Dat Peter Terrin bouwt aan een bijzonder
oeuvre wisten we al een hele tijd. Met romans als De bewaker, Post mortem,
Monte Carlo
(2014) en Yucca (2016) zette hij zijn lezers telkens op
een ander been, al blonken ze telkens uit in een ontzagwekkend literair
meesterschap. Met Patricia voegt hij
daar een literaire thriller aan toe die je niet anders dan in één keer en van
kaft tot kaft kan lezen. Traag, omdat je Terrins taal wil proeven, omdat je
voelt dat elk detail ertoe zou kunnen doen, maar ook snel, omdat je wil weten
waar dit allemaal toe gaat leiden.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de
knappe, negenendertigjarige Astrid. Ze komt niks te kort. Ze heeft een
spannende baan als organisator van grote evenementen, is samen met de al even
succesvolle David, en bovenal moeder van een schattige zoon. Maar op een dag
laat ze haar Iphone in het bad vallen, en dat kleine ongeluk is een trigger
voor een steeds vreemder wordende aaneenschakeling van vluchtpogingen. Astrid
beseft plots dat ze onbereikbaar en dus ook onafhankelijk is. Ze laat haar
zoontje achter in het bad, verlaat het huis en ontvlucht haar schijnbaar
volmaakte burgerleven.
Waarom ze dat precies doet, wordt eigenlijk nooit duidelijk
en Terrin slaagt er ook in om die nochtans prangende vraag steeds vakkundiger
naar de achtergrond van zijn roman te verdrijven. Dat vind je als lezer slechts
sporadisch irritant, want veel interessanter is het feit dat Astrid niet echt
vlucht, maar ook niet echt terugkeert naar haar thuisbasis. Ze cirkelt rond
haar huis, zoekt een vriendin van vroeger op en beleeft een kortstondige
romance met een jonge man, maar evengoed keert ze geregeld terug naar het huis
waar ze vandaan komt. Ze dringt er zelfs opnieuw in binnen, wanneer ze vermoed
dat niemand haar kan zien.
Als een
buitenstaander kijkt ze naar haar eigen leven, en wordt de omgeving die haar zo
vertrouwd is, plots heel erg vreemd en onherkenbaar. Vertrouwdheid is nochtans
het sleutelwoord in haar leven, haar buurt en haar omgeving, dat maakt Terrin
al in de openingsalinea duidelijk:
‘Ik trok de deur van het huis dicht. Ik deed het precies
zoals altijd, met op het eind een vinnige ruk. Ik liep beheerst het paadje af
en ontgrendelde vanaf dezelfde afstand mijn auto. Als de zoon van de overburen
in zijn kamer was, zou hem niets opvallen, alles klonk zoals het anders klonk.
Ik startte de wagen, deed mijn veiligheidsgordel om en reed weg.’
Hoe hard verzonken in
dagelijkse gewoontes als Patricia
begint, hoe intensiever Astrid en haar leven vervolgens in opperste
vervreemding verdwijnen. Tot, op een bepaald moment, al ver over de helft van
het boek, de vervreemding het zelfs overneemt van de verklaarbare realiteit, en
we terechtkomen in een vertelling waarin niks nog waar blijkt te zijn. Alles
waarop Astrid kon vertrouwen wordt haar vreemd. Niets is nog wat het altijd
leek te zijn, het leven is een zinsbegoocheling. Een zinsbegoocheling die
Terrin ontzettend goed weet te beschrijven, met oog voor elk detail. Want dat
blijft in het grillige oeuvre van Peter Terrin dan toch een certitude: er zijn
maar weinig pennen in de Nederlandstalige letteren die door zo’n trefzekere
hand worden vastgehouden.
Peter Terrin: Patricia, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 207
p. ISBN 9789403135403. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan