Vertaald proza

BOEKEN NR. 11, DECEMBER 2019

Jon Fosse: De andere naam. Septologie I-II

door Elisabeth Francet

Fuga in woord en beeld
 
Majestueuze klanken golven door de ruimte. Naar een orgelconcert luisterend in een vaal verlichte kloosterkerk, denk ik aan De andere naam. Septologie I-II, de zopas vertaalde roman van de Noorse schrijver Jon Fosse (1959). Terugkerende tonen vermengen zich met het onaardse licht en de repetitieve bewoordingen in Fosses werk. Beelden komen tevoorschijn, krijgen contouren, verveelvoudigen zich. Het orgelspel eindigt in een volstrekt harmonieuze stilte. Woorden, beelden, klanken vallen op hun plaats na een bovenzinnelijke, bijna religieuze ervaring. Beoogde Fosse een dergelijke ervaring met De andere naam?
 
Het boek bevat de eerste twee delen van een 'Septologie'. Andermaal roept Fosse met minimalistische, ritmische, repetitieve taal een schizofrene persoonlijkheid op – hij deed dat eerder al in Melancholie I, vorig jaar in vertaling verschenen. Andermaal werpt Fosse de lezer in een langgerekte bewustzijnsstroom (in de tekst staat niet één punt). Andermaal betreft het een vertwijfelde, deze keer diep religieuze kunstenaar. Waar in Melancholie I beklemming en duisternis overheersen, gloort in De andere naam breekbaar licht, dankzij een sterk geloof.
 
Als geen ander verwoordt en verbeeldt Fosse het diepste duister en laat het vervolgens oplichten. De kunstenaar Asle is een eenvoudig man van weinig woorden. Fosse brengt een handvol eenvoudige woorden aan op zijn palet, begint te schilderen, toets na toets, voegt ritme toe. Tinten laat hij variëren, geluid dempt hij. De herhaling hypnotiseert. Net als luisteren naar Bach of Glass is De andere naam lezen een meditatieve bezigheid.
 
In zijn oude huis ziet de kunstenaar Asle zichzelf, kijkend naar een schilderij waarop twee strepen –  een lila, een bruin –  elkaar in het midden kruisen. Hij vraagt zich af of het schilderij af is, of het wel een schilderij is. Hij dooft het licht, blijft kijken. Waar de lila streep en de bruine streep elkaar kruisen is een kleur ontstaan die licht uitstraalt.
 
In de naburige stad Bjørgvin (een andere naam voor Bergen) ligt een man op bed. Hij lijkt als twee druppels water op de kunstenaar, draagt dezelfde naam. Ook hij is een kunstenaar. Hij trilt over zijn hele lijf, overweegt zelfmoord. Hij is klaar: alles is opgeruimd, zijn schilderijen staan tegen elkaar aan, tegen de muur. Hij wil de zee in lopen. De ene Asle ziet de andere Asle liggen op de bank, trillend over zijn hele lijf. Als hij de zee in wil lopen, kan hij dat doen: Asle kan Asle dat niet verhinderen.
 
Een tijd geleden stierf Ales, de vrouw van de kunstenaar. Ook zij schilderde, maakte iconen. Asle was aan de drank, omzeggens nooit meer nuchter. Om te schilderen moest hij nuchter zijn. Ales hielp hem van de drank af, toen ging ze dood. Ze zijn kinderloos gebleven. De vrouw van de andere Asle, liggend op de bank, verliet hem lang geleden; hun kinderen nam ze mee. Hij raakte aan de drank, ligt nu te trillen.
 
Het beeld van Ales op de schommel, Asle op de bank, allebei onbeweeglijk, 'alsof ze deel uitmaken van een schilderij: een schilderij dat Asle zou kunnen maken. Zij draagt een lila rok, hij een bruine schoudertas; zij begint te schommelen, hij staat op, gaat achter haar staan, duwt haar; ze kruisen elkaar, worden één. Dat beeld zal nooit meer verdwijnen. De kunstenaar herinnert zich het eerste olieverfschilderij dat hij zag. Het stelde Jezus voor, over het water lopend. De kleuren fascineerden Asle; ook dat beeld zou nooit verdwijnen. Rond zijn twaalfde begon hij zelf te schilderen. Ingeprente beelden schildert hij van zich af, in een poging de angst en het verdriet te beheersen. Hij bidt meermaals per dag. Herhaling voorkomt dat de angst hem verlamt.
 
Asle vraagt zich af waarom hij zijn naamgenoot in Bjørgvin niet opzocht. Was hij te laf? Kon hij zijn pijn niet met hem delen? Asles buurman Åsleik vraagt of hij voor de kerstdagen mee wil naar zijn zus. Åsleik gelooft niet in God. Asle probeert hem God uit te leggen: 'God is een paradox', God is ja en nee, goed en kwaad, 'als twee lijnen die elkaar kruisen'. Naar goede gewoonte zal hij Åsleik ook dit jaar een schilderij laten uitkiezen, als kerstcadeau voor zijn zus. Misschien kiest Åsleik dit jaar wel voor het schilderij met het kruis. 'Andreaskruis' noemt Åsleik met nadruk het doek met de twee diagonale strepen. Een andreaskruis is een kruis dat schuin staat. Andreas was een apostel. Hij koos voor de lange lijdensweg en werd op het schuine kruis genageld.
 
Åsleik staat in de deuropening van Asles oude huis. Licht omkranst hem, 'waarschijnlijk zijn engel'. Dat beeld moet geschilderd worden, anders raakt Asle het niet meer kwijt. Om licht in het schilderij te laten komen, moet de kunstenaar in zichzelf keren en zich dan 'weer naar buiten wenden het schilderij binnen'. De stille uren dat hij daar zit, in zichzelf gekeerd in het lege niets te staren, veranderen op zijn schilderijen in licht. Asle schildert datgene wat niet gezegd kan worden, maar wat misschien, of bijna, gezien kan worden.
 
Asle zal bij de andere Asle langsgaan, want het gaat niet goed met hem: hij trilt voortdurend. Het begint te sneeuwen. Onderweg naar de stad ziet Asle het koppel dat hij eerder zag schommelen in de sneeuw liggen. Asle en Ales: twee engelen.
 
Asle drinkt. Het trillen houdt op. In Bjørgvin gaat hij de straat op. Het sneeuwt. Hij kukelt om, blijft liggen. De andere Asle vindt hem net op tijd, bijna doodgevroren, brengt hem naar de dokterspost. Hij ontfermt zich over Asles hond Brage. In de avondlijke duisternis waadt Asle met Brage in zijn armen door de sneeuw naar de herberg. Hij raakt de weg kwijt. Geen mens te bekennen. Het lijkt wel een pelgrimstocht. Na lange tijd kruist een vrouw zijn pad. Hij zag haar eerder in de kroeg. Zij beweert hem te kennen, wenkt hem, probeert hem te verleiden. Wie is zij?
 
Tijdens zijn tocht torst Asle in gedachten zijn kruis. Het wordt almaar zwaarder. Telkens keert hij terug naar de twee strepen die elkaar kruisen, blijft zich afvragen wat ze betekenen. Hij kan zich de dingen niet zo goed herinneren, haalt voortdurend namen door elkaar.
 
De andere naam eindigt met een lang gebed.
 
Fosses spirituele roman gaat voorbij aan taal, vorm, esthetiek, en richt zich naar abstracte symboliek, een oeridee, een archetype. De tekst is cirkelvormig, woorden schommelen heen en weer, deinen als eb en vloed. In minieme variaties overschildert Fosse woorden met bijna identieke woorden. Hij schildert traag, laag na laag, steeds donkerder, tot er licht ontstaat.
  
De roman staat vol verwijzingen naar de oorsprong van het christendom, de symboliek van het kruis, de confrontatie met de dood, het goddelijke in de mens, het immere zoeken naar licht in de duisternis.
 
Overgave is een voorwaarde om De andere naam naar waarde te kunnen schatten: overgave aan de trage cadans, de repetitieve bewoordingen, het bovenzinnelijke. Marianne Molenaar beweegt in haar vertaling vloeiend mee met Fosses cadans, wat het hypnotische effect ten goede komt. Al te veel weerstand kan je de toegang ontzeggen tot een sublieme leeservaring.
 
Iconische beelden komen tevoorschijn, zo krachtig dat ze je niet meer loslaten: Asle op zijn avondlijke tocht door Bjørgvin met de hond Brage in zijn armen; de andere Asle, liggend op de bank, trillend over zijn hele lijf; Åsleik in de deuropening van het oude huis, omkranst door licht; de afdrukken van Asle en Ales in de sneeuw, als twee engelen. Fosse schreef, schilderde, componeerde (kiest u zelf maar) andermaal een magistraal kunstwerk.
 
Jon Fosse: De andere naam. Septologie I-II, Uitgeverij Oevers, Zaandam 2019, 360 p. Vertaling van Det andre namnet – Septologien I-II door Marianne Molenaar. ISBN 9789492068316. Distributie Elkedag Boeken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri