De gedichten van
Menno Wigman ogen heel klassiek: vaak hebben ze een 'ik 'als onderwerp, zijn
lichaam en zijn gevoelens. Brokstukken van een grote belijdenis? Daarvoor zijn
ze te geconstrueerd, in een strakke vorm, met halfrijm, binnenrijm en afgemeten
versregels. "Had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen",
verzucht de dichter, "Liefde. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood." Oude
thema's dus. Maar ze duiken op in een nieuwe, grootstedelijke context -- in het
geciteerde vers "de droefenis van copyrettes". In een ander gedicht
blijkt het ik toe te behoren aan een afgedankt tv-toestel, dat kritisch zijn
kijker heeft bekeken. 'Calamitas' opent met de vraag "Waar was je toen het
WTC?"
Het heimwee naar een grootser en
intenser leven doorzindert deze bundel,
die tegelijk getuigt van een illusieloos realisme. Vandaar wellicht de klemtoon
op het lichaam, het bevleesde skelet als tijdelijke behuizing waarmee de
dichter het moet doen. Een paar keer stelt hij zich voor alsof hij uit de dood
terugkeert in het leven: "Toen ze me wekten was mijn hand bevleesd".
Op een hermetischer reeks gedichten geschreven bij oude politiefoto's -- stalen
van sterke inleving -- volgt een gedicht waarin een moord ongedaan wordt
gemaakt: "Een jongen, kostbaar als een kever, trok / galant zijn mes uit
iemands ribbenkast".
De poète maudit van
de vorige bundels lijkt gevoeliger en iets burgerlijker te zijn geworden. De
kracht van de vorm, een beheerste zangerigheid die aan Nijhoff herinnert, houdt
buitensporige gevoelens in toom. Een liefdesverklaring stoot op de grenzen van
de formulering: "Proost me toe en neem me mee". Alleen de herinnering
aan een vervlogen liefde doet de dichter weer zingen, maar de betoverend
erotische strofen waar 'Nichtje' mee begint, slaan om in ontnuchtering. De dood
is als thema ook aanwezig in een paar vredige in-memoriams van 'de oudste zoon'
voor zijn vader en enkele gedichten die geschreven werden voor eenzame
uitvaarten. Paul Valéry noemde het de taak van de literatuur steeds (op)nieuw het
oude te zeggen. Dat kan Wigman als geen ander. Speektaal wordt melodieus, de
gewoonste zinnetjes krijgen ritme en spankracht. Zo keert de gebonden taal van
de poëzie begin 21ste eeuw weer.
Menno Wigman: Dit is
mijn dag, Prometheus, Amsterdam 2018, 55 p. ISBN 9789044637823. Distributie Pelckmans Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf
deze pagina printen of opslaan