Een tuimelpartij naar
het binnenste van de aarde
‘Over ‘getuigenisliteratuur’ kan ik niets zeggen’, verkondigde schrijver
en literatuurcriticus Kees ’t Hart tijdens een boekenavond in een Haags
theater. Schrijvers die in hun roman een persoonlijk drama verwerken of een
zelf ervaren misstand aankaarten, voelen daar een noodzaak toe, en aan het
belang daarvan zal de recensent niet tornen, betoogde hij. Bij zo’n
noodzakelijke vertelling lijkt het niet chique om over vorm, stijl of taal te
beginnen. En wat rest er dan nog behalve er met gepaste afstand naar te kijken?
Heeft hij een punt?
De debuutroman De vorm van geluid
van Gregor Verwijmeren draagt prominent de sticker ‘Roman over tinnitus’ op het
omslag. Het eerste oordeel: getuigenisliteratuur van een patiënt, een
lotgenotenboek. Een boek voor mensen die hetzelfde meemaakten (gedeelde
smart?), of een boek van een schrijver die iets te verwerken heeft. Geen directe
aanbevelingen voor wie romans vooral waardeert om het taalgebruik, de
verbeeldingskracht, de structuur en de stijl. Het televisie-interview met
Verwijmeren bij VPRO Boeken
bevestigde dat oordeel: het gesprek ging over de macht van de alles overheersende
tinnitus, en hoe daarmee te leven. De schrijver oogde als een wat vermoeide
man, die een zware weg achter zich had. Het leek zo’n roman waar je, zoals Kees
‘t Hart zei, ‘niets over kunt zeggen’, waar je hoogstens met gepaste afstand
naar kunt kijken.
Dat Verwijmeren in juli van dit
jaar een van de acht debutantenbeurzen ontving van het Nederlands
Letterenfonds, wekte nieuwsgierigheid. Wat onderscheidde dit boek van andere
‘lotgenotenvertellingen’?
De vorm van geluid
is een louterende zoektocht van een gekwelde man. De protagonist is
catalogiseerder in een muziekbibliotheek, die tijdens een midweek Zeeland, in
de rij bij de Hema nota bene – hoe onbekommerd wil je het hebben? – geveld
wordt door tinnitus; duizelingen en schelle verwrongen geluiden overvallen hem.
Ze verdwijnen niet, maar nemen in sterkte toe. Tot gekmakens toe. Met de komst
van tinnitus raakt de hoofdpersoon na verloop van tijd los van zijn omgeving,
het vernielt zijn fundament. Wat volgt, is een queeste langs specialisten,
hulpverleners, internetforums en lotgenotencontact, een zoektocht naar
acceptatie en rust.
Tinnitus wordt in het dagelijks
taalgebruik ook wel ‘oorsuizen’ genoemd, maar dat lijkt een te lieflijke
benaming voor een aandoening die zo diep ingrijpt in het bestaan. De protagonist
spreekt consequent over ‘T’ – zoals kanker in vroegere tijden met ‘K’ werd
aangeduid. Het lijkt een bezwering, als ‘dat wat niet genoemd mag worden’, in
een poging de nachtmerrie te beteugelen.‘... die ene letter die stond voor […]
wat ons leven in een voor en na had gehakt, die verticale streep als een muur
en die twee armen wijzend naar verleden en toekomst: zo was het en zo zal het
zijn’. Vanaf dat moment is hij T-lijder. ‘De ironie: catalogiseerder van muziek
worstelt en weet zich geen raad met geluid uit eigen hoofd.’
Die worsteling gaat diep en
lijkt eindeloos: ‘De T is een gat in de grond, een tuimelpartij naar het
binnenste van de aarde, tot ín de laatste ring van Dantes hel.’ Maar hij geeft
zich niet gewonnen en vecht zich terug. Hij grijpt zijn aandoening bij de
lurven, kijkt ernaar, tikt erop, rammelt eraan, keert hem binnenstebuiten,
zoekt verbindingen met zijn familiegeschiedenis, met schrijvers, componisten,
muzikanten en andere kunstenaars, en beschrijft zijn bevindingen minutieus, met
vaart en in een meeslepende stijl. Het boek golft en stroomt, met zinnen die in
lengte soms over de paginaranden heen klotsen, en de lezer met stuwende kracht
meeslepen.
De
T-lijder verzuipt er bijna in, maar komt weer boven, met kennis over de slagen
die hij moet maken om te zwemmen, te drijven, te leven. Het brengt de regels
uit Charlotte Mutsaers’ Koetsier Herfst
in herinnering: ‘Want waar komt het echt op aan in het leven? Het komt erop aan
dat je je omringd weet. Omringd door mensen die met je meeleven. Stevig omringd
als door een reddingsboei. Opdat, opdat, opdat… opdat je niet in je eentje
kopje onder gaat.’ De reddingsboei van de T-lijder is zijn gezin. Al zoekend en
kopje onder gaand komt hij tot het besef dat hij zich aan hen moet vastgrijpen
om verder te kunnen. You will connect
with them again is de mantra uit de brief die hij van een online
tinnitusforum plukte, en die hij als een talisman bij zich draagt. Hij weet niet
hoe, maar hij weet dat hij om te overleven geen keuze heeft. Hij moet en zal
weer verbinding maken.
De overgave en overtuiging
waarmee hij voor het leven kiest, doet denken aan de wijze waarop junk Mark
Renton in Trainspotting op de opzwepende
beat van Lust for life zijn keuze
‘not to choose life’ verkondigt. Met dezelfde geestdrift kiest Verwijmerens
hoofdpersoon ervoor de wereld te omhelzen (goddank, denken we als lezer
hartgrondig; dat het anders had kunnen lopen zagen we bij zijn lotgenoot
Maarten). Zijn queeste brengt hem inzicht, hij zoekt en vindt, verkiest
beweging boven stasis, het leven boven de dood. ‘Rot later!’ Daarmee is de
zoektocht naar herstel, in de vorm van een grondig zelfonderzoek, vooral ook
een ode aan zijn gezin: zijn vrouw Herma en hun drie kinderen.
De T-lijder kijkt,
luistert en leeft door een filter, een T-filter. Hij herkent het overal, ook
waar het niet benoemd wordt. Als een taal voor de goede verstaander. Wie De vorm van geluid las, zal Kafka’s Het slot niet kunnen lezen zonder de
tinnitus te herkennen die Verwijmeren erin aanwees: ‘niemand ausser mir würde
es hören’. Verwijmeren gaf zijn roman een citaat uit Kafka’s verhaal mee als
motto.
De
roman zit vol verwijzingen naar muziek, films, schrijvers, boeken, sporthelden,
musici, kunstenaars, componisten, regisseurs en andere publieke figuren,
waarmee er verbanden gelegd worden naar de omringende wereld. De vorm van geluid is het verslag van een
menselijke zoektocht, die met tinnitus als aanleiding een aangrijpende maar
inspirerende route volgt, waar levenslust, gretigheid en vooral schrijfplezier
uit spreken. Met zinnen vol zijpaden die met vaart doorgaan, en nergens de
bocht uit vliegen. Die stilistische lenigheid is adembenemend.
De fascinatie van de
ik-figuur voor geluiden doet ergens denken aan de behendige chauffeur Baby uit
de speelfilm Baby Driver. Baby neemt
geluidsfragmenten en flarden van gesprekken op met een cassetterecorder, en
bouwt zo een verzameling geluidscassettes op, waar hij samples uit gebruikt om
eigen beats te maken. Zo lijkt ook Verwijmeren te werk te zijn gegaan. Hij
vormde samples uit de werkelijkheid om tot roman. Zijn hoofdpersoon ging er als
tiener ook letterlijk met cassetterecorder op uit om geluiden te vangen. En
zoals de film strak gestileerd is aan de hand van muziek, zo heeft Verwijmeren
zijn roman gevormd rondom een skelet van geluid en klank. Met als bonus een
Spotify-playlist met de muziek die in de roman opduikt. Zo dringen klanken uit het
boek ook letterlijk de oren van de lezer binnen. Lezen is luisteren.
De vorm van geluid is een prachtige roman. Kees ’t Hart zou ik
aanbevelen de sticker te negeren, en in plaats van gepaste afstand te bewaren
er vol in te duiken. En als ik uitgever of boekhandelaar was zou ik de huidige
stickers eraf peuteren en vervangen door een andere: ‘Werkbeurs Letterenfonds
voor talentvol debutant’. Als welverdiende aanbeveling voor de literaire
kwaliteiten.
Gregor Verwijmeren: De vorm van geluid, Van
Oorschot, Amsterdam 2018. 249 p. ISBN 9789028282216. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan