Jodenhaat is een hot topic. Van januari tot september 2019 nam De Standaard online meer dan honderd artikelen op waarin het lemma
‘antisemitisme’ voorkomt. Daarbij pieken vooral de maanden februari (toen eerst
zes, vervolgens zeven en tenslotte acht parlementsleden de Britse Labourpartij
verlieten, wegens haar vermeende ‘structurele antisemitisme’) en maart, een
maand vol commotie over karikaturale koppen op een praalwagen, die het
carnavalsfeest in Aalst moest opsieren. Bij alle opschudding blijft verbaal
gescherm met slecht gedefinieerde termen zelden uit, en meer dan eens nemen – allicht
goed bedoelende, maar niet altijd even grondig geïnformeerde – journalisten beladen
begrippen als schijnbaar neutrale termen over. Academici die de puntjes op de i
willen plaatsen bereiken zelden een breed publiek. Bovendien lijken ze het
debat nu en dan eerder te vertroebelen dan te verhelderen. Daarom is de publicatie
van Ludo Abichts recente monografie De
eeuwige kop van Jood. Een geschiedenis van het antisemitisme een lang
verwacht en welgekomen geschenk, een bruikbare gids voor al wie zijn weg dreigt
te verliezen in de lange en complexe historie van de Jodenhaat.
Hoewel De eeuwige
kop van Jood werd geschreven door een eminent deskundige op het vlak van joodse
culturele en politieke geschiedenis, zal het boek de vakspecialist geen radicaal
nieuwe inzichten bijbrengen. Het doelpubliek lijkt de breed geïnteresseerde
leek te zijn, die op bevattelijke wijze (het boek telt 22 korte hoofdstukken)
kennis wil maken met evoluties en twistpunten in de joodse geschiedenis. Wat is
bijvoorbeeld het verschil tussen joden (de religieuze gemeenschap, geschreven
met kleine letter) en Joden (in de betekenis van een ‘volk’, aangeduid met
hoofdletter), tussen revisionisme (de legitieme herziening van de geschiedenis)
en negationisme (het redeloos ontkennen van goed gedocumenteerde historische
reconstructies) en waarom is de term ‘antisemitisme’ te verkiezen boven het
begrip anti-semitisme (de tweede lijkt het pseudowetenschappelijke karakter van
de term ‘Semiet’ te versterken). Abicht beschrijft vanuit een gedegen kennis
van de wetenschappelijke literatuur het middeleeuwse religieuze en economisch
gemotiveerde anti-judaïsme, analyseert de vermeende goede relaties (‘convivencia’)
tussen de islamitische en joodse bevolking in zuid-Spanje, en voert de lezer
mee naar de moderniteit, het orthodox-joodse verzet tegen de waarden van de
verlichting in de 18de eeuw, de overgang naar het biologisch
racisme, en de Jodenhaat in conservatieve kringen en in de arbeidersbeweging in
de 19de en 20ste eeuw.
Een boek dat zo’n breed thema
bestrijkt als het antisemitisme, kan niet anders dan benaderend zijn. Hier en
daar raakt Abicht een betwist onderwerp aan (de uniciteit van de Holocaust, de
bewijskracht van het Leuchter-rapport, de ‘onverhoopte zege’ van het
Israëlische leger in 1967), zonder daarvoor de historische bronnen of relevante
wetenschappelijke studies aan te geven. De redactionele keuze om geen voetnoten
in het werk op te nemen, bemoeilijkt de verificatie van de beweringen. Abichts
bibliografie is vrij kort (ze bevat een 90-tal werken), en de meeste werken
zijn niet meer zo recent (ongeveer de helft van de aangehaalde studies is ouder
dan twintig jaar). Bijwijlen verdedigt de auteur een standpunt dat minstens een
zweem van ideologische bevangenheid vertoont. Waarom bestaan er wel atheïstische
joden, maar geen atheïstische christenen? Waarom bepleit hij een ontische
definitie van ‘links’, maar eist hij dat niet voor de typering van ‘het Joodse
volk’? Zijn stelling dat er geen links antisemitisme bestaat, omdat links de
waarden van de verlichting uitdraagt, die zelf haaks staan op irrationele haat
van welke aard dan ook, lijkt betwistbaar. Volgens dezelfde redenering kunnen
christenen niet haten (omdat aangehouden irrationele woede en het zich
afsluiten van vergeving haaks staat op de evangelische boodschap), en is
Arabisch antisemitisme logisch onmogelijk (omdat ook het Arabisch behoort tot
de semitische taalgroep). Helaas botst deze filosofische en semantische duiding
voortdurend met de historische feiten.
In een kort nawoord op zijn
magistrale roman De naam van de roos
beargumenteerde de Italiaanse semioticus Umberto Eco dat wanneer het boek
geschreven is, de auteur moet sterven. Daarmee bedoelde hij dat een tekst haar
betekenis en haar concrete inhoud finaal ontleent aan de lezer. Hij, en hij
alleen, bepaalt wat hij uit het boek haalt en op welke maatschappelijke
fenomenen de inhoud ervan eventueel betrekking heeft. De schrijver is in dit
proces irrelevant. Sterker nog: hij is een storende factor.
In het geval van Ludo Abichts overzichtswerk
lijkt die stelling niet helemaal op te gaan. Abicht is geen stokebrand, geen
verhit polemicus, maar een bedaard, belezen, altijd genuanceerd en verzoenend
publicist. Hij is gerespecteerd in de academische wereld, wordt wijd en zijd
erkend als een groot kenner van de joodse geschiedenis, drukt zich op een
toegankelijke manier uit, en heeft een leeftijd bereikt (hij is 83) die hem
toestaat vrijer dan ooit te spreken, omdat de giftige pijlen van ideologische
tegenstrevers in die levensfase nu eenmaal veel van hun uitwerking verliezen.
Dat betekent dat hij spreekt met groot gezag, dat zijn woorden er toe doen, dat
ze niet zomaar als antizionistisch of antisemitisch kunnen worden weggewuifd.
Precies omdat Abicht de auteur is, staat het de lezer niet
vrij in zijn boek te lezen wat hem of haar belieft. Jawel, schrijft Abicht,
antisemitisme is een vorm van racisme en als dusdanig moreel verwerpelijk. Neen,
er wordt niet altijd voldoende rekening gehouden met de gevoeligheid van de joodse
gemeenschappen voor uitingen van jodenhaat. Neen, anti-judaïsme en
antisemitisme zijn geen inwisselbare concepten, maar net duidelijk
onderscheiden termen. Neen, de definitie van antisemitisme die de IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance)
voorstelde is, rekening houdend met de concrete voorbeelden die tot doel hebben
de definitie te verduidelijken, logisch niet consistent en op sommige punten
feitelijk incorrect. En neen, niet elke kritiek op het beleid van de staat
Israël is antizionistisch, en evenmin kan het antizionisme zonder meer met
antisemitisme worden vereenzelvigd.
In een tijd van toenemende
spanning op het internationale schaakbord, van verhard propagandistisch
discours en ongelimiteerde verbale lynchpartijen, zijn matigende en gezagvolle
stemmen zoals die van Ludo Abicht meer dan nodig.
Ludo Abicht: De eeuwige kop van Jood. Een geschiedenis van
het antisemitisme, Vrijdag, Antwerpen 2019, 248 p. : ill. ISBN 9789460017926.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan