Tijdens de 2019-editie van het Passa Porta
Festival stelde Helena Janeczek (1964) -- samen met Milena Agus, beiden
laureaat van de prestigieuze Strega-prijs -- hun recentste roman voor in een
tweegesprek, gemodereerd door de Italiaanse ambassadeur Paolo Grossi. Uit dat
gesprek bleek dat Janeczek zich grondig documenteerde om met Het meisje met de Leica de figuur en het
werk van de fotojournaliste Gerda Taro in ere herstellen.
Taro, geboren als Gerta Pohorylle
(1910-1937), stond lang geboekstaafd als de geliefde van Robert Capa (geboren Endre
Friedmann), die in het kielzog van haar partner foto’s maakte met de Leica die
Capa haar cadeau gaf – haar vroege werk werd zelfs vaak verkeerdelijk
toegeschreven aan Capa. Bij de opening van de eerste overzichtstentoonstelling
gewijd aan haar oeuvre ging Taro in 2007 opnieuw de wereld rond als de geliefde
van… Haar werk moet echter niet onderdoen voor dat van Capa, die zich dat
pseudoniem aanmat om beter de Amerikaanse markt te kunnen bespelen – het
Hongaarse woord voor haai maakte zijn joodse roots wat minder zichtbaar -- en
daarnaast wist Taro anderen te begeesteren met haar persoonlijkheid én
schoonheid.
‘Hij
reed met de tram naar huis toen hij bij een halte een vrouw had gezien voor de
etalage van een modewinkel. Ze droeg kanten kousen en schoenen in een iets
donkerder tint, haar ivoorkleurige jurk viel in soepele plooien tot boven haar
knie, haar kastanjebruine haar liet tussen de lijn van haar oor naar haar
schouder een flink stuk iets getinte huid vrij. Willy had gehoopt dat de tram
niet zou vertrekken voordat hij die vrouw, van een onwerkelijke, filmische
elegantie, in het gezicht kon kijken. Maar zij was doorgelopen in een tempo
waarmee ze hem leek te plagen. Ze ontsnapte hem, keerde hem haar rechte rug
toe, de halfblote knieholtes. Toen de tram de rit, inmiddels een achtervolging,
voortzette, had Willy gemeend het profiel van Elisabeth Berger te zien, zo
sprekend leek ze op zijn lievelingsactrice. Maar toen hij een eindje gelijk met
haar op reed, had hij beseft dat het evenbeeld van zijn diva jong was, veel
jonger dan hij had gefantaseerd. Een meisje met wie hij misschien wel kon
kennismaken, met wie hij zelfs koste wat het kostte wilde kennismaken.’
Het meisje met de Leica, Janeczeks zesde roman, zal Taro’s charisma
echter niet belichten vanuit een ik-perspectief of een alleswetende verteller. Janeczek
laat drie personages aan het woord die de fotografe goed gekend hebben maar aan
wie ze tegelijkertijd leek te ontglippen: Willy Chardack, Ruth Cerf en Georg
Kuritzkes. Chardack zal een beroemd hartchirurg worden, maar wanneer hij Taro
in Leipzig ontmoet, is hij nog een timide student geneeskunde die haar chemie
bijbrengt. Voor die ontmoeting waren Taro en Cerf al goed bevriend, ondanks hun
verschillende karakters, en Kuritzkes was een van Taro’s geliefden. Chardack en
Kuritzkes zullen hun herinneringen aan Taro ophalen in een telefoongesprek
tussen Buffalo NY en Rome, in 1960. Die herinneringen komen respectievelijk in
het eerste en derde deel van de roman aan bod, en worden onderbroken door Ruths
relaas dat in 1938 in het kosmopolitische Parijs wordt opgetekend, zo’n jaar
nadat Taro tijdens de Spaanse burgeroorlog door een dom manoeuver van een tank
zou sterven aan het front, precies op haar zevenentwintigste verjaardag.
Via haar vertellers
gaat Janeczek uitvoerig in op het engagement van Taro en haar lotgenoten die de
nazipropaganda en het antisemitisme ontvlucht waren en die als balling in
Parijs hun toevlucht hadden gezocht. In het voor- en nawoord, komen nog andere
personages aan bod die Taro gekend hebben en die de verhalen van Chardack, Cerf
en Kuritzkes als het ware aanvullen. Taro helemaal doorgronden blijkt
onmogelijk te zijn, maar je leert haar kennen als een vrijgevochten jongedame
met een uitgesproken mening, die zich niet wilde binden en die voor haar moed
een staatsbegrafenis in Frankrijk kreeg.
De extradiëgetische verteller
verbindt Taro’s geschiedenis aan die van het fotomateriaal dat pas deze eeuw
zou opduiken (Janeczek biedt ander archiefmateriaal aan op haar website,
www.helenajaneczek.com). Jarenlang werd gezocht naar een verloren koffer, die
uiteindelijk – what’s in a number – drie gekleurde dozen waren en die Frankrijk
waren uitgesmokkeld. Die hoofdverteller waagt zich ook aan de analyse van een
aantal foto’s en verandert daarbij steeds van perspectief.
Ze houdt je als lezer bij de les,
maar doet dat in een wervelend Italiaans met meertalige elementen. Zo vergeet
je dat Janeczek, geboren uit Poolse Joden, die tot haar achttiende in Duitsland
woonde, Het meisje met de Leica, niet
in haar eerste moedertaal heeft geschreven. In interviews gaf Janeczek in het
verleden al meermaals aan dat ze met het Italiaans haar identiteit vond, een
identiteit die verwijst naar een complex verleden – antisemitisme is een
constante in haar werk – maar die er niet onder bezwijkt. Een identiteit die
ook getuigt van een grote nieuwsgierigheid, een eruditie, een open blik op de
wereld en een aanhoudend engagement.
Helena Janeczek: Het meisje met
de Leica, De Bezige Bij Amsterdam 2019, 336 p. ISBN 9789403150604. Vertaling
van La ragazza con la Leica door Els van der Pluijm. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan