Ze zijn met negen
gekomen om de vier vrouwen in het vroegere klooster te vermoorden, opdat niets
meer ooit nog "de rot kan brengen in het enige stadje-alleen-voor-zwarten
dat de moeite waard is". Ruby heet het en het bestaan ervan zoals de
pioniers het eind vorige eeuw voorzien hadden, wordt bedreigd. Als bevrijde
slaven op zoek naar een nieuw leven werden zij door een gemeenschap van zwarten
met een lichtere huidkleur geweigerd. Een feit dat hen geschokt en vernederd
heeft en dat hun leven en dat van hun nakomelingen tekent. Ruby is nu, jaren
'70, nog steeds een gesloten gemeenschap, afgelegen en xenofoob.
De dichtste buur is
het voormalige klooster zo'n 30 kilometer verderop. Vroeger een nonnenschooltje
voor indiaanse meisjes, nu een soort
commune van vier vrouwen zonder of met een duister verleden. Want er worden
geen vragen gesteld aan wie daar komt aankloppen. De problemen waar Ruby
gaandeweg steeds meer mee te maken krijgt, worden als vanzelf aan de vier
vrouwen toegeschreven. Dus leggen in de nogal mistig-mysterieuze openingsscène
de mannen uit Ruby, elk met hun persoonlijke motieven en verantwoording, op hen
aan. Wat er daar precies gebeurt en of ze in hun existentiële missie slagen,
wordt in het vage gelaten.
In de daaropvolgende
zeven hoofdstukken krijg je de geschiedenis van even zoveel vrouwen, sommigen
uit Ruby, anderen komen uit het niets. En in flarden wordt zo ook het verhaal
van de twee gemeenschappen verteld. We zijn in de jaren '70, de Verenigde
Staten zijn in oorlog met Vietnam, de jonge generatie onderschrijft de regels
van de stichters van de stad niet langer, in het klooster is een commune
gehuisvest. Allemaal evoluties die de oudsten met wantrouwen bekijken. De
stichters hadden nochtans een veilig nest gecreëerd, ze waren er trots op dat
ze aan niemand rekenschap verschuldigd waren. De vrijheid die ze zochten,
hadden ze gevonden in hun wens tot volledige onafhankelijkheid. De weigering
door de andere gemeenschap is doorheen de jaren van een simpel feit tot een
mythe uitgegroeid en opgenomen in hun geschiedenis. Maar de beperkingen en de
rigide wetten die hun onafhankelijkheid meebrengt, worden door de jongere
generaties slechts als een inperking van hun vrijheid beschouwd en ze
rebelleren. De patriarchen verkiezen de onvrijheid in de kern van hun
gemeenschap niet te zien en leggen de schuld bij de omgeving.
Het is beklemmend hoe Toni
Morrison tussen de regels van de persoonlijke histories door de evolutie laat
aanvoelen in mensen, die met niets dan de beste intenties en de wens van een
goed leven gaandeweg tot onmenselijke wreedheden in staat blijken, met nog
altijd hetzelfde doel voor ogen. In het slothoofdstuk komt de openingsscène
opnieuw aan bod, maar de contouren zijn er in het geheel niet duidelijker op
geworden. Want de lijken van de vier vrouwen zijn niet gevonden en nu duiken ze
op een vreemd afstandelijke manier weer op in het leven van de stadsbewoners.
Of dit kan wijzen op een kans tot openheid in deze xenofobe gemeenschap is een
vraag waar je in het boek geen antwoord op vindt. Klare, afgelijnde antwoorden
geven doet Toni Morrison trouwens niet. Ze bevraagt thema's als vrijheid,
racisme, identiteit, de rol van de zwarte vrouw, de impact van geschiedenis en
mythe, bekijkt alles van verschillende kanten, weegt uiterst nauwgezet de
bevindingen af. Ze vraagt, suggereert, zinspeelt op een zeer erudiete manier,
maar laat de lezer het antwoord zelf formuleren. Onder meer dat maakt haar tot de
grenzeloos boeiende auteur die ze is.
Toni Morrison: Het paradijs,
Bert Bakker, Amsterdam 1998, 301 p. ISBN 90-351-1973-8. Vertaling van Paradise
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf
deze pagina printen of opslaan