Groot is de verleiding J.M. Coetzees Portret van een jongeman te lezen als een (soort) vervolg op zijn Jongensjaren, scènes uit de provincie, waarin hij op een voor zijn doen erg openhartige manier over zijn kindertijd schreef. In het eerste hoofdstuk al licht Coetzee een vermoedelijke tip van de sluier: 'De vraag wat zijn dagboek in mag en wat voor altijd verhuld moet blijven raakt de kern van alles wat hij schrijft.' De jongeman in kwestie heet wel John, zijn ouders leefden in Worcester, in de roman wordt, net als in Jongensjaren, een welbepaalde periode uit zijn leven beschreven. Dit keer staat de geestelijke en psychische ontwikkeling centraal die een jongeman doormaakt tussen zijn negentien en zijn tweeëntwintig. Als je weet dat Coetzee geboren is in 1940, dan lijken enkele data in de roman ook effectief te kloppen. Hoe relevant de vraag naar het al of niet autobiografische karakter tot op zekere hoogte mag zijn, Portret van een jongeman is meer dan een doorsnede van een leven. Veeleer is het een nieuw en intrigerend statement van een auteur, die van de paradox het alles overheersende thema van zijn werk heeft gemaakt. John studeert wiskunde aan de universiteit in Kaapstad, waar hij, mede dankzij de klusjes die hij her en der aanvaardt, financieel weet rond te komen. De eenzelvige jongeman ('hij bewijst iets: dat ieder mens een eiland is; dat je geen ouders nodig hebt') droomt er diep in zijn binnenste van ooit een gevierd dichter te worden, het herscheppende vuur van de kunst te beleven. Of hoe wetenschap en kunst in een en dezelfde persoon verenigd worden. Na het behalen van zijn universitaire graad trekt John naar Engeland. Ook hier blijft de tweespalt voorop staan. Er is aan de ene kant zijn job bij IBM-computers, later bij het concurrerende bedrijf Atlas, daarnaast zijn zoektocht naar de literatuur. Hij leest poëzie (proza noemt hij op zeker moment 'een tweede keus, het toevluchtsoord voor mislukte creatieve geesten'), wendt zich later gaandeweg meer tot romanschrijvers (Henry James en Ezra Pound komen hier nadrukkelijk op de voorgrond), maar wordt uiteindelijk met de neus op de feiten gedrukt: hij voelt zich, op 24-jarige leeftijd, mislukt als dichter en mislukt als minnaar. Engeland heeft hem niet kunnen bieden wat hij zocht, 'het afdalen in de diepten'. De enige vorm van troost daarbij, zij het dat die ook onmiddellijk wordt doorprikt als 'verachtelijke spitsvondigheid', is het besef dat 'de kunstenaar alles moet ervaren, van het edelste tot het laagste.' Als een geografische variant van deze spanning waaraan John tussen zijn negentien en vierentwintig dreigt ten onder te gaan, ontwikkelt Coetzee in zijn ontwerp van een portret de tegenstelling tussen Zuid-Afrika en Engeland. Het is het Zuid-Afrika van Sharpeville, van de woelige jaren zestig, het land van schaamte dat John wil ontvluchten om dan tot het besef te komen dat zijn geboorteland als een molensteen om zijn hals hangt, 'een wond in zijn binnenste' is en blijft. Afdalen naar de diepten betekent hier: de ogen weigeren te sluiten voor het feit dat 'de onmetelijke achterwaartse diepte van de geschiedenis schalt van de woedende kreten.' Ook op dit betekenisniveau is Portret van een jongeman een roman die blijvend intrigeert.
J.M. Coetzee: Portret van een jongeman, Cosee, Amsterdam, 2002, 208 p. ISBN 9789059360020. Vertaling van Youth door Peter Bergsma. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan