Juraj Hordubal
heeft het spreken verleerd. Acht jaar lang heeft hij zich in Amerika in het
zweet gewerkt om vrouw en kind een beter leven te bieden. Hafia moet nu elf
zijn. Naarmate Hordubal de helling naar zijn dorp Kriva afdaalt en de bimbam
van koeienbellen hem tegemoet waait, gaat zijn koffertje zwaarder wegen.
Hordubal oogt schuw. Hij is er niet gerust op.
De Tsjechische auteur Karel
Čapek (1890-1938) schreef begin jaren dertig van de vorige eeuw drie romans
over de kenbaarheid van de mens. Hordubal, het eerste deel van de
zogenoemde 'noëtische trilogie', verscheen zopas in een nieuwe vertaling van
Irma Pieper. Net als in de twee andere delen (Meteoor en Een doodgewoon
leven) beschrijft Čapek verschillende versies van een mensenleven.
Hoe anders ogen dezelfde mensen, dezelfde feiten, bekeken door een andere bril.
In Hordubal worden de gebeurtenissen na Jurajs thuiskomst driemaal
verteld: een keer zoals Juraj Hordubal ze beleefde, vervolgens zoals ze na zijn
dood door de gendarmes werden blootgelegd, ten slotte zoals de rechtbank erover
oordeelde.
Op
het eerste gezicht valt het weerzien tussen Juraj en zijn gezin mee. Hafia is
nog wat schuchter, Polana niet afkerig. De aardige knecht Stepan heeft de
boerderij in Hordubals afwezigheid goed bestierd, maar de akker verkwanseld.
'Zucht, welkom thuis, gezond en wel is hij weerom.' Hordubal is gelukkig. Tegen
de avond, wanneer het angelus van de kudden zich door het dorp verbreidt en
weer wegsterft, beent hij 'breeduit en gewichtig' naar de herberg.
Een oude vriend
vertelt Hordubal dat het de boeren niet voor de wind gaat. Velen verkopen
percelen, verhandelen het vee. Hij mag dan in staat van euforie en extreme
mildheid verkeren, er is iets niet in de haak. Polana verschanst zich op
zolder, vraagt niet naar zijn tijd in Amerika. Hafia is bang voor hem en kruipt
bij 'oom' Stepan op schoot. Die leest Hordubal de les, zegt hem welk land hij
moet bewerken.
De ingoede Juraj koestert aanvankelijk geen argwaan. 'God is overal!'
Dolgelukkig draaft hij door het bos, de akker in, dartelt over de alpenweide.
Na verloop van tijd begint hij te somberen, voelt zich overbodig op zijn eigen
erf. Hij kan niet meer negeren dat er in het dorp geroddeld wordt. Polana is
zwanger, maar van wie? Knecht Stepan gedraagt zich steeds arroganter. Hordubal
zoekt een manier om opnieuw bij Polana in de gratie te komen en de situatie
meester te worden. Hij smeedt een plan, een groots plan, op zijn Amerikaans.
De toon slaat
om, van luchtig naar grimmig. De aanvankelijk karikaturale personages krijgen
diepgang. Er sluipt duisternis in het verhaal. Hordubal verandert van een
optimistische goedzak in een berekenende, achterdochtige man die de touwtjes in
handen neemt. Op een avond komt hij niet thuis. Urenlang loopt hij op de
beboste bergkammen in de mist die maar niet wil optrekken. Hij loopt en loopt
en weet eigenlijk niet waarheen. Hij ijlt, weet niet hoe hij die nacht alsnog
thuis geraakt. De volgende ochtend wordt Hordubal dood aangetroffen in zijn
bed.
Alles
wijst op moord. De zaak komt voor de rechtbank. Getuigen worden gehoord,
bewijsmateriaal voorgelegd. Het wordt een godsgericht over de zonden van de
wereld, waarbij Hordubal – bijna grotesk – afgeschilderd wordt als niet meer
dan een machteloze, domme oude man.
De mensenvriend Karel Čapek
toonde in zijn werk dat waarheid nooit eenduidig is, een mensenleven altijd
meerstemmig. Zijn 'noëtische trilogie' lijkt wel een collage van de mens. In
een nawoord benadrukt Čapek de onmetelijke waarde van elke ziel. Het leven van
een mens is te groot om maar één gezicht te hebben. Een mens sluit zich nooit,
zelfs niet na een oordeel of vonnis, maar 'reikt, rekt, opent zich eindeloos'.
Karel Čapek:
Hordubal, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2019, 176 p. Vertaling van Hordubal door
Irma Pieper. ISBN 9789028427402. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan