Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, JULI 2019

Joseph Roth, Koenraad Tinel (ill.): Charleston op de vulkaan. Reportages uit Albanië en Italië

door Elisabeth Francet

In 1927 ging Joseph Roth in opdracht van de Frankfurter Zeitung op audiëntie bij president Ahmed Zogu, die later koning Zog I van Albanië zou worden. De president, 'wiens blondheid als verdwaald op zijn oriëntaalse gezicht' lag, stelde de journalist enige vragen en drukte hem vervolgens op het hart dat hij van verslaggevers alleen de waarheid verlangde. Roth maakte met een enkele zin een eind aan wat geen interview zou worden; hij had verder geen vragen, 'omdat hij ze allemaal zelf zou kunnen beantwoorden'.
 
Charleston op de vulkaan is een bundel eigenzinnige reportages uit Albanië en Italië, van Joseph Roth (1894-1939), de opmerkelijkste aller journalisten. Het is het zevende deel van een reeks reportages en verhalen van Roth, uitgegeven door Bas Lubberhuizen, vertaald door Els Snick, sprekend geïllustreerd en met inspirerende voor- en nawoorden: een reeks om te koesteren en te herlezen. Roths reportages zijn literaire parels en niet te versmaden voor wie geïnteresseerd is in mens, maatschappij en wereldpolitiek. Ook vandaag niet. Zeker vandaag niet.
 
Roths intocht in Albanië voltrekt zich in een ondoorzichtige stofwolk, 'in het gedonder van pneumatisch geknal, van voren naar achteren geslingerd door echte Fordspiraalveren'. Over een landweg rijdt hij Tirana tegemoet. Daar blijken alle hotels volzet; journalisten hebben zich erheen gerept vanwege een gebeurtenis die de stad in een vat vol sensatie veranderd heeft. 'Intriges liggen op straat, Albanië is één grote twistappel.' De inwoners van Tirana zijn fervente blaasmuzikanten en vrolijken graag de mars der soldaten op. Ze verdienen er vijftig napoleons per maand mee, 'maar moeten wel zelf dat mooie zwarte uniform met gouden versierselen aanschaffen'. Ze zeggen dat Ahmed Zogu een meedogenloze dictator is. Volgens Roth is er in Albanië, 'waar elke bendeleider zelf graag dictator, elke grootgrondbezitter diens vazal en iedereen die kan lezen en schrijven diens secretaris wil zijn', niets anders mogelijk dan een meedogenloze dictatuur.
 
Roth plaatst het leven van alledag, als werkelijke geschiedenis, tegenover de geschiedenis, geschreven door machthebbers. Uitweidingen over oorlogsstrategieën, corruptie, spionage, nationalisme, propaganda en bureaucratische willekeur, lardeert hij met poëtische beschouwingen en liefdevolle typeringen van mensen van allerlei slag, in zinnen die door niemand anders dan Roth bedacht kunnen zijn. Met zijn associatieve woord- en beeldkeuze legt hij verbanden waar je ze niet verwacht en combineert als vanzelfsprekend passie en zakelijkheid, nuchtere analyse en sentiment.
 
De wereldoorlog werd in Sarajevo ingeluid op een warme zomerdag in 1914. Dertien jaar na dat eerste schot komt Roth aan in de stad die 'een monument zou moeten zijn, een gruwelijk aandenken voor iedereen'. Het leven is er gewoon doorgegaan, 'alsof in Sarajevo niet de grootste van alle oorlogen is begonnen'. Roth neemt plaats in een café op een hoek, observeert, raakt in gesprek. Hij stelt vast dat de Zuid-Slaven, in tegenstelling tot de Albanezen, vreemd genoeg vooruitstrevend van karakter zijn, terwijl het bestuur conservatief is. 'De politieagenten zijn brutaal, de mensen vriendelijk, in de ministeries heerst corruptie, de bevolking is eerlijk, de koning is dictatoriaal ingesteld, het volk democratisch'. Zo'n rebels en goedhartig volkje sluit Roth met plezier in zijn hart.
 
Door nauwgezet te observeren herschept Roth landen en volkeren tot literaire aquarellen. Op het karikaturale af schildert hij de eigenaardigheden van een land, de wispelturigheid van zijn leiders, de kenmerken van zijn inwoners. Zo verbeeldt hij de Albanezen als een volk dat nog steeds leeft zoals tweeduizend jaar geleden, in eenvoudige huisjes, en het veld bewerkt met een houten ploeg. Het rechtsleven is er middeleeuws en de overlevering grotendeels mondeling. Het enige wat de Albanezen van de Europese beschaving van de laatste honderd jaar hebben overgenomen, zijn de automatische geweren. Velen onder hen gaan dan ook in het leger, waar ze de klok rond exerceren. Waarom ze zo verwoed exerceren, weet Roth ook niet. 'Alle menselijke wezens van het mannelijke geslacht lijken te beschikken over een onweerstaanbare drang tot exerceren – de enige mij bekende uitzondering ben ikzelf.'
 
Dat Roth niet gekant is tegen hyperbolen, mag duidelijk zijn. In die overdrijving en karikaturisering zit 'm juist de kracht van zijn journalistieke stukken. Roth nodigt zijn lezers uit tot een kritische ingesteldheid. Alsof hij wil zeggen: 'geloof niet klakkeloos de journalist; ook mij niet. Denk zelf na'. Een literair én journalistiek juweeltje is 'Beschaafden in het land der barbaren', geschreven in Albanië in 1927. Spottend beschrijft Roth hoe diplomaten, journalisten, militairen en andere 'beschaafde Europeanen' op de vulkaan de charleston dansen, broederlijk schouder aan schouder vechten tegen 'muggen, malaria en de minste poging van een ingezetene de cultuur die zij hem geschonken hebben onrecht te doen'. Roth doorprikt het politieke schouwspel en ridiculiseert de grootmachten, die de Balkan als speelbal gebruiken.
 
Neem nu Belgrado: daar stijgen en dalen, komen en gaan de ambtenaren met de ministers. 'Het is er een vlotte handel in mensenlevens, de onderdrukkers en onderdrukten wisselen van plaats zoals bij een gezelschapsspel. Er is maar één klasse die altijd onderdrukt wordt: de arbeiders.' Ook het Italië van Mussolini neemt Roth zwaar op de korrel. Te oordelen naar de foto's, die vrijwel iedere muur sieren, lijkt Mussolini zich alle functies die tot nu toe aan vorstelijke instanties waren voorbehouden eigen gemaakt te hebben, 'zoals het schrijden, bestijgen, betreden, glimlachen, knikken, ontvangen en inspecteren, wuiven en stilstaan'.
 
Roth hekelt de fascisten. Met hun opgeheven arm en al hun opsmuk gedragen zij zich ronduit infantiel. Allen dragen ze datzelfde schattige pistooltje in een bruine koker op hun heup en paraderen gedecoreerd als een kerstboom door de straten met hun kromme sabels, fladderende pofbroeken, witte handschoenen en traditionele steek. In Italië ligt de dictatuur in de etalage. Ernstig kan Roth dat allemaal niet nemen, hoewel hij weet dat die schattige pistooltjes wel degelijk kunnen schieten. De toeschouwers van militaire parades doen hem denken aan 'kanaries die geboren worden in gevangenschap en door imitatoren van vogelgeluiden bepaalde melodieën worden aangeleerd. Als ze ooit bij toeval in vrijheid geraken, weten ze niet meer hoe ze moeten fluiten'.
 
De uitgesproken monarchist Roth kleedde zich graag als een Oostenrijkse officier en liet zijn snor groeien. Met zijn uitdrukkelijk kaarsrechte houding, fladderende jas met opstaande kraag en onberispelijke manieren, leefde Roth in de vervlogen wereld van het Habsburgse keizerrijk. Toch was hij een kosmopoliet pur sang, die al zijn bezittingen en de hele wereld in een koffer met zich meedroeg. Hij leed onder een afgebrand wereldbeeld, maar was consequent en verzaakte niet aan zijn humane waarden.
 
Roths messcherpe, ironische observaties zijn rijk aan tegenstellingen. Historische feiten reconstrueert hij met zijn ongebreidelde verbeelding; een droog verslag wordt slapstick; poëtische mijmeringen compenseert hij met nuchtere relativering. Zonder scrupules veralgemeent hij, om vervolgens te nuanceren. Van literaire conventies trekt hij zich niets aan. Roth laat zowel de feiten als zijn verbeelding bepalen wat hij schrijft, waardoor zijn reportages ieder genre overstijgen.
 
Onvermoeibaar reisde Roth in Europa rond, keek om zich heen, dacht na, bracht verslag uit en zocht voortdurend naar maatschappelijke concepten die een alternatief konden bieden voor het totalitarisme. Vol overtuiging trok hij ten strijde tegen het 'identitaire', voor hem een vorm van fanatisme die vroeg of laat tot ideologische radicalisering moet leiden. Zijn arrogantie, charme, generositeit en onkreukbaarheid openden deuren, smeedden hechte vriendschappen en duurzame contacten. In de journalistiek kent Joseph Roth nog steeds zijn gelijke niet.
 
Joseph Roth: Charleston op de vulkaan, Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2019, 140 p. : ill. Vertaling door Els Snick. ISBN 9789059375352. Distributie Elkedag Boeken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri