'Ach, Mademba Diop! Pas toen je was gestorven begon ik
echt te denken. Pas na je dood, in de avondschemering, wist ik, begreep ik dat
ik niet meer zou luisteren naar de stem van de plicht, de stem die zegt hoe het
moet, de stem die de weg voorschrijft. Maar toen was het te laat.'
In een lange
monoloog, vertelt de Senegalese soldaat Alfa Ndiaye hoe hij, met het oog op een
betere toekomst, besluit om, samen met zijn boezemvriend en dorpsgenoot, voor
het Franse leger te gaan vechten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Al gauw komen
ze er achter hoe gruwelijk die oorlog is en hoe meedogenloos de commandanten
hun troepen de loopgraven uitsturen, een zekere dood tegemoet.
Wanneer zijn vriend en
meer-dan-een broer Mademba wordt getroffen en, met de darmen uit het onderlijf,
smeekt om hem van zijn ondraaglijk lijden te verlossen, aarzelt Alfa en kan er
enkel toe komen de stervende door de trechters mee terug te slepen zonder aan
diens uitdrukkelijke smeekbede te voldoen. Hij wordt als een held ontvangen
maar denkt met stijgende schuldgevoelens aan zijn weigering terug. Maar ook aan
hun vriendschappelijke bekvechterij eertijds over wie de moedigste is, zoals in
het dorpsleven gebruikelijk bij worstelpartijen tussen de sterkste jongeren uit
de verschillende families. Tijdens de fatale aanval had Mademba daarom ook
misschien te veel risico genomen.
Door verdriet en wraakgevoelens geplaagd besluit Alfa
Ndiaye zijn vriend te wreken en zich als een wildeman te gedragen, precies
zoals de Franse legeroversten de Senegalese tirailleurs graag afschilderden om
de Duitse soldaten de daver op het lijf te jagen. Achtereenvolgens zal hij
zeven Duitsers dezelfde gruwelijke dood bezorgen als Mademba en telkens naar de
eigen loopgraven terugkeren met het buitgemaakte geweer en een afgesneden hand.
'Tot de derde hand was hij een held. [...] Na de zevende afgehakte hand hadden
zij er genoeg van. [...] Ja, ik begreep, bij de waarheid Gods, dat ze op het
slagveld alleen maar voorbijgaande krankzinnigheid willen. [...] Geen
voortdurend krankzinnigen.'
Hij wordt voor een maand op rust gestuurd achter het front,
waar hij als therapie tekeningen maakt, die hem terugvoeren naar het dorp van
zijn jeugd, naar zijn moeder, zijn vriend en het meisje Fary Thiam, dat zich de
dag voor zijn vertrek aan hem had gegeven. Tekeningen die hem uiteindelijk
fataal zullen worden.
Het boek behelst in feite twee delen (met een zekere onevenwichtigheid
tot gevolg): een dramatisch verslag over de oorlogservaringen van de
hoofdpersoon, met alle onmenselijke en waanzinnige kanten ervan, en zijn
herinneringen aan het dagelijkse leven in een Afrikaans dorp waarin vreugde en
verdriet, verlangen en hoop de hoofdtoon voeren. Dit laatste, soms bijzonder
dichterlijk gestelde gedeelte, werkt als een balsem na de bezwerende,
obsessieve en repetitieve taal die de eerste vijftien hoofdstukken overheerst.
Een
indrukwekkend boek is het alleszins, de eersteling van de Frans-Senegalese schrijver
David Diop (1960). Het werd meteen met een aantal belangrijke prijzen bekroond,
onder meer met de Prix Goncourt des lycéens 2018, dikwijls een noodzakelijke
correctie op de grote Goncourts (zoals Philippe Claudels Le rapport de
Brodeck in 2007 en Soj Chalandons Le Quatrième Mur in 2013).
In Engelse vertaling van Anna Moschovakis werd dit boek bekroond met de Booker International Prize 2021.
David Diop: Meer dan
een broer, Cossee, Amsterdam, 2019, 158 p. Vertaling van Frère d'âme door
Martine Woudt. ISBN 9789059368613. Distributie Pelckmans uitgevers
deze pagina printen of opslaan