‘Ras is de
classificatie van een soort, en wij zijn het menselijk ras, punt uit. Maar wat
is dan dit andere – de vijandigheid, het sociale racisme, het wegzetten van
mensen als een Ander?’
De herkomst van
Anderen bundelt de zes Norton Lectures die Nobelprijswinnares Toni Morrison
in 2016 gaf aan Harvard University. Ze gaat erin na waar de nood uit voorkomt
om mensen als vreemdeling te bestempelen, hun de hele geschiedenis door tot op
vandaag met geweld, wetten, hekken en muren buiten te sluiten, en hoe het komt
dat de huidskleur daarin een bepalende factor is. Ze doet dat aan de hand van
documenten, persoonlijke ervaringen en, vooral, de verwerking van het thema in
de literatuur, want ‘verhalende fictie biedt een gecontroleerde wildernis, een
gelegenheid om de Ander te zijn en te worden. De Ander. De vreemdeling. Met
inlevingsvermogen, helderheid en het risico een blik in de spiegel te werpen.’
Morrison stelt
in haar eerste lezing, ‘Het romaniseren van slavernij’, dat er nauwelijks
beschrijvingen zijn van culturele, raciale en fysieke verschillen tussen mensen
‘die duiden op ‘Anders-zijn’’ maar niet aan ‘classificeringen als waarde of
positie’ doen. Daarbij is ras ‘altijd doorslaggevend geweest voor verschil, net
als rijkdom, klasse en geslacht – stuk voor stuk aspecten die van doen hebben
met macht en de drang om te overheersen’. Zo zet Samuel Cartwright (1793-1863),
slavenhouder en arts uit het zuiden, de wetenschap in om een beeld van de
zwarte te construeren dat de slavernij rechtvaardigt – de ‘aangeboren
indolentie’ van de zwarte, aldus Cartwright, maakt hem hooguit nuttig, indien
goed beheerd door een blanke. Naast extreem geweld – inherent aan een ‘goed
beheer’ – was ook de romantisering een manier om zich te verzoenen met de
slavernij, die ook in de 18de en 19de eeuw
ontegensprekelijk als een onmenselijke praktijk moet zijn ervaren – volgens de
Fugitive Slave Act waren slaven geen mensen, maar ‘bezit’, wat een
‘onmenselijke’ behandeling rechtvaardigde. Uncle
Tom’s Cabin van Harriet Beecher Stow noemt Morrison een ‘literaire afweer’
tegen de angst van haar blanke publiek voor de zwarte.
Morrison gaat ook regelmatig in op haar eigen werk: Het blauwste oog, waarin ze de schade
van raciale zelfhaat onderzoekt, Het paradijs, over raciale superioriteit, Een daad van barmhartigheid, hoe
Amerika zijn fundamenten bouwt op racisme en uitbuiting, en God sta het
kind bij, waarin de
personages zich tevergeefs trachten los te werken van hun geschiedenis. De
roman waar ze nu aan werkt zal gaan over ‘de vorming van een racist – hoe
belandt iemand vanuit een niet-raciale baarmoeder in de baarmoeder van het
racisme.’
In ‘Vreemdeling zijn of worden’ illustreert
ze met Flannery O’Connors kortverhaal ‘The Artificial Nigger’ uit A Good Man is Hard to Find en Bruce Baums The Rise and Fall of the Caucasian Race
dat ras een ‘uitvloeisel is van macht’ en dat het onmenselijk racistisch
handelen voortvloeit uit het verlangen om de eigen menselijkheid in stand te
houden. Morrison licht dat ook toe aan de hand van een persoonlijke anekdote
over een ontmoeting met een pover uitgedoste, zwarte vrouw die met een
zelfgemaakte hengel zit te vissen aan de rand van haar tuin. Ze slaan een
gezellig babbeltje en nemen afscheid in de onuitgesproken verwachting dat ze
elkaar weer zullen zien. Maar de vrouw komt niet terug, meer nog, niemand heeft
haar ooit gezien. Ze lijkt niet te bestaan en Morrison begint eraan te
twijfelen of ze de hele ontmoeting niet heeft gedroomd. Haar verwondering daarover
slaat om in ergernis en daarna verbittering. De vrouw heeft haar achtergelaten
met ‘een gemis’: de ‘kans om me te laten zien van mijn meest genereuze en
beschermende kant en me tevens beschermd te weten.’ Wanneer de vrouw verdwijnt
neemt ze dat gunstige beeld mee dat Morrison van zichzelf had gecreëerd.
‘En is dat niet
precies wat we vrezen dat vreemdelingen zullen doen? Verstoren. Verraden. Laten
zien dat ze anders zijn dan wij.’
Morrison had de vrouw geromantiseerd en zich toegeëigend, ‘ik
verlangde naar een bepaald aspect van mezelf dat ik miste’. Vreemdelingen
bestaan niet, dat is de clou van het betoog, alleen ‘versies van onszelf’ en
dat is de reden waarom we de Ander willen bezitten en overheersen. ‘Om haar
waar mogelijk, weer terug in onze spiegel te fabuleren […] ontnemen we haar
haar eigenheid, de kenmerkende individualiteit waar we voor onszelf zoveel
waarde aan hechten.’
In ‘De kleurenfetisj’ gaat ze na hoe huidskleur gebruikt wordt in de literatuur. Hoe bij Faulkner in Absalom, Absalom rassenvermenging moreel
minder acceptabel is dan incest, en zelfs zo ondraaglijk dat ze tot moord
leidt. Ze onderzoekt waarom Hemingway in To
Have and Have Not met de combinatie van incest, huidskleur en seksualiteit
de intensiteit en de spanning in zijn verhaal zoveel hoger maakt dan wanneer
hij het aspect huidskleur had weggelaten. In haar eigen werk neigt ze steeds
meer naar een typering van zwart en blank op basis van cultuur en niet van
huidskleur. Eerst expliciet in Het paradijs, en ook in haar twee
recentste romans, Thuis en God sta het
kind bij. Ze doet dat om aan te tonen hoe veranderlijk en betekenisloos het
is.
‘Krijg je
echt een beter begrip van deze personages als je weet tot welk ras ze behoren?
Wat weet je dan precies?’
Op de vraag of dit een vorm is van literair witwassen van
zwarte personages, is het antwoord negatief, maar wel:
‘Ik ben vastbesloten om het
goedkope racisme onschadelijk te maken en om het stelselmatige, achteloze,
alomtegenwoordige kleurfetisjisme, dat herinneringen oproept aan de slavernij
zelf, te bevragen en uit te bannen.’
‘Over de andere verhalen’ is zo
goed als volledig gewijd aan Morrisons wellicht bekendste roman, Beminde (1987), waarvoor ze als uitgangspunt de geschiedenis van de slavenmoeder Margaret
Garner nam, die in 1856 haar kinderen vermoordde om ze van de slavernij te
redden. Morrison wekt er de vermoorde dochter, Beminde, in tot leven, omdat zij
tenslotte als enige het recht heeft te oordelen over haar moeders daad.
Margaret Garner werd niet veroordeeld tot de doodstraf omdat de rechter op
basis van de Fugitive Slave Act oordeelde dat ze slechts handelswaar was, geen
mens met verantwoordelijkheden. Hetzelfde gold voor haar nakomelingen. Tot op
vandaag is de literaire creatie Beminde ‘de ultieme Ander. Roepend, eeuwig
roepend om een zoen.’
In de laatste lezing, ‘Het huis van vreemden’, knoopt
Morrison aan bij de massale vluchtelingenstromen van de laatste decennia. Het
gaat om ruim zestig miljoen vluchtelingen, waarvan de helft kinderen. De
krampachtige manier waarop we onze grenzen trachten te beschermen en te
sluiten, is ingegeven door angst voor de globalisering (die een dreiging, zowel
als een belofte inhoudt) en onze ongemakkelijke houding ten opzichte van het vreemde
in onszelf. We meten ons, aangedreven door angst, een cultureel pantser aan,
wat ertoe kan leiden dat we ‘de vreemdeling in onszelf’ loochenen, en weigeren
te erkennen dat de mensheid één is.
De herkomst van
Anderen is een grenzeloos boeiende en meeslepende zoektocht. Voor de lezer
van Morrisons literaire werk alleszins, want de plaats van de zwarte Amerikaan
in zijn door en door racistische omgeving is in haar hele oeuvre onveranderlijk
het onderwerp. Deze bundel vormt een uiterst interessante en welgekomen achtergrond
bij de lectuur van haar romans, vooral omdat ze daarin haar lezers hoe langer
hoe meer verplicht zelf coherentie te zoeken in de gefragmenteerde, ontregelende
geschiedenissen die ze vertelt.
De uitsluiting van
mensen is echter helaas een actualiteit die iedereen aangaat. Denk aan de
zwarte Amerikanen, die nog altijd met een schrikwekkende regelmaat vallen onder
politiekogels en de wereldwijde vluchtelingenstromen die meedogenloos gestopt
worden aan de grenzen van het welstellende deel van de wereld. De Amerikaanse
schrijver-journalist Ta-Nehisi Coates (National Book Award Nonfiction 2015 voor Tussen de wereld en mij – Amsterdam UP, 2015) heeft de bundel voorzien van een verhelderende inleiding, die verbanden
legt, feiten en literatuur toevoegt die een duidelijk actueel kader vormen. Dat
is graag meegenomen, want Morrisons betoog is intellectueel uitdagend en haar
gedachtegang soms grillig. Maar
haar erudiete beschouwingen en nauwgezette analyses gaan gepaard met een grote
persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid, wat aan deze kleine bundel uniciteit
en een bijzondere overtuigingskracht verleent.
Toni Morrison: De herkomst van
Anderen, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 127 p. ISBN 9789403122601.
Vertaling van The Origin of Others door Nicolette Hoekmeijer. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan