Russisch absurdisme ten top
‘Mij interesseert
het leven alleen in zijn ongerijmde verschijningsvorm’, noteerde de literaire
natuurkracht Daniil Charms (1905-1942) in zijn dagboek op het einde van de
jaren 1930. Charms was de verpersoonlijking van het Russisch absurdisme, een ongeëvenaarde
eenmansavantgarde die in zijn zwartgallige maar verbeeldingrijke teksten
genadeloos de zinloosheid en de absurditeit van het bestaan blootlegde — een tomeloos
creatieve visie die uiteraard botste met het socialistisch-realisme
vooropgesteld door Stalins Sovjet-Unie. Voor het eerst verschijnt een omvangrijke
uitgave van Charms' werk in Van Oorschots prestigieuze Russische Bibliotheek:
samensteller en vertaalster Yolanda Bloemen maakte een meer dan gulle selectie uit
zijn verhalend proza, toneelteksten, gedichten, brieven, dagboeken en kinderverhalen.
Sherlock Charms
Sinds 1953
brengt uitgeverij Van Oorschot het pantheon van de Russische literatuur uit in
de bibliofiele dundrukreeks de ‘Russische
Bibliotheek’. De legendarische vertaler en eerste hoofdredacteur
van de reeks, Charles B. Timmer, beet de spits af met een deel verhalen van
Anton Tsjechov. Vanaf dan verschenen op regelmatige basis nieuwe delen met werk
van coryfeeën zoals Ivan Toergenjev, Fjodor Dostojevski, Lev Tolstoj, Alexandr Poesjkin,
Michail Lermontov, Nikolaj Gogol en Ivan Gontsjarov, telkens rechtstreeks uit
het Russisch vertaald door Timmer of collega-topslavisten. Het gros van deze felbegeerde
uitgaves is nog steeds leverbaar of komt mondjesmaat uit in herziene herdrukken
en nieuwe vertalingen. In de jaren 1990 werd de eregalerij aangevuld met ronkende
namen zoals Ivan Boenin, Vladimir Majakovski, Marina Tsvetajeva en Michail
Boelgakov. Andere twintigste-eeuwse schrijvers volgden vanaf 2007 zoals Anna
Achmatova, Isaak Babel en recent nog Konstantin Paustovski, Boris Pasternak en
Andrej Platonov (verwacht in april 2019). Charms — een auteur die zonder enige
twijfel zijn plaats verdient in een prestigereeks zoals de ‘Russische
Bibliotheek’ — vult dit rijtje opvallende nieuwkomers aan met een lijvig
verzameld werk, simpelweg Werken getiteld,
vormgegeven in het gekende strakke ontwerp en gehuld in een fraai okergeel
jasje.
Charms zag
het levenslicht in Sint-Peterburg op 30 december 1905, een jaar vol van heftige
revolutie, een maatschappelijk fenomeen dat op een of andere manier zijn hele
verdere leven zou gaan bepalen. Zijn echte naam was Daniil Joevatsjov, maar
vanaf zijn schooltijd, zo rond 1920, bedacht hij het pseudoniem Charms (naar de
Engelse woorden ‘charm’ en ‘harm’ of naar Sherlock Holmes, een figuur die hij
erg bewonderde). Gaandeweg metamorfoseerde hij tot een man van vele aliassen en
signeerde zijn schrijfsels met varianten op zijn pennaam met dandy-allures:
Chorms, Chaarms, Sjardam, Charms-Dandan en soms zelfs met Karl Ivanovitsj
Sjoesterling.
Vanaf
1924 was Charms actief in het literaire leven van Sint-Petersburg, zijn
geliefde stad die heel vaak het decor was van zijn verhalen. Hij viel niet
alleen op door het onalledaagse karakter van zijn teksten, maar ook door zijn
excentriek uiterlijk (de schitterende bij Werken
toegevoegde fotokaternen getuigen hiervan). Hij droeg bijvoorbeeld vaak een
korte broek met een geruit jasje in Engelse stijl, rookte een opvallende pijp,
had een polshorloge de grootte van een schoteltje en zijn hond, een teckel, luisterde
naar de moeizaam bekkende naam Eer De Gedachtenis Aan De Dag Van De Slag Bij
Thermopylae. Charms culitveerde de ludieke slag, het was zijn levenshouding.
In 1926 schreef
Charms geschiedenis samen met zijn kompanen Aleksandr Vvedenski en Nikolaj
Zabolotski door de literaire beweging Oberioe op te richten, vrij vertaald de 'Vereniging
voor Reële Kunst'. In een potig manifest schreeuwden de Oberioeten hun ambitie
uit om de zuivere werkelijkheid te verbeelden, in alle mogelijke kunstvormen. De
groep maakte absurdistische sier, hield literaire avonden en kreeg actieve
steun van invloedrijke artiesten zoals Kazimir Malevitsj en Pavel Filonov. Het
Stalinregime maakte een definitief einde aan Oberioe en daarbij alle overige
niet-conformistische (lees niet sociaal-realistische) artistieke uitingen en
groeperingen.
In
1931 werd Charms verbannen naar Koersk omdat de autoriteiten in zijn werk een
onderliggende kritiek op het systeem hadden ontwaard. Daar legde hij zich toe
op kinderliteratuur, een genre dat hij vanaf dan enkel en alleen schreef om te
overleven (paradoxaal genoeg, want Charms was een notoir kinderhater). Na jaren
van ontbering en ploeteren in constante overleefmodus werd hij in 1941, tijdens
het beleg van Leningrad (het voormalige Sint-Petersburg), gearresteerd en
krankzinnig verklaard. Charms overleed begin 1942, vermoedelijk uitgehongerd,
in de psychiatrische afdeling van een Leningradse gevangenis. Het is niet
geweten waar zijn stoffelijk overschot is en hij heeft geen graf. Gelukkig voor
de literatuurgeschiedenis ontdekte Charms’
vriend Jakov Droeskin postuum diens manuscripten, jarenlang bewaard in een
koffer, in het net gebombardeerde huis van de auteur. De wereld maakte kennis
met een volstrekt uniek oeuvre en een buitengewoon universum.
Een Russische bibliotheek op zich
Werken omvat alle literaire genres die Charms heeft beoefend. Binnen
deze genres zijn de teksten telkens chronologisch geplaatst. Een ruime selectie
‘Verhalen en scènes’ — goed voor ongeveer een derde van de volledige
verzameling — opent het boek. Deze verhalen bieden samen met de bekende novelle
‘De oude vrouw’ en de reeksen ‘Cycli’ en ‘Voorvallen’, een mooie staalkaart van
Charms’ literair proza. Ook opgenomen zijn drie toneelstukken (waaronder het
beroemde ‘Elisabeth Bam’), vijfentwintig gedichten en een bescheiden selectie
teksten die Charms specifiek voor een kinderpubliek schreef (gedichten, toneel
en verhalen). Bijzonder revelerende (én intrigerende) dagboekfragmenten,
notities en brieven sluiten het geheel af. Het Oberioe-manifest en het
heerlijke oberioetische verhaal ‘Ik zat op het dak’ staan apart in een
appendix. Bloemen schreef een verhelderend nawoord en verzorgde tevens een
uitgebreid notenapparaat, inclusief een personen- en namenregister. Een bijzonder
sfeervolle aanvulling zijn de twee katernen met foto’s en avant-gardistische
illustraties.
In
haar nawoord wijst Yolanda Bloemen erop dat de grenzen tussen genres bij Charms
niet altijd even duidelijk te trekken zijn. Een verhaal gaat soms over in een
toneeltekst, of autobiografie en fictie kunnen lastig van elkaar te scheiden
zijn. Af en toe is evenmin duidelijk of een verhaal al dan niet voltooid is (de
door Bloemen gehanteerde richtlijn voor een afgerond werk is een datering of
signatuur). Belangrijk is te beseffen dat Charms, samen met andere
avantgardistische kunstenaars, door de Stalinterreur monddood is gemaakt. Charms
zag geen enkele van zijn teksten gepubliceerd tijdens zijn leven – met
uitzondering van zijn werk voor kinderen en twee gedichten voor volwassenen. De
meeste van zijn manuscripten bleven letterlijk niet meer dan dát:
handgeschreven, impulsieve documenten die ongeredigeerd in zijn inmiddels bij
literatuurvorsers beruchte bureaula belandden. Interpunctie, spelling,
continuïteit waren de minste van Charms’ zorgen. Zijn werk uitgeven was en is
met andere woorden een redactionele uitdaging.
Een huidig verzameld werk
van Charms in het Russisch bestaat uit drie delen en beslaat meer dan 1700
pagina’s. Werken is een rijke
verzameling, maar er is nog veel meer. In 1999 stelde Bloemen al een eerste
bloemlezing samen, het mooie Ik zat op
het dak bij Atlas. In de ruim twintig jaar sinds die tijd is de situatie
rond Charms' werk grondig veranderd. Er zijn inmiddels veel meer teksten van hem
beschikbaar, niet alleen gedichten maar ook het aantal in het Russisch
gepubliceerde proza- en dagboekteksten is aanmerkelijk groter dan in de jaren 1980
en 1990, de periode waarin Charms met groeiend succes zijn intrede deed in ons
taalgebied. Ook zijn notitieboekjes, op dit moment integraal alleen in het
Charmsarchief in Petersburg consulteerbaar, zijn een belangrijke bron.
Het grootste deel van
de vertalingen in Werken zijn van de
hand van Bloemen zelf, maar ze koos ook voor bestaande Charms-vertalingen van
gerodeerde vakmensen als Margriet Berg, Seijo Epema, Robbert-Jan Henkes, Jan
Paul Hinrichs, Arthur Langeveld, Marja Wiebes en Sophie Polm. In de
inhoudstafel geven de initialen aan welke vertaler een bepaald stuk heeft
vertaald. Charms’ werk is in ons taalgebied overigens nooit echt onderbelicht
geweest, integendeel. Er bestaan heel
wat vertalingen, zowel bij de grote uitgeefconcerns als bij
kleinere bibliofiele uitgevers. Gangmaker was — wie anders? — de onvermoeibare
Timmer, die met deel 7 in Van Oorschots andere slavische reeks ‘Russische Miniaturen’,
Bam en ander proza (1978), Charms
introduceerde. Voor de voorliggende uitgave baseerde Bloemen zich op een aantal
eerder verschenen vertalingen: Optisch
bedrog en ander proza (1988), Ik zat
op het dak (1999), Een stinkdier is
een prachtig beest (1999) en Bij mij
op de maan (2016).
In Werken staan heel wat
teksten die eveneens in Ik zat op het dak
zijn terug te vinden. Maar het omgekeerde is ook waar. Ik stelde Bloemen de
vraag hoe ze de huidige selectie had gemaakt. Haar focus, zo legt ze uit, lag
op Charms’ literaire werk en daarnaast op zijn persoonlijke levensverhaal. Meer
filosofische teksten (zoals bijvoorbeeld ‘Voorwerpen en figuren ontdekt door
Daniil Ivanovitsj Charms’, niet opgenomen in Werken, wel in Ik zat op het
dak) en traktaten (zoals vrij geflipte teksten over 'de nul') zijn niet gebundeld, hoewel die
volgens de vertaalster ook zeker de moeite waard zijn. ‘Maar’, bekent ze, ‘een
presentatie van die teksten, liefst in combinatie met een ruime keuze uit de
notitieboekjes (die onder meer geweldig materiaal bevatten over de hele
Oberioe-periode), en ondersteund door een grondige bestudering van Charms'
filosofische ideeën (onder meer zijn fascinatie voor Henri Bergson) en zijn
verhouding tot religie en de Kabbala lijkt me voor de toekomst een mooi
perspectief. Ook over een heel ander thema, namelijk Charms' verhouding tot
Gogol en de echo's van Gogols werk in dat van Charms is veel te melden. Met
Charms zijn we kortom nog lang niet klaar.’
Eigen genre
In ‘Ochtend’ worstelt Charms met de
omschrijving van wat hij als zijn ‘eigen genre’ bestempelt:
‘Gisteravond zat ik aan tafel en ik rookte veel. Voor me
lag papier om iets op te schrijven. Maar ik wist niet wat ik moest schrijven.
Ik wist zelfs niet of het gedichten moesten zijn of een verhaal of een
beschouwing. Ik schreef niets en ging naar bed. Maar ik lag lang wakker. Ik
wilde bedenken wat ik moest schrijven. In gedachten ging ik alle genres van de
woordkunst langs, maar mijn genre vond ik er niet bij. Het zou één enkel woord
kunnen zijn, maar misschien moest ik ook wel een heel boek schrijven. Ik vroeg
God om een wonder, zodat ik zou begrijpen wat ik schrijven moest.’
Het uitgangspunt van Charms’ verhalen — of ‘voorvallen’ zoals hij ze
zelf noemde — is vaak nietig of alledaags. Hij vertrekt van een verwaarloosbaar
fait divers, een akkefietje, een sentimentele oprisping, een onbesuisde waarneming,
maar al snel neemt de verhaallijn een bruuske wending en is iedere vorm van
logica ver te zoeken. Een vrolijke zottigheid neemt de overhand. Veel van de
verhalen zijn erg kort, van een paar zinnen tot maximaal enkele pagina’s.
Charms is niet alleen de ongekroonde koning van de
anticlimax, maar ook de ongeëvenaarde keizer van de wervende openingszin (‘Peretsjin
ging op een punaise zitten, en vanaf dat moment werd zijn leven heel anders.’;
‘Nu weet iedereen hoe gevaarlijk het is om stenen door te slikken.’). Vaak drijft
hij de spanning op tot het uiterste, laat de verwachtingen van de lezer
onbeschaamd aanzwellen om dan abrupt te eindigen met een losse flodder van
formaat (een apotheose in dat verband is de uitzinnige plot van de novelle ‘Een
oude vrouw’). Een aantal verhalen eindigt dan ook met ‘dooddoeners’ zoals: ‘En
dat was alles’, ‘Enzovoort’ of ‘Je geloof toch wat ik heb verteld?’. En wat
dacht u van ‘Ontmoeting’, een in amper twee volzinnen afgerond verhaal, dat
afsluit met minstens even ‘terminale’ woorden:
‘Op een keer liep een man naar
zijn kantoor en onderweg kwam hij een andere man tegen, die een stokbrood
gekocht had en op weg was naar huis. Dat is eigenlijk alles.’
Charms heeft een uit de kluiten gewassen arsenaal aan technieken om
absurdistische effecten te bereiken. Hij verdubbelt werkwoorden (‘Pjotr
Pavlovitsj rende-rende’), geeft een eenakter als ondertitel ‘Komedie in drie
delen’ (‘Foma Bobrov en zijn echtgenote’), is kwistig met hyperbolen en
herhalingen, blaast de wervelende klanken van de oude Russische verteltraditie
nieuw leven in, laat zijn weerbarstige personages alles letterlijk nemen waardoor
een gewone dialoog al snel ontaardt in een vurige vloekpartij of breekt abrupt
de handeling af, met als apotheose het hilarische verhaal over de roodharige
man (liefdevol bezongen overigens door Charlotte Mutsaers in haar Kersebloed):
‘Er was eens een roodharige man
die geen ogen en geen oren had. Hij had ook geen haren, zodat men hem maar bij
wijze van spreken roodharig noemde. Spreken kon hij niet, want hij had geen
mond. Een neus had hij ook niet. Hij had zelfs geen armen en benen. Hij had ook
geen buik, hij had ook geen rug, hij had ook geen ruggengraat, hij had helemaal
geen ingewanden. Hij had niets. Zodat het niet uit te maken is over wie het
gaat. Laten we het liever niet meer over hem hebben.’
Charms’ humor is zwartgallig, grotesk en ongerijmd: ‘Een vlieg kwam
met een klap op het voorhoofd van een voorbijlopende heer, ging door zijn hoofd
heen en kwam er bij zijn achterhoofd weer uit.’ Een andere keer etaleert hij
dan weer een kromme maar tegelijkertijd ijzersterke en moeilijk te weerleggen
logica:
‘Een man ging als gelovige
slapen en werd als ongelovige wakker. Gelukkig stond in de kamer van die man
een weegschaal, en de man had de gewoonte zich iedere dag ’s ochtends en ’s
avonds te wegen. En zo was de man voor hij ging slapen bij het wegen te weten
gekomen dat hij vier poed en eenentwintig pond woog. En toen hij de volgende
dag als ongelovige opstond, woog hij zich weer en hij ontdekte dat hij nog maar
vier poed en dertien pond woog. ‘Dat betekent,’ besloot de man, ‘dat mijn
geloof ongeveer acht pond woog.’
Soms doen zich zelfs ronduit bovennatuurlijke zaken voor.
In ‘Een ding’ bijvoorbeeld staan een man met zijn dienstmeisje in een kamer. Er
wordt aan de deur geklopt, de man doet open en hetzelfde dienstmeisje staat
voor zijn neus. Alsof er niets aan de hand is, zet de man zijn familieleven
verder, maar nu met twee (identieke) dienstmeisjes.
Slapsticksituaties zijn nooit
ver weg en er wordt bij de vleet gevallen.
Charms’ vreemde en bevreemdende universum is doordrongen van bruut geweld en
ijzingwekkende wreedheden: veel van zijn personages sterven een gruwelijke
dood, de oorvijgen vliegen in het rond en vreselijke martelingen zijn schering
en inslag (bijlen en spades zijn veel voorkomende attributen, maar worden niet
gebruikt waarvoor ze eigenlijk dienen). In ‘Een lezing’ bijvoorbeeld krijgt de
spreker Poesjkov voortdurend klappen van zijn toehoorders en moet hij het
spreekgestoelte bont en blauw verlaten. Het geweld is geregeld gericht tegen
oudere mensen, maar ook en meermaals tegen kinderen:
‘Wat kinderen aangaat ben ik er zeker van dat je ze absoluut geen luier moet omdoen, je moet ze verdelgen. Daartoe zou ik in de stad een centrale kuil willen inrichten en daar de kinderen in gooien. En opdat er uit de kuil geen geur van ontbinding opstijgt, kan er elke week ongebluste kalk over gegoten worden.’
Ook
Russische schrijvers moeten het bekopen, in het bijzonder de ongenaakbare Poesjkin
(‘Poesjkin had vier zoons, en allemaal waren het idioten.’ en in het korte
toneelstuk ‘Poesjkin en Gogol’ tuimelen de twee schrijvende Russen om beurten
over elkaar als waren het twee paljassen in de circusring). Charms heeft bovendien
geen medelijden met dichters die verre van moeders mooiste zijn:
‘Zoals bekend heeft Bezimenski
echt een rotkop. Op een keer stootte Bezimenski zijn kop tegen een krukje.
Daarna was de kop van de dichter Bezimenski helemaal niet meer om aan te zien.’
In een ander voorval richt
hij zijn pijlen dan weer onverschrokken op auteurs die naar het pijpen van de
sovjetstaat dansen:
‘Toen kleedde Aleksej Tolstoj zich helemaal uit, liep naar de Fontanka en
begon te hinniken als een paard. Iedereen zei: ‘Het is een belangrijk
sovjetschrijver, die daar hinnikt.’ En niemand stak een vinger naar Aleksej
Tolstoj uit.’
Vloeiend denken
In een voor zijn doen behoorlijk lang
lijstje somt Charms in ‘Wat mij interesseert’ de zaken op die zijn hart sneller
doen slaan:
‘Gedichten.
Gedachten in gedichten leggen.
Gedachten uit
gedichten halen.
Opnieuw gedachten in gedichten leggen.
Proza.
Verlichting, inspiratie, helderheid, bovenbewustzijn.
Wegen om dat alles te bereiken.
Het vinden van een
eigen systeem om dat alles te bereiken.
Allerlei kennis die buiten
het terrein van de wetenschap valt.
Algemene wetten van verschillende
fenomenen.
Nul en zero.
Getallen.
Tekens.
Letters.
Schriften en handschriften.
Alles
wat uit het gezichtspunt van de logica onzinnig en dwaas is.’
Deze opsomming vat de inhoud van Werken
vrij goed samen, maar opvallend zijn de termen ‘verlichting’, ‘gedachten’,
‘systeem’, ‘kennis’, ‘wetten’, ‘fenomenen’ en ‘logica’. Een aantal van de
teksten in Werken is zonder meer
filosofisch van aard en zijn eerder af te doen als beschouwend, programmatisch
of theoretisch. Het is een indicatie dat Charms’ absurdisme effectief diep
verankerd zit in een filosofische traditie. Er zat wel degelijk heel wat method in zijn madness. Charms wilde duidelijk begrepen worden en niet op de
bodem van de oceaan staan brullen noch worden weggezet als een gek of een
clown. De invloed van Henri Bergson op Charms’ denken is overduidelijk (vooral Le rire (1900) en L’évolution créatrice
(1907) zijn in dit verband essentieel),
en minstens even prominent aanwezig is zijn verwerping van Immanuel Kants
filosofie. In 1930 sloot Charms zijn ‘Elf stellingen van Daniil Ivanovitsj
Charms’ af met: ‘Hoewel ik in mijn eentje ben, denk ik toch vloeiend.’ Vloeiend
denken leidt tot het zien van de zuivere werkelijkheid, zo stelt de auteur in
het beruchte en duchtig becommentarieerde Oberioe-manifest.
De Oberioeten verwierpen
radicaal alle artistieke dogma’s. Het manifest profileert zich als een kerntekst voor een goed begrip van Charms’
poetica: ‘Oberioe glijdt niet over de thema’s en de toppen van het artistieke
scheppen heen, maar zoekt naar een organisch nieuwe conceptie van
wereldbeschouwing en benadering van de dingen. Oberioe zet zijn tanden in de
kern van het woord, van de dramatische handeling en van de cinematografische beeldtaal.’
Oberioe is universeel en omspant alle vormen van kunst, ‘dringt het leven
binnen en omvat het van alle kanten.’ De beweging zet zich af tegen
avantgardistische voorgangers zoals Velimir Chlebnikov, die in eerste instantie
de oude taal wilden vernietigen. De Oberioeten wilden niet zozeer vernieuwen
als wel herscheppen en de grondleggers zijn van een nieuwe perceptie van het
leven. Zelf spraken ze over een terugkeer naar de realiteit (‘de zuivere
werkelijkheid’), een omwenteling die ze wilden bereiken door het voorwerp te
ontdoen van literaire en alledaagse betekenissen.
Kants ‘ding op zich’ blijft voor ons kennen verborgen, een
euvel dat Charms countert door niet logisch maar ‘vloeiend’ te denken. Alleen
wanneer we de ongeordende werkelijkheid bekijken in al zijn onzinnigheid, en
alle logica opzij schuiven, kunnen we tot een ‘zuivere’ waarneming komen. In
een de adem afsnijdende brief naar Claudia Poegatsjova, een actrice waar Charms
stapel op was, verwoordt de bekendste Oberioet het als volgt:
‘Wanneer ik gedichten schrijf,
dan geloof ik dat het belangrijkste niet het idee is, niet de inhoud en niet de
vorm en niet het mistige begrip ‘kwaliteit’, maar iets wat nog veel mistiger is
en voor het rationele verstand onbegrijpelijk, maar dat voor mij en, naar ik
hoop, ook voor u, Claudia Vasiljevna, te begrijpen is. Dat is de zuiverheid van
de orde. Die zuiverheid is in de zon, in het gras, in de mens en in gedichten
precies dezelfde. De ware kunst hoort thuis in de reeks van de eerste
werkelijkheid, zij schept de wereld en verschijnt als haar eerste
weerspiegeling. Ze is absoluut reëel.’
In het manifest
zelf komt de idee van de ‘zuiverheid van de orde’ nog eens terug, zij het deze
keer systematischer, meer doordacht, minder emotioneel:
‘Ontdaan van de schil van het
literaire en het alledaagse wordt het concrete voorwerp tot een verworvenheid
van de kunst. In de poëzie wordt dit voorwerp door het botsen van
woordbetekenissen uitgedrukt met de precisie van een mechaniek. Wellicht zult u
tegenwerpen dat het niet hetzelfde voorwerp is dat u in het leven ziet? Gaat u
er dichter naar toe en raakt u het met uw vingers aan. Bekijkt u het voorwerp
met het blote oog en u zult het voor de eerste maal gezuiverd zien van het oude
literaire verguldsel. Misschien zult u beweren dat onze onderwerpen ‘niet
reëel’ en ‘niet logisch’ zijn? Maar wie heeft gezegd dat de logica van het
dagelijks leven noodzakelijk is voor de kunst? […] De kunst heeft haar eigen
logica en zij vernietigt het voorwerp niet, maar helpt het te leren kennen. Wij
verbreden de betekenis van het voorwerp, van het woord en van de handeling.’
Vrij vroeg onderzoekt Charms in
enkele teksten over de zuiverheid van voorwerpen hoe een tekst of een gedicht zich
kan ontbolsteren en betekenis vrijgeven. In ‘Voorwerpen en figuren ontdekt door
Daniil Ivanovitsj Charms’, doet hij uitgebreid uit de doeken wat we moeten
verstaan onder het begrip ‘betekenis’. De onovertroffen ‘Elf stellingen van Daniil
Ivanovitsj Charms’ — een van Charms’ meest enigmatische maar ook invloedrijkste
teksten — sluiten hierbij direct aan. De allereerste stelling opent niet voor niets
met de onheilspellende woorden ‘de objecten zijn verdwenen’. Charms’ absurdisme
benadrukt in eerste instantie dat we de werkelijkheid niet kunnen begrijpen,
hoezeer we er ook proberen in door te dringen. Er is geen verband tussen de
dingen, wat ons rest is enkel de ‘zuiverheid van de orde’. Dit wil echter niet
zeggen dat iedere strijd zinloos of zonder betekenis is, integendeel. De
dichter moet de werkelijkheid te lijf gaan, betekenis creëren en er zich over
verwonderen. Zo mikt Charms’ esthetica onweerlegbaar op het vergaren van kennis
en betekenis. Aan de hand van zijn teksten — hoe absurd die op het eerste
gezicht ook mogen lijken — wil hij de dingen leren kennen en ze bedwingen. Charms’
tandem van ‘creatie en verwondering’ gunt ons een blik op de zuivere wereld. Zonder
zijn instrumenten van het absurde zijn we blind.
Daniil Charms: Werken, Van Oorschot, Amsterdam 2019,
652 p. ISBN 9789028282353. Vertaling door Yolanda Bloemen, Margriet Berg, Seijo
Epema, Robbert-Jan Henkes, Jan Paul Hinrichs, Arthur Langeveld, Marja Wiebes en
Sophie Polm. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan