Altijd al had het werk van Dimitri Verhulst iets
autobiografisch. Hij stak niet onder stoelen of banken dat hij voor De helaasheid der dingen uit zijn jeugd putte,
en in Kaddisj voor een kut gebruikte hij
zijn eigen ervaringen als instellingskind. Ook andere boeken die minder
rechtstreeks naar zijn leven verwijzen, zijn in wezen biografische verhalen: Mevrouw Verona daalt de heuvel af was de
verbeelding de grote liefde die hij in de Ardennen gevonden had, De laatkomer ging over iemand die uit
zijn relatie stapt om bij zijn grote liefde te zijn (wat Verhulst ook overkwam
rond die tijd) en De pruimenpluk vertelde over zijn
Zweedse liefdesavontuur, dat ondertussen alweer afgelopen is. Het was wachten
op een écht egodocument, zeker als je weet dat een van Verhulsts grote
voorbeelden Jeroen Brouwers is, die in dat genre prachtige titels op zijn naam
heeft staan.
Met
Onze verslaggever in de leegte.
Ongedateerde dagboeken levert Verhulst klaarblijkelijk zo’n egodocument:
een mengeling van briefpassages en dagboekachtige aantekeningen. Op de cover prijkt
het silhouet van de schrijver, sigaret in de mond, die naar buiten staart. En
ook de ik-figuur die aan het woord is, vertoont zeer veel gelijkenissen met
Dimitri Verhulst: auteur, verstokt roker, een verleden in Zweden en nog zo wat
details die je herkent. Tegelijk is het haast niet te geloven dat de
zelfdestructieve, aan alcohol en drugs verslaafde, zwartgallige en voortdurend
met de dood koketterende ik volledig samenvalt met Verhulst. De uitgeverij
prijst het boek aan als ‘een pijnlijk eerlijk boek […] dat ons een schrijver
laat zien zoals hij niet gezien wil worden.’ Laat mij toe daar toch enige
twijfel bij te hebben.
Misschien is de sleutelpassage van het hele boek wel deze,
wanneer hij over het genre opmerkt:
‘Pianisten spelen de 51 Übungen für Klavier van Johannes
Brahms om de vingers soepel te houden. Ze onderhouden hun toonladders,
dagelijks, anders wordt het echte werk uiteindelijk ook niets. Schrijvers
hebben daarom misschien dagboeken. […] Stretchoefeningen. Ik geloof ze niet.
Zoals ik zelden brieven van schrijvers geloofd. Het zijn aanstellerijen. Het is
louter ruksel. Deze heren (vaker dan dames) schrijven geen brieven naar iemand;
ze kledderen een brievenboek bij elkaar, en dat voel je.’
Als je hier niet overheen leest,
dan kan je niet anders dan het hele boek te begrijpen als een parodie en een
stijloefening (en zijn niet alle romans van Verhulst in wezen stijloefeningen?).
Natuurlijk is het hoofdpersonage uit Onze
verslaggever in de leegte niet Dimitri Verhulst; dit is autofictie, waarin
er weliswaar een grote gelijkenis bestaat tussen de auteur en zijn personage,
en het verhaalde bijzonder authentiek lijkt, maar toch verzonnen is. Dat de
aantekeningen ongedateerd zijn, zoals de ondertitel ook onderstreept, geeft
alvast een eerste knauw aan het zogenaamd oprechte karakter van deze
bekentenissen. Precies een datum verankert een verhaal in de werkelijkheid; dat
hier opgetekende gebeurtenissen niet gedagtekend zijn laat de mogelijkheid open
dat ze – minstens gedeeltelijk – fictief zijn.
Of wat te denken van het verhaal dat hier verteld wordt en
waarvan de ik zegt dat hij zo bang was dat het de media zou bereiken en zijn
imago zou schaden, namelijk de beschuldiging van verkrachting waarmee zijn
Zweedse ex hem voor het gerecht daagde. Is het geloofwaardig dat dit inderdaad
uit de pers bleef? En als je angst hebt voor reputatieschade, waarom vertel je
er dan zelf over? Of wat met de rijkelijk op deze bladzijden rondgestrooide
cocaïne – iemand die zoveel wit poeder door de neus jaagt als de ik-figuur hier
doet, die heeft niet minder dan een probleem. Daarnaast zijn ook de
geadresseerden van de brieven niet echt geloofwaardige figuren: ze worden enkel
met de voornaam aangesproken en het is nooit duidelijk in welke relatie zij tot
de schrijver staan.
Nee, op basis van hier aangehaalde expliciete passage, de tekstuele
signalen en de genoemde overdrijvingen kan ik niet geloven in het hoge
waarheidsgehalte van Onze verslaggever in
de leegte. Het is, net zo goed als de eerder genoemde titels van Verhulst,
een op de autobiografie geïnspireerde, maar geromantiseerde vertelling. Daaruit
doemt het beeld op van een door en door zwarte romanticus. Zo wil Verhulst zichzelf
blijkbaar graag positioneren, als het cliché van de aan drank en andere
verdovende middelen verslaafde en over de wereld mopperende schrijver die
onophoudelijk, maar tevergeefs op zoek is naar de liefde en de dood als ultieme
uitweg overweegt. Dat is natuurlijk imagebuilding,
maar het is ook een prima excuus om het opnieuw over de ondertussen klassieke
Verhulst-thema’s te hebben.
Het maakt het
mogelijk om alweer de allesverzengende liefde te bezingen (deze keer is Tutut
de gelukkige), maar ook een aantal groteske verhalen uit het dagelijkse leven
te vertellen (het bezoek aan Polen of de euthanasie van de hond van Tutut en
haar ex, bijvoorbeeld). Het zijn de zoveelste pareltjes aan Verhulsts kroon als
groot ironicus en meesterlijk verteller. Daarnaast zijn er ook de heerlijke
tirades tegen fenomenen zoals de Zweedse meubelboer ‘Göldwölf’ of de
verkleutering van de literatuur door fenomenen als stadsdichters, dichters des
vaderlands en gedichtendagen – in schimpscheuten en sarcasme hoeft Verhulst
niet onder te doen voor zijn idool, Brouwers, en hij toont zich een al even groot
zwartkijker.
En
natuurlijk is er stilistisch weer veel te genieten, want niet alleen weet hij
over zijn donkerste of meest boosaardige gedachten met zwier en humor te
schrijven, zijn proza is ook alweer opgetuigd met heel wat stijlfiguren,
waarbij naast het bijzondere taaleigen in dit boek vooral het rijm erg opvalt.
Over vrouwen die een vrijgezellenavond vieren, heet het bijvoorbeeld: ‘Folklore
voor toekomstige sloren’ en ‘tuttebellen met decibellen’ of ‘Nog één keer
totaal versletten, voor het langzame verslensen intreedt.’
Op die manier is Onze
verslaggever in de leegte tegelijk een nieuwe en een vertrouwde Verhulst. Nieuw
omdat de schrijver de hier bijeengebrachte kortverhalen voor het eerst
uitdrukkelijk als autobiografisch presenteert en zichzelf zo nadrukkelijk
portretteert; vertrouwd omdat hij niet afwijkt van zijn gekende thematiek en
stijl, en opnieuw heel wat leesplezier verschaft.
Dimitri Verhulst: Onze verslaggever in de leegte.
Ongedateerde dagboeken. Pluim, Amsterdam 2020, 168 p. ISBN 9789083045917
deze pagina printen of opslaan