Fuga in woord en beeld
Majestueuze klanken golven door
de ruimte. Naar een orgelconcert luisterend in een vaal verlichte kloosterkerk,
denk ik aan De andere naam. Septologie I-II, de zopas vertaalde roman
van de Noorse schrijver Jon Fosse (1959).
Terugkerende tonen vermengen zich
met het onaardse licht en de repetitieve bewoordingen in Fosses werk. Beelden
komen tevoorschijn, krijgen contouren, verveelvoudigen zich. Het orgelspel
eindigt in een volstrekt harmonieuze stilte. Woorden, beelden, klanken vallen
op hun plaats na een bovenzinnelijke, bijna religieuze ervaring. Beoogde Fosse
een dergelijke ervaring met De andere naam?
Het boek bevat de eerste twee
delen van een 'Septologie'. Andermaal roept Fosse met minimalistische,
ritmische, repetitieve taal een schizofrene persoonlijkheid op – hij deed dat
eerder al in Melancholie
I, vorig jaar in vertaling verschenen. Andermaal werpt Fosse de
lezer in een langgerekte bewustzijnsstroom (in de tekst staat niet één punt).
Andermaal betreft het een vertwijfelde, deze keer diep religieuze kunstenaar.
Waar in Melancholie I beklemming en duisternis overheersen, gloort in De
andere naam breekbaar licht, dankzij een sterk geloof.
Als geen ander verwoordt en
verbeeldt Fosse het diepste duister en laat het vervolgens oplichten. De
kunstenaar Asle is een eenvoudig man van weinig woorden. Fosse brengt een
handvol eenvoudige woorden aan op zijn palet, begint te schilderen, toets na
toets, voegt ritme toe. Tinten laat hij variëren, geluid dempt hij. De
herhaling hypnotiseert. Net als luisteren naar Bach of
Glass is De andere naam lezen een meditatieve bezigheid.
In zijn oude huis
ziet de kunstenaar Asle zichzelf, kijkend naar een schilderij waarop twee
strepen – een lila, een bruin – elkaar in het midden kruisen. Hij vraagt zich
af of het schilderij af is, of het wel een schilderij is. Hij dooft het licht,
blijft kijken. Waar de lila streep en de bruine streep elkaar kruisen is een
kleur ontstaan die licht uitstraalt.
In de naburige stad Bjørgvin (een
andere naam voor Bergen) ligt een man op bed. Hij lijkt als twee druppels water
op de kunstenaar, draagt dezelfde naam. Ook hij is een kunstenaar. Hij trilt
over zijn hele lijf, overweegt zelfmoord. Hij is klaar: alles is opgeruimd,
zijn schilderijen staan tegen elkaar aan, tegen de muur. Hij wil de zee in
lopen. De ene Asle ziet de andere Asle liggen op de bank, trillend over zijn
hele lijf. Als hij de zee in wil lopen, kan hij dat doen: Asle kan Asle dat
niet verhinderen.
Een tijd geleden stierf Ales, de vrouw van de kunstenaar. Ook zij
schilderde, maakte iconen. Asle was aan de drank, omzeggens nooit meer nuchter.
Om te schilderen moest hij nuchter zijn. Ales hielp hem van de drank af, toen
ging ze dood. Ze zijn kinderloos gebleven. De vrouw van de andere Asle, liggend
op de bank, verliet hem lang geleden; hun kinderen nam ze mee. Hij raakte aan
de drank, ligt nu te trillen.
Het beeld van Ales op de schommel, Asle op de bank, allebei
onbeweeglijk, 'alsof ze deel uitmaken van een schilderij: een schilderij dat
Asle zou kunnen maken. Zij draagt een lila rok, hij een bruine schoudertas; zij
begint te schommelen, hij staat op, gaat achter haar staan, duwt haar; ze
kruisen elkaar, worden één. Dat beeld zal nooit meer verdwijnen. De kunstenaar
herinnert zich het eerste olieverfschilderij dat hij zag. Het stelde Jezus
voor, over het water lopend. De kleuren fascineerden Asle; ook dat beeld zou
nooit verdwijnen. Rond zijn twaalfde begon hij zelf te schilderen. Ingeprente
beelden schildert hij van zich af, in een poging de angst en het verdriet te
beheersen. Hij bidt meermaals per dag. Herhaling voorkomt dat de angst hem
verlamt.
Asle
vraagt zich af waarom hij zijn naamgenoot in Bjørgvin niet opzocht. Was hij te
laf? Kon hij zijn pijn niet met hem delen? Asles buurman Åsleik vraagt of hij
voor de kerstdagen mee wil naar zijn zus. Åsleik gelooft niet in God. Asle
probeert hem God uit te leggen: 'God is een paradox', God is ja en nee, goed en
kwaad, 'als twee lijnen die elkaar kruisen'. Naar goede gewoonte zal hij Åsleik
ook dit jaar een schilderij laten uitkiezen, als kerstcadeau voor zijn zus.
Misschien kiest Åsleik dit jaar wel voor het schilderij met het kruis.
'Andreaskruis' noemt Åsleik met nadruk het doek met de twee diagonale strepen.
Een andreaskruis is een kruis dat schuin staat. Andreas was een apostel. Hij
koos voor de lange lijdensweg en werd op het schuine kruis genageld.
Åsleik staat in de
deuropening van Asles oude huis. Licht omkranst hem, 'waarschijnlijk zijn
engel'. Dat beeld moet geschilderd worden, anders raakt Asle het niet meer
kwijt. Om licht in het schilderij te laten komen, moet de kunstenaar in
zichzelf keren en zich dan 'weer naar buiten wenden het schilderij binnen'. De
stille uren dat hij daar zit, in zichzelf gekeerd in het lege niets te staren,
veranderen op zijn schilderijen in licht. Asle schildert datgene wat niet
gezegd kan worden, maar wat misschien, of bijna, gezien kan worden.
Asle zal bij de
andere Asle langsgaan, want het gaat niet goed met hem: hij trilt voortdurend.
Het begint te sneeuwen. Onderweg naar de stad ziet Asle het koppel dat hij
eerder zag schommelen in de sneeuw liggen. Asle en Ales: twee engelen.
Asle drinkt. Het
trillen houdt op. In Bjørgvin gaat hij de straat op. Het sneeuwt. Hij kukelt
om, blijft liggen. De andere Asle vindt hem net op tijd, bijna doodgevroren,
brengt hem naar de dokterspost. Hij ontfermt zich over Asles hond Brage. In de
avondlijke duisternis waadt Asle met Brage in zijn armen door de sneeuw naar de
herberg. Hij raakt de weg kwijt. Geen mens te bekennen. Het lijkt wel een
pelgrimstocht. Na lange tijd kruist een vrouw zijn pad. Hij zag haar eerder in
de kroeg. Zij beweert hem te kennen, wenkt hem, probeert hem te verleiden. Wie
is zij?
Tijdens zijn tocht torst Asle in gedachten zijn kruis. Het wordt almaar
zwaarder. Telkens keert hij terug naar de twee strepen die elkaar kruisen,
blijft zich afvragen wat ze betekenen. Hij kan zich de dingen niet zo goed
herinneren, haalt voortdurend namen door elkaar.
De andere naam eindigt
met een lang gebed.
Fosses spirituele roman gaat voorbij aan taal, vorm,
esthetiek, en richt zich naar abstracte symboliek, een oeridee, een archetype.
De tekst is cirkelvormig, woorden schommelen heen en weer, deinen als eb en
vloed. In minieme variaties overschildert Fosse woorden met bijna identieke
woorden. Hij schildert traag, laag na laag, steeds donkerder, tot er licht
ontstaat.
De roman staat vol verwijzingen naar de oorsprong van het christendom, de
symboliek van het kruis, de confrontatie met de dood, het goddelijke in de
mens, het immere zoeken naar licht in de duisternis.
Overgave
is een voorwaarde om De andere naam naar waarde te kunnen schatten:
overgave aan de trage cadans, de repetitieve bewoordingen, het bovenzinnelijke.
Marianne Molenaar beweegt in haar vertaling vloeiend mee met Fosses cadans, wat
het hypnotische effect ten goede komt. Al te veel weerstand kan je de toegang
ontzeggen tot een sublieme leeservaring.
Iconische beelden komen
tevoorschijn, zo krachtig dat ze je niet meer loslaten: Asle op zijn avondlijke
tocht door Bjørgvin met de hond Brage in zijn armen; de andere Asle, liggend op
de bank, trillend over zijn hele lijf; Åsleik in de deuropening van het oude
huis, omkranst door licht; de afdrukken van Asle en Ales in de sneeuw, als twee
engelen. Fosse schreef, schilderde, componeerde (kiest u zelf maar) andermaal
een magistraal kunstwerk.
Jon Fosse: De andere naam. Septologie I-II, Uitgeverij
Oevers, Zaandam 2019, 360 p. Vertaling van Det andre namnet – Septologien I-II
door Marianne Molenaar. ISBN 9789492068316. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan