In 2017 trachtte een van Italiës bekendste auteurs het doemdenken
binnen onze maatschappij te counteren. Met De
barbaren bundelde Alessandro Baricco (1958) immers artikelen over ‘de
geleidelijke teloorgang van ons cultuurbesef’, die hij in 2006 eerst apart in La Repubblica had gepubliceerd. Hij ging
hierbij bewust in dialoog met zijn lezers en met die bijdragen wilde Baricco
betogen dat, in tegenstelling tot wat de Grieken ooit opperden, er geen tweespalt
is tussen beschaving en barbarisme. Meer nog, het einde van de 20ste
en de 21ste eeuw zijn er geen van teloorgang, maar er is eerder
sprake van een mutatie, een ‘overgang van een oude naar een nieuwe cultuur’.
Met The Game zet Baricco die stelling opnieuw
kracht bij:
‘Nu zijn we zo’n tien jaar
verder en kan ik iets benoemen wat in de tussentijd een grote geruststelling
voor me is geweest: de collectieve vertelling is veranderd, de stam is uit de
holen gekomen, en tegenwoordig zijn er nog maar weinig mensen over die wat er
om hen heen gebeurt voor zichzelf verklaren met het sprookje van een stelletje
barbaren dat onze bolwerken in brand steekt, versterkt door een handvol
handelaren die op winst uit zijn.’
Integendeel, Baricco probeert juist de voordelen in wat het
digitale tijdperk ons te bieden heeft te zien. Dat tijdperk ziet hij als een
‘game’ waarin we verschillende levels kunnen bereiken zonder onze menselijkheid
te verliezen. Zo had hij als beginnend auteur ook al zijn romans opgevat.
Nu ziet hij de
Game ook in andere vertellingen. Op het einde van The Game gaat hij bijvoorbeeld uitgebreid in op ‘de overgang van
bioscoop naar tv-series […]. Dat is een generationele overgang: tv-series zijn
een soort native digitale bioscoop,
een nieuwe schepsel, genetisch compatibel met de Game. Op de eerste plaats hoef
je je niet de deur uit om ze te kunnen zien. Daarnaast bekijk je ze wanneer je
wilt en hoe je wilt, en dan ook nog eens op een device die talloze andere
dingen kan doen (een bioscoopzaal doet maar één ding). Op mentaal niveau is de
serie een beweging (kenmerkend voor de Game), een film een gebaar (kenmerkend
voor de twintigste eeuw). De serie eindigt niet, die kent geen afronding, het
zwaartepunt ligt op het begin en niet op het eind, precies zoals bij de
post-ervaring. Bovendien heeft een serie duidelijk de structuur van een
computerspel […].’
Van tevoren doorloopt hij alle mijlpalen van het digitale tijdperk, die
zowaar werd ingezet met de Commodore 64, een computer met een beperkt
werkgeheugen. Dat geheugen is alleen maar gegroeid en breidt zich uit via
allerlei clouds en het is gekoppeld aan allerlei andere devices met een
ongelimiteerde serie apps. Baricco gaat hierbij te werk als een archeoloog die
de lezer door een labyrint leidt (de inhoudstafel van The Game bevat geen paginaverwijzingen). Zijn meeslepende
vertelling onderbreekt hij met zijdelingse opmerkingen naar politiek en
pessimisten, maar hij wil zich hierdoor niet laten afleiden. Met The Game wil de auteur de toekomst
hoopvol tegemoet treden. Hij en de lezer behoren nu eenmaal tot de alsmaar
groeiende ‘mens-toetsenbord-scherm’-generatie.
Alessandro Baricco: The Game, De
Bezige Bij Amsterdam 2019, 334 p. ISBN 9789403147802. Vertaling van The Game
door Manon Smits. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan