Aan
Jan van Eyck en zijn beroemde schilderij De
Maagd van Autun is blijkens de bibliografie die Paul Claes opneemt aan het
slot van zijn ultrakorte verhaal De
kamerheer en de kanselier al heel wat onderzoek gewijd. Het meesterwerk,
ook gekend als de Rolin-Madonna, wordt door Paul Claes binnen de context van de
ontstaansgeschiedenis ervan minutieus ontleed. En wat van de meester-speurneus
binnen onze letteren verwacht mocht worden, wordt hier ook weer waargemaakt:
hij slaagt erin onvermoede aspecten bloot te leggen die het werk in een nieuw
daglicht stellen.
Boeiend aan zijn invalshoek is vooreerst dat hij van zijn analyse van het
werk een verhaal maakt, met dialogen tussen de protagonisten en met
psychologische beschouwingen die de schilder en zijn opdrachtgever in het volle
daglicht stellen. Zo bv. deze bedenking waar het Van Eyck betreft: ‘Hij had de
opdracht uit ijdelheid aanvaard, nu moest hij haar uit plichtsbesef
volbrengen.’ En met een subtiele verwijzing naar De Heilige Maagd met kanunnik Van der Paele, dat andere meesterwerk
van Jan van Eyck, deze eis die kanselier Rolin stelt: ‘Ik wil er niet uitzien
als een afgeleefde kanunnik: voor mij geen groeven, geen rimpels en vooral geen
grijze haren.’
Bijzonder boeiend wordt het
wanneer Claes de symboliek binnen het schilderij ontleedt: Van Eyck heeft als
‘pictor doctus’ overduidelijk niets aan het toeval overgelaten. En de manier
waarop Van Eyck zelf een plaats komt opeisen in de afbeelding als de man met de
rode kaproen en zijn werk heeft gesigneerd onder de vorm van een beeldraadsel,
laat de toeschouwer van de 21ste eeuw (weer) met andere ogen naar dit unieke
Van Eyck-meesterwerk kijken.
Paul Claes: De kamerheer en de kanselier, Compagnie Paul
Verrept, 2020, 31 p. ISBN 9789075995145. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan