In The Lives of Animals (1999 - Dierenleven) voerde J.M. Coetzee voor het eerst de figuur van Elisabeth Costello als zijn alter ego ten tonele. Nu staat haar naam als titel boven zijn nieuwe boek. Aan de commotie die Dierenleven verwekte bij verschijnen, wordt hier in de tekst over 'Het probleem van het kwaad' nog eens duidelijk gerefereerd als "een lezing waarover ze werd aangevallen in de kolommen van 'Commentary' (het kleineren van de holocaust, luidde de aanklacht) en die werd verdedigd door mensen wier steun haar over het algemeen in verlegenheid brengt: verkapte antisemieten en sentimentele dierenbeschermers". Coetzee brengt in Elisabeth Costello zes teksten en een afsluitende brief bijeen, die voor hem als auteur een soort positiebepaling moeten inhouden. De Elisabeth Costello uit de teksten is een gevierde en daarom over de hele wereld gevraagde en gelauwerde Australische schrijfster, die bekendheid verwierf met de roman The house on Eccles Street, waarin de hoofdpersoon Marion Bloom is, de vrouw van Leopold Bloom, het hoofdpersonage uit Ulysses van James Joyce. We volgen Costello op haar (literaire) omzwervingen over heel de wereld: nu eens bevindt ze zich in New York, dan op een cruiseschip waar ze de vakantiegangers literair moet onderhouden en ze zo een beetje cultuur bijbrengen; een ander verhaal brengt het relaas van het bezoek dat de schrijfster brengt aan haar zus die zich in Zuid-Afrika het lot van zieken en stervenden aantrekt, en in Amsterdam houdt ze een lezing over het reeds geciteerde probleem van het kwaad. Welk kader Coetzee ook kiest voor zijn teksten (echte verhalen zijn het niet, eerder essayistische -- in de echte betekenis van het woord: pogingen) het zijn momenten van stilstand, van bezinning van een auteur die sinds Disgrace van hot naar her wordt gesleurd en over alles en nog wat zijn mening moet verkondigen. Zonder ook maar de minste zweem van gelijkhebberigheid, veeleer aarzelend zijn onderwerp aftastend, schrijft Coetzee bij monde van Elisabeth Costello over het schrijven. Over de roman bv. die 'net als de geschiedenis een exercitie is in het aanbrengen van samenhang in het verleden. Net als bij geschiedenis wordt nagegaan wat de afzonderlijke bijdragen van karakter en omstandigheden zijn in de vorming van het heden'. En als Elisabeth haar zus-verpleegster ontmoet, zegt deze laatste: "Ik hoef er geen romans op na te slaan om te weten tot welke kleinzieligheid, welke laaghartigheid en welke wreedheid mensen in staat zijn". Ook morele implicaties van het schrijven gaat Coetzee niet uit de weg: kan het dat een auteur die het kwaad beschrijft het kwaad ook daadwerkelijk oproept bij zijn lezers? Coetzee formuleert geen dwingende stellingen, net als hij het voor zichzelf doet, wil hij de lezer uitnodigen stil te staan bij de diepere drijfveren van de auteur en uiteindelijk bij het bestaansrecht van de literatuur. Heel nadrukkelijk komt dit laatste gegeven aan bod in de slottekst 'Aan de poort'. Elisabeth Costello bevindt zich in een niet bij name genoemd dorpje, waar ze een ('de') grens moet oversteken, die tussen leven en dood. Vooraleer zij het andere land mag betreden, door de poort mag stappen dus, moet zij voor een commissie verschijnen en verantwoording afleggen over haar leven, zeg maar het schrijven. 'Ik ben secretaresse van het onzichtbare', legt Coetzee haar in de mond, 'dat is mijn roeping: opschrijven wat gedicteerd wordt'. Met allusies op de Waarheids- en Verzoeningscommissie getuigt Coetzee/Costello van haar 'geloof'. In een uniek mooi allegorisch verhaal vertelt zij van de duizenden kikkers die zich tegen de hitte in de modder van de Dulgannon-rivier ingraven om op het moment dat de regens er aankomen, weer uit de (schijnbare) dood op te staan. Costello zegt hierover: 'Ik geloof in die kikkertjes. [...] het is vanwege hun onverschilligheid voor mij dat ik in ze geloof. [...] Omdat ze bestaan'. Helemaal aan het slot van het boek staat een geheimzinnige brief van een zekere Elisabeth, Lady Chandos (getekend: Elisabeth C. -- de verleiding is dus groot om ook hier Elisabeth Costello te lezen), die dateert uit 1603 en gericht is aan Francis Bacon en waarmee Coetzee een boog over de tijd heen lijkt te spannen. Onderwerp is de relatie tussen allegorie en waarneming. Of: het eeuwige strijdtoneel van de literatuur. J.M. Coetzee bewijst hier hoe veelzijdig en diepgravend zijn schrijven is.
J.M. Coetzee: Elisabeth Costello, Cossee, Amsterdam, 2003, 2017 p. ISBN 90-5936-026-5. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan