Eindelijk is het zover: veertig jaar na dato is nu ’t
Manco verschenen, de Nederlandse vertaling van een literair huzarenstukje
zonder weerga, La disparition van Georges Perec. Het is een roman van om
en nabij de 300 bladzijden waar niet één keer de letter e in voorkomt, in het
Frans (en in het Nederlands) verreweg de meest gebruikte letter van het
alfabet.
Georges Perec (1936-1982) was een Franse schrijver met een
bijzondere bedrevenheid in dergelijke speelse vormen van schrijven en misschien
wel het meest virtuoze lid van de Ouvroir de Littérature Potentielle (Oulipo),
een 'werkplaats' voor literatuurexperimenten die in 1960 in Parijs was
opgericht door de schrijver Raymond Queneau en de wiskundige François Le
Lionnais en naast Perec o.a. ook de Italiaanse auteur Italo Calvino onder zijn
leden telt. De centrale idee van de Oulipo is dat door zich een vormbeperking
('contrainte') op te leggen en zodoende zijn fantasie te kanaliseren, de schrijver
ontkomt aan de dictatuur van de 'inspiratie' en juist optimaal kan profiteren
van de onuitputtelijke mogelijkheden van de taal.
In het geval van ’t Manco bestaat
die beperking er niet alleen in dat de schrijver (en na hem de vertaler) zich
het gebruik van de e ontzegt, maar dat de verdwijning van die letter -- vandaar
de Franse titel La disparition -- bovendien in allerlei vormen als
motief terugkeert en zelfs de motor van de vertelling wordt. Perec zelf zag het
gevaar van die werkwijze trouwens in, nl. dat de lezer, die misschien
aanvankelijk het spel met de afwezige letter nog over het hoofd ziet,
uiteindelijk alleen nog maar oog heeft voor dat formele taalaspect en zich
daardoor afsluit voor de andere lagen en betekenissen van de roman.
Daarbij is het
boek een ware goudmijn: de mysterieuze verdwijning van de hoofdpersoon Anton
Vocalis vormt de aanleiding tot een verwoede zoektocht naar de oplossing van
het geheim, die een aaneenschakeling van avonturen met zich meebrengt, een keur
van exotische personages ten tonele voert en de meest uiteenlopende
kennisdomeinen en ervaringsgebieden aandoet, van de botanica tot de wiskunde,
van de filosofie tot de psychoanalyse en van de wijnproeverij tot de formule 1,
om er slechts enkele te noemen. En alsof het allemaal nog niet genoeg is, zijn
door al die spannende, soms beklemmende, vaak hilarische verwikkelingen ook nog
eens tal van e-loze herschrijvingen en citaten uit zo ongeveer de hele
wereldliteratuur verweven, van Hugo en Rimbaud tot Edgar Allan Poe en Thomas
Mann, en van De rattenvanger van Hamelen tot Moby Dick.
De verdwijning
van de letter is in feite de brandstof voor een waarlijk onstuitbare
vertelmachine waar een euforische kracht van uitgaat. Wie eenmaal vertrouwd is
geraakt met het aanvankelijk bevreemdende en wat stroeve taalgebruik zonder e,
en daarbij het woud van weglatingstekens (ter vervanging van de 'verboden'
lidwoorden 'de' en 'een') voor lief neemt, moet zich al gauw gewonnen geven
voor deze aanhoudende roes van vertelplezier. Perec, die deze roman voor een
groot deel geschreven heeft in de luwte van een Normandische kunstenaarscommune
terwijl op hetzelfde moment in Parijs de studentenrevolte van 1968 woedde
("mai fut brûlant"), liet gelijkgestemden in deze euforie delen door
hen uit te nodigen stukken aan zijn roman bij te dragen, en er wordt zelfs
verteld dat hij zijn toehoorders de slappe lach kon bezorgen door met het
grootste naturel in e-loos Frans met hen te converseren.
Op het eerste
gezicht lijkt 't Manco, zeker ook gezien de tijd waarin het boek
oorspronkelijk verschenen is, typisch zo'n in zichzelf gekeerd
postmodernistisch taalspelletje dat de wereld reduceert tot tekst en verder
wars is van psychologie, engagement of maatschappelijke betrokkenheid. Maar het
letterspel dat aan de roman ten grondslag ligt, volstaat niet om de overdaad
ervan uitputtend te duiden. De verdwenen e vormt ook een aanwijzing voor een
andere, donkere dimensie van deze spannende thriller, die de lezer meesleept
van de ene onthulling naar de andere: vanaf de eerste bladzijde wordt ons een
grimmige wereld geschetst die doordrenkt is van zinloos geweld: "In Mâcon
vindt 'n bankroof plaats... In Nancy ontstaat 'n volkstribunaal... Daarop volgt
'n pogrom op volk uit Noord-Afrika, op moslims, op al 't Joods volk. 'n Razzia
vindt plaats in Drancy, in Livry-Gargan, in Saint-Paul, in Villacoublay, in
Clignancourt. Daarop komt 'n massamoordpartij op gang, waarbij afslachting door
moordcommando's puur voor hun lol plaatsvindt." De drijfveren voor deze
geweldsuitbarstingen blijven aanvankelijk duister ("waarom blijft
vaag"), en ook de personages weten meestal niet wat hen bezielt, wat
blijkt uit tussenwerpsels als "hij blijft 't antwoord schuldig" of
"'t inzicht blijft uit". De hoofdpersonen worden stuk voor stuk
gekweld door een gemis ('n manco) dat kan worden verklaard door hun verbanning
uit de gewone wereld met de e, maar daarnaast worden ze ook achtervolgd door
een banvloek die te maken heeft met het feit dat ze allen familie van elkaar
blijken te zijn. Eén voor één worden ze door die vloek getroffen en komen ze
daardoor gruwelijk aan hun einde. De fatale combinatie van een
gemeenschappelijke afkomst en een willekeurig merkteken dat een groep mensen
krijgt opgeplakt, doet onvermijdelijk denken aan het lot van de Joden in de
Holocaust; daarvoor hoeft men de verboden letter maar te vervangen door een
gele ster.
Georges
Perec, die van Pools-Joodse afkomst was en op zeer jonge leeftijd zijn beide
ouders verloor -- zijn vader stierf in 1940 op het veld van eer als pas
genaturaliseerde Franse soldaat en zijn moeder 'verdween' op 11 februari 1943
op transport van Drancy naar Auschwitz --, heeft zijn schrijversleven lang
rondom dit gemis zijn oeuvre gesponnen. Het taalspel van het e-lipogram (uit
het Grieks: leipo = ik laat weg) fungeert dus bij nader inzien ook als
dekmantel, als middel om op indirecte manier uitdrukking te geven aan iets wat
anders onzegbaar zou blijven: de redeloze wreedheid die in onze samenleving en
in onze taal is ingebakken en die zomaar de kop kan opsteken als wij ons daar
geen rekenschap van geven en er niet tegen in het geweer komen. In die zin
getuigt het werk van Perec wel degelijk ook van een diep geworteld
maatschappelijk engagement. Dat dit wonderwel kan samengaan met een
doorgedreven aandacht voor vorm en spel, daarvoor levert deze roman het
tastbare bewijs. En bij dat alles valt hij dan ook nog op te vatten als een
lofzang op de ongebreidelde kracht van de fantasie, die op de koop toe de lezer
menigmaal aan het lachen zal brengen.
Dat laatste is uiteraard niet alleen
de verdienste van de schrijver maar ook van de vertaler, Guido van de Wiel, die
acht jaar aan ’t Manco heeft gewerkt. Wie zomaar eens probeert om een paar
zinnen zonder e te schrijven, merkt dat dit beslist geen sinecure is. Voor
Perec was het dat ook niet, maar de vertaler moest daarbij natuurlijk ook nog
het origineel volgen; al met al een titanenklus, die hij met bravoure heeft
geklaard. Daarbij valt het vertaalplezier van het boek af te lezen en is het
aantal hilarische vondsten legio: neem bv. de moedwillige verhaspelingen van
vaste uitdrukkingen ("spic, maar ook span", "komt als winnaar
uit 'n bus") of andere speelse smokkeltrucjes -- waarvan Perec zich ook
rijkelijk bediende -- ("walglijk", "zwoor hij bij 't
kruis", "het A.V. Maria").
Tot besluit volgt hier als
voorproefje het begin van een Hooglied ter ere van de actrice Anastasia
("'n filmdiva vol glamour uit Hollywood"):
"Jouw lichaam, dat is 'n slank
schip waarvoor ik afstand na afstand najaag, 'n brigantijn, 'n schip waar ik
stuurman op wil zijn,
Jouw voorhoofd, 'n fort waar ik mijn aanval op richt, 'n
bastion, 'n glazuurlaag, maar ook daar storm ik op af, ook daar stort ik mij
vol op,
Jouw oor,
slakhoorn, caracola, bivalvia, oorsprong van al wat jij hoort, dat circulair,
spiraalvormig orgaan dat mij winding na winding opwindt,
Jouw oog, jouw
ooghaar trilt nog na, knipoog van jouw ooglid wuift mij na,
Jouw frons, 'n
pracht van 'n triomfboog, waarna ik afdaal als in 'n mijnschacht tot in 't
zwart kristal van jouw oog,
Jouw mond, waaruit 'n innig madrigaal opklinkt, dat atol, 'n
paars koraalrif waar ik in wil opgaan, ook als mijn luchtstroom stilvalt.
Georges Perec: ’t
Manco, De Arbeiderspers, Amsterdam 2009, 310 p. ISBN 9789029567664.
Vertaling van La disparition door Guido van
de Wiel
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2009
deze pagina printen of opslaan