Onno Kosters is bij een beperkte groep van
poëzieliefhebbers al geruime tijd bekend, maar voor het grotere publiek blijft
hij een nobele onbekende. Nochtans bewijst hij met Waarvan akte eens te meer dat hij een boeiend dichter is, en met
vier dichtbundels kunnen wij onderhand ook al van een heus oeuvre gewagen.
Die relatieve
onbekendheid heeft alles te maken met het type poëzie dat Kosters schrijft. De
dichter kiest niet voor theatrale performancegedichten en al evenmin voor
herkenbare emoties. Hij beschouwt zichzelf nadrukkelijk als een erflater van
het modernisme; niet toevallig is hij de vertaler van onder meer Samuel
Beckett. Daardoor besteedt hij enorm veel aandacht aan de vorm van zijn
gedichten, aan de stilering van het taalgebruik. Deze gedichten vragen om meer
dan een oppervlakkige lectuur. Daarenboven getuigt de dichter ook van zijn
grote belezenheid en zijn culturele belangstelling, die vrijwel alles omvat,
van beeldend werk en literatuur tot strips en films.
Dat intertekstuele kader is
opnieuw bijzonder manifest in de jongste bundel. De eerste afdeling is
geïnspireerd op motieven en figuren uit de Grieks-Romeinse oudheid. De dichter
laat diverse beroemde sporters aan het woord; zij symboliseren de vitaliteit en
de kracht, zeker omdat ze geportretteerd worden net op het ogenblik voor hun
inspanning. Kosters heeft zich laten inspireren door beroemde schilderingen op
vazen en schalen. Tegelijk echter wordt ook de onmogelijkheid van die
archaïsche visie aangetoond; de bundel opent en sluit met een vers over de
duisternis, en tussendoor worden de legendarische helden Prometheus en Hercules
als vrij machteloze, tragische figuren voorgesteld. Onze tijd lijkt niet langer
een tijd voor helden en voorbeelden. Dat wordt gesymboliseerd door de
parodiërende toon waarmee Lord Byron ten tonele wordt gevoerd.
De daaropvolgende
afdelingen zetten in feite dat dubbelzinnige beeld verder. Het dichterlijke ik
verschijnt er als een reiziger, iemand die permanent onderweg is. Die metafoor
van het leven als een reis (van geboorte tot dood) wordt hier op heel
uiteenlopende manieren uitgewerkt. Zo zijn er bijvoorbeeld reizen naar
legendarische plaatsen in Italië, alsof de dichter in het spoor reist van de
aloude humanisten, op zoek naar wijsheid en de diepere zin van het leven. In
tegenstelling tot Dante en diens soortgenoten gaat het hier echter om een reis
zonder veel heil: de dichter blijft steken op luchthavens, wordt omgeleid.
De eindbestemming laat wel de grandeur van het verleden
zien maar tegelijk gaat het daarbij om resten die scherp contrasteren met de
drukte en de banaliteit van de hedendaagse werkelijkheid. Dat samenspel tussen
het gewone en het heldhaftige wordt ook prachtig uitgewerkt op het niveau van strofen,
zinnen en beelden. Kosters beheerst het pathos van de heldhaftigheid en de
deugd, maar in zijn portretten en zelfportretten wordt die grootse ijdelheid
meteen onderuitgehaald door groteske details. Ook de manier waarop het grote
verhaal hier wordt herleid tot losse fragmenten is daarvoor sprekend. Wie in
deze gedichten bovendien de grote voorbeelden herkent (van Dante tot Nijhoff)
zal nog meer de ironie doorzien, maar ook zonder die kennis is dit poëzie van
een sprankelende verbeelding.
Onno Kosters: Waarvan akte, Atlas/Contact, Amsterdam 2018,
61 p. : ill. ISBN 9789025452957. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan