maar hier worden de oorspronkelijke versies
samengebracht. Het zijn erg persoonlijke gedichten, telkens gericht tot de
overledene (van wie doorgaans weinig biografische gegevens bekend zijn).
Tegelijk valt op hoe de dichter die andere als het ware toeschrijft naar zijn
eigen thema’s en obsessies. Zo wordt, niet verwonderlijk, vaak gerefereerd aan
een negatieve ervaring: iemand niet kennen, niet ontmoet hebben. Ook lijkt het
steevast alsof leven en dood elkaar weerspiegelen; meermaals lijkt de
overledene levend, terwijl omgekeerd de levende wereld rouwt en passief wordt.
Het vers vormt daarbij niet enkel een plaats voor de overledene om hem of haar
te eren, het is ook een oord dat als het ware niemand toelaat, dat wezenlijk
‘vreemd’ blijft. Al die thema’s duiken vaker op in de gedichten van Wigman,
maar hier krijgen ze een soort van noodzakelijkheid die deze gedichten verheft
boven het genre van de loutere gelegenheidspoëzie. Dat ligt niet het minst aan
de meesterlijke ironische toon van Wigman en aan zijn uitzonderlijke beheersing
van taal, ritme en klank. Dat alles maakt van dit boekje weliswaar geen
hoogtepunt in zijn oeuvre – dat viel ook niet te verwachten – maar Ik weet niet goed tot wie ik spreek is
alleszins een uitstekend visitekaartje voor een uniek, maar veel te vroeg
afgesloten dichterschap.
De poëziebundel Dit
is mijn dag en de essays Red
ons van de dichters werden erder dit jaar herdrukt.
Menno Wigman: Ik weet
niet goed tot wie ik spreek. De gedichten van De Eenzame Uitvaart, Prometheus,
Amsterdam 2018, 28 p. ISBN 9789044639223. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan