De trieste teneur van de maakbare
samenleving
Op de achterflap van International
Bakery, het nieuwste boek van David Nolens (1973), staat te lezen dat het
een ‘poëtisch schotschrift’ betreft, een pamflet waarin de auteur de
gemeenschap tegenover het individu plaatst, ‘wars van genre en conventie’. Dat
is een rake omschrijving die de lading meer dan behoorlijk dekt. In de eerste
plaats omdat het inderdaad een vlijmscherpe aanklacht is tegen de heersende
mores in onze maatschappij, en ten tweede omdat de vorm van Nolens’ pamflet niet
voor één gat te vangen is. International
Bakery heeft immers de lengte van een novelle en laat zich lezen als proza,
maar etaleert vormelijke kenmerken die eerder thuishoren in de wereld van de poëzie.
Zo is het geschreven in verzen, krioelt het van de woordspelletjes en ligt de
nadruk op de muzikaliteit van de taal. Een uitdagend en hyperactueel boek dat
de lezer aanzet tot veelvuldige herlezingen en de groeiende rijkdom van een stilaan
indrukwekkend schrijverschap alleen maar bevestigt.
Na twee inleidende en veelzeggende motto’s — een eerste
komt uit De noodzaak van het overbodige
van Sybren Polet, het tweede komt uit Atlas
Shrugged, de vuistdikke bijbel van het neo-liberalisme en het ultiem
vehikel voor Ayn Rands pseudo-filosofisch objectivisme — volgen twee zinnen,
elk op een aparte bladzijde die voor de rest leeg blijft: ‘Het introspectief
van de hoofdrol te spelen van slechts een enkel lichaam.’ en ‘Depressieve
samenlevingen zijn erg rijk.’ Deze twee volzinnen, die in tegenstelling tot wat
volgt een correcte syntaxis hebben en gebruikmaken van leestekens, geven meteen
mee waar het in International Bakery om
draait: het individu en de samenleving. Of beter gezegd: het individu versus de
samenleving.
Pas
na deze twee schaars gevulde pagina’s begint het eerste hoofdstuk. Al na enkele
bladzijden in International Bakery heb
je door dat de flinterdunne plot van secundair belang is, een voorwendsel, om
een diepgaandere boodschap over te brengen (‘Misschien heb ik taal maar geen
verhaal’). Op het eerste gezicht lijkt International
Bakery dan ook niet meer dan een intuïtief bijeengesprokkelde verzameling
van indrukken, opinies en aforismen, stuk voor stuk ontsproten aan de
meanderende verbeelding van de verteller-schrijver. Door de versvorm ga je
bovendien niet meteen op zoek naar narratieve ankers, maar kijk je in de eerste
plaats uit naar de betekenis tussen de lijnen, de achterliggende kerngedachte,
net als bij het lezen van poëzie, zeg maar.
De plot van International Bakery is even simpel als bondig samen te vatten: op
een welbepaalde dag en moment, namelijk zondag 15 april 2018 ‘te elfder ure’, wandelt
een schrijver, die tevens de verteller is, van zijn werkkamer in de Antwerpse Blijde-Inkomststraat
naar de seksbioscoop Cinema Royale, op het Koningin Astridplein vlakbij het
Centraal Station: ‘In CINEMA ROYALE zal ik een gemeenschap vinden die zichzelf
vergeet / Ik heb daar al de grootste lol beleefd’. Niet alleen voor zijn
plezier en ‘de weetlust van het wit neon’ gaat de schrijver naar de film, maar
ook omdat hij gelooft ‘in de winst van het verlies’, een cryptische
omschrijving die verderop nog meermaals opduikt. Eenmaal ter plaatse ontdekt de
verteller tot zijn ontsteltenis en verbijstering dat de cinema nu een ‘International
Bakery’ is, waar mannen en vrouwen van tientallen nationaliteiten broden bakken:
In het midden van de zaal meer
dan tien bakovens en meterslange tafels
Waar vrouwen en mannen het
deeg kneden vanuit hun verleden
Tijdens de bakkersuren van middernacht tot zes uur ’s
morgens
Waar
vroeger in de koudste kilte lul in kut en lul in aars transacties
Sloten
Ook hier in de
INTERNATIONAL BAKERY wordt gemarchandeerd
De INTERNATIONAL BAKERY ontpopt
zich al snel tot een soort vrijplaats, een anarchistisch epicentrum van
burgerrecht en afgedwongen vrijheid. De gemeenschap van ontheemden die de
bakkerij draaiende houdt, teert op haar ‘cultus van de verontwaardiging’ en
heeft als bindmiddel ‘vrijheid van meningsuiting’: ‘Met onze verontwaardiging
komen we overal / Vanuit onze verontwaardiging bouwen we tientallen dystopia’
en ‘Wij hebben het nagevraagd en wij waren inderdaad het antwoord / op een
blinde vlek / Zelfs als niemand ons ziet zijn we gezien’. In de INTERNATIONAL
BAKERY is de hele wereld te horen (‘Wij zijn het applaus en het boegeroep’),
maar de bakkers zijn gedehumaniseerd, ontpersoonlijkt: ‘Eerste klanten komen / Al
snel spreekt een klant met een brood in de mond /De [demoniem] vrouw die het
brood heeft gemaakt verstaat wat / hij zegt met haar brood in zijn mond’. De
vrouw in kwestie kan eender welke nationaliteit hebben in the global village en krijgt de algemene term ‘demoniem’ als
onderscheidend bijvoeglijk naamwoord mee.
Als mascotte heeft de bakkerij
wijlen koningin Astrid gekozen, die haar naam leende aan het plein waar de
broden nu gebakken worden en wier blik vanaf het portret aan de muur op de
bakkers rust: ‘Het is goed dat zij naast ons kijkt en zich niet verslikt / in
het verdict dat wij over onszelf hebben afgeroepen’. Journalisten, politici,
inspecteurs en zelfs ‘een of meerdere stadsdichters’ komen kijken wat er gaande
is: ‘Echte non-fictie was het gisteren / Op het astridplein van CINEMA ROYALE /
nu INTERNATIONAL BAKERY’. De schrijver staat erbij en kijkt ernaar:
Nu ik hier sta in de INTERNATIONAL
BAKERY als verdwaalde toerist
in eigen stad
Treurend
om de teloorgang van CINEMA ROYALE
Word ik plots op het schild
gehesen
Maar kan ik van liefde spreken
Ik zocht
immers naar het eigen gewin
De schrijver verlangt naar ‘het dronken pathos van zijn
consumptie’ en is vooral ontdaan omdat zijn cinema om hygiënische redenen werd
gesloten door het stadsbestuur (wat in werkelijkheid ook gebeurde met de échte
Cinema Royale). Het best voelde de schrijver zich in zijn oude filmhuis van
vertrouwen: ‘Daar in de donkerte van CINEMA ROYALE wist ik altijd mijn ware
aard / Politiek was er heel eenvoudig en ik ook / Maar ik trof er de
INTERNATIONAL BAKERY en om eerlijk te zijn dat ben / ik niet’. De libertaire
bakkers laten hem nochtans niet helemaal koud: enerzijds hamert hij erop dat
hij ook ‘iets’ verloren heeft en dat er niets mis is met ‘onverschilligheid’,
anderzijds durft hij zichzelf een spiegel voor te houden: ‘Jezus wat ben ik
westers en vet op vet geteerd’ en doen de bakkersvrouwen van verschillende
nationaliteiten zelfs zijn fantasie op hol slaan: ‘Sommigen van hen had ik wél
graag gezien / In CINEMA ROYALE / Als heerlijke exotische objecten / Die zich
aan mijn subject onderwerpen’.
Iets verder verzucht de verteller: ‘Zo ben ik meester in
het ontwijken van elke blik want die kleurt mijn / unie van het eigen niet’.
Het laatste stuk vers verwijst op een weinig verholen manier naar Een unie van het eigen (2016), de door
Polis uitgegeven ideeënroman van Joachim Pohlmann, woordvoerder van de NVA en
speechschrijver van Bart De Wever. Er zijn overigens talrijke referenties naar
de zittende Antwerpse burgervader, met als meest directe: ‘Een stad moet je
niet weven zegt hij [de burgemeester] maar breken totdat ieder het / hoofd
gebogen zijn burgerschool volgt’. Het eerste hoofdstuk begint met de zin: ‘Deze
stad is een disfunctioneel gezin en natuurlijk draagt vader de schuld’. Voor de
schrijver is politiek ‘dit theater waar we van een gemoedelijke afstand / op
staan te kijken’ en ‘verzengend entertainment’. De schrijver ziet de politicus
als een machtsgeil leeghoofd:
Losgeslagen in de rol van de schrijver
is de politicus vrij
in elke betekenis van het woord
De ontvanger kleurt zich naar de
betekenis van het woord
De politicus die zich de vrijheid van het
woord veroorlooft heeft geen
Verhaal
Hij is zonder restricties de
wind
Hij praat zonder anker en is verdwaald
Elk
applaus heeft hij in de hand
Hij heeft zijn intelligentie on hold
gezet
ten behoeve van het gemeen gemoed
Waar is toch
zijn verstand.
In een mooie passage die
verwijst naar Martinus Nijhoffs verhalend gedicht ‘Awater’ (1934), distantieert
de schrijver zich van de politiek: ‘Ik zoek een reisgenoot en zo gedroomd is de
schrijver de slechtste / burgemeester ooit’. Burgemeester en staatssecretarissen
‘kauwen zich dood in de mond naar wie zij zullen praten’, besluit hij. De stad
is voor de schrijver een ‘catastrofiel complex van machten’, waar enige vorm
van moraliteit en betekenisgeving ver te zoeken is: ‘Het moet gezegd:
vrijdenken is nooit zo leeg geweest / Na de zoveelste herhaling wordt elk
parool betekenisloos’. Finaal verliest hij zich in een bespiegelend gezwam à la
Ayn Rand:
Bent u als mens het best
gepositioneerd om over een mens te oordelen
Ben ik als mens het
best gepositioneerd om over u te oordelen
Niet als u naar uzelf kijkt
En de besmetting ontleedt die aan mij kleeft
Dat is
iets wat ik zou kunnen leren
Dat is iets wat iemand aan me zou
kunnen doorgeven
Van kinds af aan doorleren in het kind als werd
mij de opdracht gegeven
tot pedomorfose
Ik kan het retrospectief niet
geloven hoe breed het spectrum mens
wel is
De schrijver in International Bakery is — net als de bakkers — een ontheemde: ‘Ontheemding
kreeg ik maar werd me niet aangeleerd’. Nolens heeft blijkbaar iets met bakkers
(denk maar aan het kapperskoppel Bug en Fien uit Het kind), maar evenzeer met ontheemden: de personages
in zijn vorige romans zijn vaak ongekroonde koningen, zeg maar keizers, van
vervreemding, eenzame zielen verlamd door existentiële angsten en waanideeën. Niet
dat het van belang is voor een goed begrip van de tekst, maar er zijn vele
indicaties die erop wijzen dat het schrijverspersonage in International Bakery niemand minder dan Nolens zelf is. De
schrijver vermeldt ergens zijn rijksregisternummer, waaruit we kunnen afleiden dat
hij op dezelfde dag als Nolens is geboren (bovendien zegt de schrijver ergens vijfenveertig
jaar oud te zijn, net als Nolens dus). In een grappig intermezzo geeft Harold
Polis goede raad aan Nolens, zijn voormalige auteur van De Bezige Bij Antwerpen
en in een cryptisch fragment klaagt de schrijver dat hij ‘vanuit de zwaardmaag
bezwaard’ is en zich uit de schaduw van zijn vader aan het werken is (ter
memorie: David Nolens is de zoon van de dichter Leonard Nolens).
Nolens zoekt in International Bakery op inventieve wijze
naar een narratieve vorm die zijn denkbeelden kan verwoorden, een vehikel dat
zijn verontwaardiging over de laakbare hedendaagse samenleving eenduidig kan
overbrengen. Hij doet dat op verschillende manieren, maar wat het meest in het
oog springt, is de versvorm. De schrijver in International Bakery is tenslotte ‘een ego dat proza in verzen
omzet’. Hij heeft een diepgaand linguïstisch bewustzijn: ‘Ik voel hoe alles
uiteenvalt in het altijd eendere proza van / verstaanbaarheid’. Nolens laat
zijn taal geregeld heerlijk ontsporen aan de hand van een ontregelde en
ontregelende syntaxis, die doet denken aan het spel met het vertelperspectief
in De waan van Cotard, maar ook
refereert aan experimentele of niet-klassieke poëzie (in het gedicht van
koningin Astrid klinkt het overigens: ‘Poëzie is een leugen’).
Eigennamen krijgen
consequent geen hoofdletters, behalve aan het begin van een vers (astridplein,
blijde-inkomststraat, netflix, dalí, etc.), ‘Cinema Royale’ en ‘International
Bakery’ verschijnen dan weer geheel in kapitalen en alle leestekens verdwijnen
(op de twee inleidende zinnen voor hoofdstuk 1 na en het kort interview waar de
verdubbelde vragen afgesloten worden met vraagtekens). Opvallend is ook het
gebruik van weinig voorkomende woorden (pedomorfose, gremium, demoniem,
poltronnerie, zwaard- en spilmaag), het gebruik van andere media (foto van
koningin Astrid) en veelvuldige citaten. Die citaten hebben daarenboven zeer
uiteenlopende bronnen: eentje komt uit een krantenartikel over het Belgisch
Instagram-fenomeen Mothmeister, ‘Ik
hou niet van verandering soms zou ik liever dood zijn dan dat ik verander’ is
een licht gewijzigd citaat
uit de film American Hustle (2013),
de onmogelijkheid om tweemaal in dezelfde rivier te stappen is een bekende
uitspraak van Heraclitus en op drie verschillende plaatsen verschijnen pertinente
fragmenten uit de Nederlandse vertaling van het uitgebreide moraal-filosofische
essay Pour une morale de l'ambiguïté van
Simone de Beauvoir. Ten slotte biedt een citaat over syntactische homonymie uit
Historische taalkunde (1996) van Cor
Bree een inkijk in Nolens’ werkwijze wat zinsbouw betreft.
Wanneer de schrijver ontdekt dat
zijn favoriete filmhuis er niet meer is, verbrokkelt zijn werkelijkheid. Het is
niet ondenkbaar dat er zich in zijn hoofd, bevangen door een roes van
verbijstering, een beginnende waangedachte vormt, wat hem meteen ook tot een
onbetrouwbare verteller maakt. De bioscoop staat voor een wereld van eenheid,
een onwrikbaar gewaande baken die nu echter op drift slaat en zorgt voor
onthechting. De cinema staat ook voor verlies en eenzelvigheid, de bakkerij
daarentegen voor winst en verbinding: ‘Ik voel hoe de teloorgang van CINEMA
ROYALE ons allen / uiteendrijft’, ‘Ik weet nu dat ik naar de INTERNATIONAL
BAKERY ga / Naar winst en niet naar (mijn) restverlies’ en ‘Zodat de belofte
naar wat mij bindt niet verloren gaat en ik na het / verlies altijd win’. De
mens wil steeds verhelderen en interpreteren, staat te lezen in het motto van
Polet. Door een eenheid scheppend denkbeeld of een structurerende gedachte
willen we inspireren tot een eenheidsgevoel. Maar, zegt Polet, dat is ons
grootste waanbeeld, want de werkelijkheid kent geen eenheid, geen enkele. Het
is net die gedachte die de schrijver uiteindelijk verplettert:
Neem nooit contact op
met de ander vanuit de roes
Je denkt dat ook de ander volledig is
Dat is hij niet
Je bereikt hem ook niet vanuit franke
heldenstatus
Ga ervan uit dat elke ander eenheid mist
Daarom hoef ik ook niet te praten over demoniem of etnoniem
Of dat
we allen onze demon zijn
We zijn onze eigen hel, om Robert Lowell te parafraseren. Meerdere
keren is er in International Bakery sprake
van ‘het idee dat men niet had / het ligt op de bodem van de zee’. Het is een
schrijnende metafoor voor het gigantisch menselijk tekort waar we nu voor staan,
de trieste teneur van de maakbaarheid van de hedendaagse samenleving, die ons bestaan
alleen uiterlijk op een hoger plan tilt, terwijl ons innerlijk onhoudbaar
verschraalt. En daarmee is het tweede motto, dat van Rand, over hoe materiële
productiegereedschappen de menselijke geest vormen, wat mij betreft ontkracht.
Op het einde
van de rit is er eigenlijk maar één manier om International Bakery te lezen en dat is: ademloos.
David Nolens: International
Bakery, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 95 p. ISBN 9789403138206.
Distributie: Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan