Liefde
in tijden van racisme
Sinds de
documentaire I am not your negro van
Raoul Peck staat de Amerikaanse schrijver en sociaal criticus James Baldwin
(1924-1987) weer volop in de belangstelling. Zowel in zijn fictie als
non-fictie schrijft Baldwin over seksualiteit – hij vond de westerse seksuele
moraal puriteins – sociale ongelijkheid en raciale problemen in de Verenigde
Staten. Hij fileert het blanke deel van de Verenigde Staten, of het beeld dat
de blanken van zichzelf hebben. Baldwin schrijft fijnzinnig, eloquent en
vlijmscherp. Zijn essays vlammen van woede.
In Als Beale Street kon praten verpakt hij zijn woede in fluweel. In
deze roman is de zuivere, haast kinderlijk naïeve liefde het decor voor het
racisme dat een onlosmakelijk deel uitmaakt van het leven van de
Afro-Amerikanen. De jonge Tish, die zwanger is van Fonny, is de alwetende
verteller. Terwijl hun liefde nog maar net is ontloken, krijgen ze al te maken
met het racistische rechtssysteem. Fonny wordt ten onrechte beschuldigd van
verkrachting en de rechtsgang wordt waar mogelijk belemmerd door de blanke
gezagsdragers. De familie van Tish, haar ouders en haar zus, doen er alles aan
om Fonny uit de gevangenis te krijgen.
De blanken maken geen deel uit
van de zwarte gemeenschap in Harlem, of enkel als racistische wreedaards, als
mensen die het op de zwarten hebben voorzien. Manhattan staat voor de
gevangenis waarin Fonny verblijft, voor een woestijn waar aasgieren om je heen
cirkelen, klaar om toe te happen wanneer je geest niet meer bij machte is zich
te verzetten. New York is kil en liefdeloos en ziet haar zwarte medemens niet
staan of beziet hem in het beste geval als een exotische diersoort.
De roman bestaat uit
twee delen. Deel een heeft de titel ‘Zorgen om mijn ziel’. Dat lijkt een
kernthema in het boek: zielsbehoud. De racistische blanken lijken geen ziel te
hebben en hebben de stad New York veranderd in een hel waar het in de zomer
ruikt naar geroosterd mensenvlees. Maar ook de zwarten die geen sterke
identiteit hebben en willen lijken op de blanken, komen er niet goed van af.
Fonny’s vader deugt, maar zijn moeder en zussen wekken geen enkele sympathie
op. Ze zijn er trots op dat ze een minder donkere huid hebben, kijken op tegen
blanken, dwepen met godsdienst en vertonen een ongemak als het op seksualiteit
aankomt.
De
enige fatsoenlijke blanke in het boek is de advocaat van Fonny, meneer Hayward.
Hij heeft de zaak aangenomen zonder te weten waar hij aan begon, maar gaandeweg
bijt hij zich erin vast omdat hij zich bewust wordt van de oneerlijke gang van
zaken: de hoofdgetuige, de vrouw die verkracht is, wordt zodanig beïnvloed dat
ze niemand anders dan Fonny als de dader kan aanwijzen (in een line-up is Fonny
de enige zwarte), een andere getuige, die Fonny een alibi verschaft, wordt
gearresteerd en geïntimideerd, collega-advocaten staan afkeurend tegenover zijn
inzet voor een zwarte en mijden hem. Gaandeweg ontstaat er tussen de familie en
de advocaat een vertrouwensband en ervaren ze echt, menselijk contact.
Iedere strohalm valt
een voor een weg, maar Fonny wordt een man in de gevangenis. Hij weet dat hij
onschuldig is en hij begrijpt de oneerlijke omstandigheden die hem in deze
situatie hebben gebracht. Maar hij weet ook wat hij waard is. Hij is een
beeldhouwer, een ambachtsman, die vanuit zijn instinct met zijn handen werkt.
Hij weet nu waar het op aankomt, ook al gaat hij eraan onderdoor.
Zowel in deze roman als in Baldwins andere boeken is de
positie van de zwarte man precair. Hoe word je een man in een maatschappij die
je nooit als mens heeft gezien? De zoete liefde en de waardigheid van de
familie staan in scherp contrast met het machteloos makende racisme waardoor de
stoot in de fluwelen handschoen extra hard aankomt. James Baldwin heeft niets
ingeboet aan zeggingskracht.
James Baldwin: Als Beale Street kon praten, De Geus,
Amsterdam 2018, 318 p. ISBN 9789044540406. Vertaling van If Beale Street could
talk door Harm Damsma. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan