Albert Camus (1913-1960) had in zijn essay
over het absurde, De mythe van Sisyphus
(1942), ook het Bijbelse verhaal over Adam en Eva kunnen gebruiken. Net zoals
de Griekse held door de goden werd veroordeeld om de rest van zijn leven een
rotsblok naar de top van een berg te rollen, werden ook zij wegens
ongehoorzaamheid door God gestraft met verjaging uit het paradijs. De vrouw om
van dan af aan haar kinderen in pijn te baren, de man om, tot aan zijn dood, in
het zweet zijns aanschijns te zwoegen. Van onsterfelijkheid is immers geen
sprake meer. Een absurd bestaan ongetwijfeld, want het leven is er een zonder
god (of perspectief). Maar ook een leven dat (zelf)bewustzijn toelaat en doet
ontstaan. En dus ook tragiek en extase.
Als de Bijbel God weer
introduceert dan ligt het bij Sisyphus anders. In zijn geval blijft het
voorgoed bij de verpletterende waarheid dat er geen god is en geen hiernamaals.
Het lot is uitsluitend een menselijke zaak geworden, hopeloos, en dus... 'goed
zoals het is'. 'We moeten ons Sisyphus voorstellen als een gelukkig mens',
besluit de intens humanistische Camus.
'Er schuilt in het menselijk
bestaan een fundamentele absurditeit en tegelijkertijd een onverbiddelijke
grootsheid', luidt het verder in de hoofdstukken gewijd aan Dostojevski en
Kafka. Auteurs die, met hun romans Boze
geesten (het personage Kirilov stelt met zijn idee van de 'logische
zelfmoord' de absurdistische vraag bij uitstek) en Het proces, beiden op de absurdistische toer gingen. Nadien zullen
ze, met De gebroeders Karamazov en Het slot, opnieuw de hoop introduceren,
maar eerst klinkt het zoals Nietzsche het al formuleerde: 'We hebben de kunst
zodat we niet hoeven te sterven aan de waarheid'. God is dood en het wordt tijd
dit te beseffen en ernaar te leven... en te schrijven.
Een instelling en een houding
die we ook aantreffen in het werk van de Amerikaanse auteur Herman Melville,
die met Moby Dick (zoals Camus in één
zin vermeldt) een totaal absurdistische roman heeft gecreëerd. Kapitein Achabs
amorele claim om, ten koste van alles, wraak te willen nemen op de Witte Walvis
en daarbij, zoals Lucifer, God uitdaagt en zichzelf als een god ziet die het
lot in volle vrijheid moet tarten, is vorm geven aan het absurde. Achab is, net
als Sisyphus, een held van het absurde. Tragiek en extase alom, al dan niet in
het leven, dan toch in de kunst. Zoals tot uiting komt in artistieke
scheppingen van het kaliber Don Quichot
en Faust, die getuigen van een diepe
metafysische extase. Precies dat wat ook Proust voor ogen stond in zijn
onvolprezen Op zoek naar de verloren tijd.
Scheppen is hier letterlijk tweemaal leven.
Het probleem van de zelfmoord
is, in tegenstelling waarmee dit essay dikwijls wordt geassocieerd, maar één
aspect is van de benadering die Camus ons aanbiedt. 'Dit onmenselijke spel
waarbij absurditeit, hoop en dood elkaar van repliek dienen', zegt hij, moet
objectief en scherpzinnig bekeken worden. Zoals het gevoel van vervreemding dat
ons soms overvalt ten opzichte van de wereld en de dingen. Of het onbehagen bij
het zien van de onmenselijkheid van de mens zelf. (Wellicht wordt dit gevoel,
meer nog dan bij Kafka, het meest intens beschreven door Louis Ferdinand Céline
in Reis naar het einde van de nacht...
gewekt door het onbarmhartige licht van de werkelijkheid.)
Het gaat Camus niet zozeer over
de ontdekkingen van het absurde, maar om de consequenties ervan. Hoe de mens
ermee moet omgaan. Het absurde zit immers niet in de mens en ook niet in de
wereld, maar in het feit dat ze er beide tegelijk zijn. In hun ogenschijnlijke
tegenstelling en hun wisselwerking. Hem is het te doen om het antwoord op de
vraag hoe die absurditeit tot leven brengen. Door ervan weg te vluchten in het
denken? Door hoop te koesteren op een zinnig antwoord? Door het absurde als een
gegeven te zien om er vervolgens door de revolte zin aan te geven. En zeker
niet door zelfmoord, tenminste niet vanuit die gedachte. De vrijheid die we
ervaren ('er is geen volgende dag') en die strikt individueel is, verbiedt ons
de verantwoordelijkheid die ermee gepaard gaat te ontwijken. Dat is immers de
enige keuze die de vrijheid niet toestaat.
De mythe van Sisyphus is in de ware betekenis van het woord een
betoog, ontstaan uit gevoelens van 'opstand, vrijheid en passie'; zoals alle
werk van Albert Camus. Het is neergeschreven in een heldere en sobere taal,
emotioneel geladen en intrinsiek poëtisch van aard. Een gelukkige heruitgave
van deze politiek-filosofische en literair-kritische commentaar op een
fundamenteel menselijke ervaring, in een nieuwe vertaling die recht tracht te
doet aan de nuances van de oorspronkelijke taal.
Albert Camus: De mythe van
Sisyphus. Een essay over het absurde, IJzer, Utrecht, 2019, 208 p. ISBN 978
908684 180 6. Vertaling van Le mythe de Sisyphe en met nawoord van H.
Vermeer-Pardoen. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan